Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

BALI EN DE ZENDING.
Men weet, dat in den laatsten tijd de kwestie aan de orde is, of de Indische Regeering op grond van Art. 177 der Indische Staatsregeling aan de Christelijke Zending verbieden mag haar werkzaamheden op 't eiland Bali te beginnen, om oorzake, dat de cultuur en de heidensche godsdienst (het Hindoeïsme) daar ongeschonden moet blijven. Men geeft dan van die „eigene" cultuur zóó hoog op, dat het onverantwoordelijk zou wezen, als de Christelijke Zending het daar kwam „bederven" en de gelukkige Balineezen door de christelijke godsdienst ongelukkig zou komen maken. Dat is niet alleen een kwestie voor ons en voor onze Nederlandsche Zending, maar dit is een kwestie van internationale beteekenis. Want het geldt hier in 't algemeen de vraag : is het christendom een zegen of een vloek voor een heidensch volk ? Alsook : is de Christelijke Kerk geroepen en gerechtigd aan alle creaturen het Evangelie te brengen of zijn er volkeren en landen, waar het Christendom als contrabande moet worden beschouwd ?
Men voelt dat is niet alleen een Nederlandsche kwestie, maar een zaak, die heel de Christenheid van alle landen en alle werelddeelen aangaat, waarbij voor de algemeene Christelijke Kerk van alle wereldstreken het antwoord op deze vragen niet moeilijk is. Want de Christelijike Kerk van alle taal en volk belijdt, dat het Evangelie alom gepredikt moet worden, opdat alom de volkeren zullen gemaakt mogen worden tot leerlingen van Jezus Christus en door het geloof en den doop in de Kerk van Christus zullen worden ingelijfd. Buiten Christus is geen weg tot zaligheid. En elke cultuur, elke godsdienst die vreemd is aan het Evangelie van Jezus Christus is te beschouwen als arm, missende het ééne noodige, voor tijd en eeuwigheid.
Nu trekt de kwestie: of het Nederlandsche Gouvernement (die de Christelijke Zending op 't eiland Bali tot nu toe verboden heeft) het recht zou hebben om het eiland Bali tot Hindoe-reservaat te maken, dan wel of het aan die Balineezen, die den wensch kenbaar maken om het Christendom te leeren kennen, daartoe de gelegenheid moet laten, ook in buitenlandsche zendingskringen de aandacht; wat o.a. blijkt uit een artikel van prof. Amry Vandenbosch, een Amerikaan van Nederlandsche origine, in het meest verbreide Zendingstijdschrift „The International Review of Missions". Deze schrijver van naam — die enkele jaren geleden een standaardwerk schreef over het bestuur van Ned. O.-Indië en ook zelf Bali heeft bezocht — noemt allerlei redenen, op grond waarvan sommigen bezwaar maken tegen de toelating van Zending op Bali. Er zijn er, die een opportunistisch standpunt innemen, anderen redeneeren meer principieel; weer anderen zijn vijandig tegen eiken vorm van Christelijke Zending.
Hiertegenover worden dan door prof. Vandenbosch, hoogleeraar aan de Universiteit van Kentucky, de argumenten van de voorstanders der Zending gesteld, waarmede de schrijver, die met tal van leidende Zendingsmannen contact heeft, het hartelijk eens is.
Hij is van meening, dat Christendom en Hindoe-cultuur kwalitatief en kwantitatief van elkander verschillen en dat de Balineezen niet het Christendom kunnen aanvaarden zonder de Hindoe-cultuur te verliezen. Dit proces begint echter niet door toelating van de Zending, maar het is al lang bezig door het binnendringen van Westersche cultuur en invloed. Het binnendringen van het Westen veroorzaakt op Bali als vanzelf een religieus probleem. Daarom is het juist noodig, dat de Zending hierbij hare hulp verleent, maar dan uitgaande van een behoorlijk georganiseerde corporatie.
Het stemt tot dankbaarheid, dat deze voorlichting in dit tijdschrift, dat in de geheele wereld gelezen wordt, op zulk een objectieve wijze is geschied.
Het ware te wenschen, dat in den Indischen Volksraad ten opzichte van deze kwestie een andere strooming mocht komen, waar nu helaas! de meerderheid nog tegen de toelating van de Christelijke Zending op Bali is.
De Indische Regeering mag het eiland Bali niet voor het Hindoeïsme reserveeren en het Christendom aldaar verbieden.

KERK — KERKORDE — TUCHT.
In het boekje : Beginselen van Kerkrecht, te Maassluis als uitgave van den Gereformeerden Bond te verkrijgen a ƒ0.50, hebben we in Hoofdstuk I als volgt, ter inleiding geschreven :
»Darikbaar mag worden vastgesteld, dat er belangstelling is voor godsdienstige vragen en kerkelijke aangelegenheden. Dit bewijst, dat te midden van de spanning en uitzetting van het cultuurleven, waarbij electriciteit en benzine, auto, motor en radio het leven heeft gebracht tot een hoogte en tot een breedte, zooals nooit te voren is gezien, de geestelijke aanleg van den mensch nog niet geheel gedood is en de vraag naar God en Zijn dienst, ook de vraag naar de Kerk, niet geheel kon worden weggewerkt.
Een bewijs weer, dat de mensch is van Gods geslacht. God heeft den mensch de eeuwigheid in het hart gegeven. En dat maakt dat de mensch, ook de gevallen mensch, zich nooit, ook nu niet, van de hoogere dingen geheel kan losmaken en dat het wild pogen, om de religie te negeeren en te vermoorden, tenslotte nooit zal gelukken in zijn verste strekking. De mensch, naar God geschapen, is onrustig en zoekend naar lust; hij zal nooit ruste vinden, dan in het wandelen met God, het leven uit en met lmmanuël, God met ons, Jezus Christus.
Dat doet ook naar de Kerk vragen.
En de Kerk heeft dan te vragen naar Hem, Wiens eigendom de Kerk is; naar Jezus Christus, haar Hoofd en Heere, om onder Zijn regiem te leven en, door Zijn Geest geregeerd, ruste te kennen en ruste te bieden aan rust zoekenden.
Als het Huis des Heeren moet de Kerk daar staan in het midden des volks. De wereld èn de Kerk zijn er. En de Kerk dan voor de wereld als een rusthuis, als een baken in zee, als een vuurtoren, als een veilige haven; als een getrouwe getuige van Hem, die alleen de wijsheid, de waarheid en het leven is ; van Hem, die het licht der wereld is ; van Hem, die Zelf de weg is tot den Vader; die het eeuwige leven heeft en geeft aan een iegelijk, die Hem zoekt en Hem vreest.
De Kerk, die Christus, den historischen Christus, den waren Christus, den Christus der Schriften, den Christus Gods, aan de Vaderen beloofd en in de volheid des tijds ons van God gegeven, niet belijdt, is geen Kerk, of is gevaarlijk ver weg geslagen uit den rechten weg. Dat is een valsche Kerk, of een Kerk die ernstig krank is en zich tot Christus heeft te bekeeren, zal zij niet te gronde gaan.
De Kerk moet te herkennen zijn aan den Geest van Christus, die in haar woont en haar bestuurt en leidt. In Christus' Kerk moet Christus Koning zijn ; en Christus' Woord moet heerschappij over haar hebben, Christus' ordeningen moeten haar sterkte en sieraad wezen. Niet een geest van menschen, niet inzettingen van menschen, niet willekeur, dwingelandij of woest geweld moet in haar wonen om den toon aan te geven of haar in stand te houden.
Alleen Christus stelt haar veilig.
Wil de Kerk dan niet ondergaan door dwaling, niet verloren gaan door willekeur, niet bezwijken door dwingelandij of bruut geweld — dan moet er Eén zijn, die gezag over haar heeft, die haar regeert en leert en leidt. En die Eéne is Christus, haar Hoofd; die Zijn Kerk wil leiden en regeeren door Zijn Geest en Woord. Die haar wil vergaderen, behoeden, beschermen, uitbreiden en bewaren, nooit anders dan door Zijn Geest en Woord.
Onze Gereformeerde Vaderen hebben aanstonds na de uitleiding uit Rome's diensthuis, de vrijgemaakte Kerk van Christus onder de tucht van Zijn Geest en van Zijn Woord gewenscht. Zóó kon zij alleen voor dwaling bewaard, zóó kon zij alleen voor slavenband behoed worden. Want waar de Geest van Christus is, is de ware vrijheid voor de Kerk, die dan niets liever begeert dan te wandelen in de wegen des Heeren. Dan is het: „Spreek, Heere, Uw dienstmaagd hoort". En zingend bidt zij, welgesteld zijnde :
„Heere, maak mij Uwe wegen, Door Uw Woord en Geest bekend; Leer mij, hoe die zijn gelegen En waarheen G' Uw treden wendt".
Bij de Kerk behoort zoo een belijdenis van den Christus.
Bij de Kerk behoort tegelijk een orde van samenleven, met erkentenis van Christus' Koningschap, naar de beginselen van 's Heeren Woord.
Die twee dingen : belijdenis èn Kerkorde, kunnen voor een welgestelde Kerk niet gemist worden en onze Gereformeerde Vaderen hebben aanstonds, na de vrijmaking uit Rome's diensthuis, daar naar gegrepen in het geloof, om voor de na-Reformatorische jaren, maar ook voor latere tijden, de hoofdbeginselen voor beide, belijdenis èn Kerkorde, in het licht te stellen.
Ook in de laatste jaren is de gelukkige vondst van onze Gereformeerde Vaderen weer opnieuw gewaardeerd. Er wordt weer gegrepen naar de oude stukken. Ook omdat ze oud zijn, maar méér omdat ze zoo goed zijn. Omdat ze de grondleggende beginselen voor een goed, gezond kerkelijk leven, naar de opvatting van het Gereformeerd Protestantisme, in zich dragen. En waar velen voelen, dat we in den loop der historie, vooral de laatste eeuw, sinds de dagen van de Revolutie, bedenkelijk zijn afgeweken van den goeden weg, wordt des te vlijtiger nu onderzocht, wat onze Gereformeerde Vaderen in de 16e eeuw hebben geleerd en aan hun kinderen hebben nagelaten, niet, om het dan te copiëeren, maar om het te gebruiken voor dezen tegenwoordigen tijd, die aan het goud der waarheid zoo groote behoefte heeft, nu het klatergoud van den modernen tijd zoo bitter in armoede ons doet voortsukkelen.
Het zij ons vergund, een van de oudste Kerkordeningen en wel het stuk van de Wezelsche Artikelen van 1568, aan onze Ned. Hervormde of Gereformeerde Kerk, zuchtend en schier bezwijkend onder de hooge en zware pyramide van bestuurslichamen, voor te leggen, van meening zijnde, dat, nu willekeur en dwingelandij haar dreigt in den dood te storten, de poorte nog open staat, om te komen tot de vrijheid in Christus, zich willig schikkend naar Zijn Woord, zich nederig voegend naar Zijn bevel«.

FASCISME EN NATIONAAL-SOCIALISME.
Wij hebben deze twee namen maar te noemen, of ieder spitst toch weer de ooren. 't Zijn dingen, die aan de orde van den dag zijn, en ieder spreekt er over. Bij het noemen van het Fascisme denkt men dan aan Italië en Mussolini ; als 't Nationaal-Socialisme wordt genoemd gaan de oogen naar Duitschland en Hitler. In wezen verschilt het niet veel; het laatste is een nadoen van het eerste, en het is beide opgekomen, na den oorlog, ongeveer 10 jaar nu geleden, te midden van de verwarringen die we vinden onder de volkeren en te midden van de crisisellende, die we overal aantreffen.
Wat uitgebuit wordt èn in Italië èn in Duitschland én ook hier in Nederland (als buitenlandsch fabricaat geïmporteerd) is: dat het gebrek aan gezag in Staat en Maatschappij zooveel misstanden heeft in het leven geroepen. En men tracht zieltjes te winnen, door de volksellende en de misstanden van het maatschappelijk leven breed uit te meten, daarbij lakend het slap bewind van de Overheid en het verwarrend werken der politieke partijen. En het geneesmiddel is : het staatsabsolutisme van een dictator, die het volk in al z'n geledingen en organisaties en groepeeringen rechtloos maakt, om alles en allen alleen te gebruiken voor staatsdoeleinden, door den Leider of Dictator bepaald.
In vorm zijn deze verschijnselen natuurlijk nieuw, want elke tijd heeft in zooverre iets bijzonders. Maar in wezen is het een oude kwestie, die we in alle tijden terug vinden : het gaat om Overheid en volk, om Staat en maatschappij, om gezag en vrijheid. Nu eens slaat de evenaar door naar den eenen kant en zegt men : volkssouvereiniteit en geen Overheidsgezag; dan weer zegt men : Staatsabsolutisme en verkrachting van de rechten van het volk. Dan staat de Overheidsmacht, dan weer de democratie met de volkssouvereiniteit op het hoogste punt. Terwijl het gezonde en goede is, dat de Souvereiniteit Gods het hoogste is, de Overheid wordt geëerbiedigd en de rechten van toet volk in het Parlement worden erkend, saam In gehoorzaamheid aan Hem, die onze Koning, Rechter en Wetgever is.
Veel rust is er in deze niet onder de volkeren en door de zonde wordt het juiste evenwicht telkens weer verbroken, waarbij wij in Nederland gelukkig Tran ouds een propageeren van de echte en rechte Christelijke beginselen hebben gehad, onder den invloed van het Gereformeerd Protestantisme. Dan hoorde men van de Souvereiniteit Gods, van de Overheid als dienaresse Gods, van de rechten en vrijheden van het volk, van de souvereiniteit en het eigen recht van de verschillende levenskringen als: huisgezin. Kerk, wetenschap enz. En toch doet de zonde weer telkens de rechten des volks overslaan in revolutie en de macht van de Overheid in tyrannie ; en dan is de ellende — vruchtgevolg van het verlaten van Gods wegen en het schenden van Gods wet — groot!
Tegen dien achtergrond: de worsteling van gezag en vrijheid, moeten we de verschijnselen van Fascisme en Nationaal-Socialisme zien, en in het zieke lichaam van Europa doen zich allerlei complicaties voor, waarbij de kwakzalvers-politiek van Fascist e.a. op reuzen-succes rekent.
De roep is op 't oogenblik om den sterken man, den dictator, den leider — die dan de drager van den volkswil genoemd wordt, terwijl de rechten - van het volk om hals geholpen worden. In Italië b.v. heerscht nu al meer dan tien jaar het Fascisme en Mussolini, de dictator, de drager van den volkswil, is de alléén-gebieder; niemand heeft iets te zeggen ; corporaties of organisaties zijn er niet; of als ze er zijn, worden ze door den allèèn-heerscher ingeschakeld in zijn onbeperkt gezag, om als een schier almachtige dictator allen tot gehoorzaamheid te dwingen. Men heeft hoogstens het recht om te mopperen, maar verder gaat het niet. Br is maar één macht, en dat Is de absolute Staat, de totaal-Staat, die Alles is, terwijl al het andere niets, letterlijk niets is. Die Staat boven alles ! Staatsabsolutisme op 't hoogst! En de dictator, de leider is het één en het al!
Vrije, zelfstandige vakbeweging is er niet; de vakvereenlgingen zijn aan den Staat, den absoluten Staat, den totaal-Staat, onderworpen. Persvrijheid bestaat niet. Ook de jeugdbeweging staat onder Staatsleiding (dwang) met Staatsdeel. Ook het onderwijs, de school, de Kerk moet gehoorzamen aan de Staatsleiding (dwang) ; het zijn alle feitelijk Staatsorganen. Van eenig recht in eigen kring, van souvereiniteit in eigen kring, is geen sprake, omdat het anders, naar 't oordeel van den dictator, niet goed gaat. Men mag er geen eigen beginselen, geen eigen rechten en vrijheden op na houden, want ieder doet het ver­keerd, alleen de dictator, de leider, de absolute Staatsmacht, weet wat goed is voor volk en vaderland ; waarbij van Gods wil geen sprake is, maar waarbij de mythe, het volksverhaal en het volksideaal met de volkstrots, aangeeft in welke richting zich allen moeten bewegen: gezin, school. Kerk, maatschappij, volk, vaderland ! Wat met die mythe niet strookt, wat de volkstrots niet streelt, moet er onherroepelijk uit, zelfs het huwelijk staat onder controle en de Staat zal een wakend oog houden en een bindend bevel geven over het al of niet doen geboren worden van kinderen.
De dictator allèèn weet het. Daarmee is het hoogste en laatste woord gesproken en wie zich tegen de leiding verzet is staatsgevaarlijk en daarmee uit. Er heet wel godsdienstvrijheid te bestaan : in Italië is in 1929 bij concordaat vastgesteld, dat de Roomsche Kerk vrij zou zijn, maar als 't er op aankomt houdt de Fascistische leiding 't hoogste woord en gebiedt, b.v. ook wat het godsdienstonderwijs op de scholen betreft : de Staat, het staatsbelang is en blijft nummer één. En de dictator zegt, hoe de geschiedenis op school moet worden onderwezen, want het moet alles gaan naar het Ideaal van het herstel van Oud-Italië, van Groot-Italië ! En in Duitschland is het onder leiding van Hitler niet minder: de absolute Staat! Het Staatsabsolutisme ten top !
Nu heeft men wel gezegd : de moderne tijd verdraagt geen dictators, duldt de onderdrukking van de vrijheid door leiders niet. Maar het volk heeft blijkbaar zóo lang onder de vrijheid — bandeloosheid en willekeur — geleefd, dat de moderne tijd verlangt naar leiding en men geeft blijkbaar alles met een gerust hart over in de handen van den „sterken man". Dan komt er — zegt men — orde in de
wanorde en uitkomst in den nood. Men roemt momenteel in allerlei zegeningen en men stelt er zich voor de toekomst gouden bergen van voor ! En waarlijk niet alleen in Italië. Want in Duitschland is nu gekomen het Nationaal-Socialisme, dat geestelijk nauw verwant is aan het Fascisme, en ieder zweert bij den leider, zelfs het kind in z'n morgen-en avondgebed. En ook in de Evangelische Kerk, waar de leider de duimschroeven geweldig aandraait en alle rechten en vrijheden met voeten vertreden worden en waar natuurlijke dingen als ras en bloed verre boven genade-gaven in Christus uitgaan, wordt telegram op telegram verzonden met: „heil. Hitler".
Hoe dat te verklaren is ?
Men moet dit alles in Italië en in Duitschland zien tegen den donkeren achtergrond van het Socialisme, Communisme, Anarchisme en Bolsjewisme, dat daar geheerscht heeft. Toen was het volk schier almachtig en men kwam aan den rand van den afgrond, onder het geroep van vrijheid, gelijkheid en. broederschap. Alles met proclamatie van de rechten van het volk. Maar toen is de groote zwenking gekomen en men ging verlangend uitzien naar den „sterken man", die immers ineens aan al die ellende, door de volksmisleiders en de verderfelijke organisaties gebracht, een einde zou maken, met het woord van zijn schier almachtigen wil. Aller oog zag op hem, aller knie boog zich voor hem, aller hand ging omhoog om te zweren den eed van trouw, en in het land van industrie, waar het Communisme het volk zoo goed als in den afgrond te pletter had gestooten, heeft de leider, de sterke man, de teugels gegrepen en heeft alles in andere richting gestuurd, alles inschakelend in het ééne groote doel: de Staat, de absolute Staat; het oude Germaansche rijk, met nieuwe glorie stralend !
Met de financiën hadden Socialisten en Communisten — de eersten onder de zweep van de laatsten voortgedreven — schandalig omgesprongen. Geld was er genoeg! De werkloozen zouden royaal worden verzorgd en de partijleiders konden dan bovendien millionair worden! Corruptie overal!
De Fransche na-oorlogspolitiek, voor Duitschland zoo grievend, heeft er het hare toe bijgedragen, dat het volk ontevreden werd en de greep naar de macht is Hitler gelukt. En men heeft niet gevraagd, of de leidslieden wenschten te regeeren bij de gratie Gods, om het volk terug te brengen tot de gehoorzaamheid in 's Heeren wegen. Neen ! men hunkerde naar nieuwe toestanden, waarbij het Duitsche volk weer tot eere zou komen. Duitschland uit de asch verrezen !
Door het fiasco, de mislukking van het Socialisme en het Communisme, is het Fascisme en het Nationaal-Socialisme aan 't woord gekomen.
Niet het Woord onzes Heeren, den Schepper van hemel en aarde, kwam nu echter naar voren, maar de mythe, het oude Duitsche volksverhaal, waarbij Duitschland en het Duitsche volk op 't hoogst verheerlijkt werden. En in overeenstemming met die mythe moet nu de volkshistorie worden gemaakt en geleid. Mr. Groen van Prinsterer, die eerst Evangeliebelijder was en dan Staatsman, heeft ons altijd geleerd, dat het naar dézen regel moet gaan met de volkshistorie : „Er staat geschreven". Hij sprak: „Tegen de Revolutie het Evangelie". Maar bij het Fascisme en bij het Nationaal-Socialisme gaat het om de mythe, om hetgeen de Duitsche en de Italiaansche trots leert. De mythe ging het volk bezielen. En ieder wordt opgeroepen tot de daad, om mee te werken, dat het ideaal van Groot-Italië, het ideaal van Machtig-Duitschland zal worden verwerkelijkt. De mythe inspireert. Het oude Germaansche volk moet herleven !
Mussolini heeft z'n mythe, z'n volksverhaal en volksideaal: het oude Romeinsche rijk moet hersteld, Groot-Italië moet komen ! En zoo heeft 'Hitler z'n mythe, z'n volksverhaal en volksideaal. De mythe is bij Fascisme en Nationaal-Socialisme de bezielende kracht. En alles wat in dat kader niet past, moet vernietigd, uitgebannen worden.
Vroeger, bij de Fransche Revolutie, werd de Souvereiniteit Gods geloochend en verworpen en het volk werd souverein; de ongezonde democratie kwam, de schier alles durvende en alles vermogende volkswil. De menschen sloten een „maatschappelijk verdrag" (Contract Social) en zoó zou alles terecht komen. Geen God en geen meester ! De Overheid onttroond.
Maar dat liep spaak. De vrijheden werden geroofd, de rechten verkracht; de tyrannie kwam ; het volk werd mistroostig, bedrogen zijnde.
Nu is de Staat, de totaal-Staat, de absolute Staat het één en het al. Nu zal alles weer goed gaan : industrie, landbouw, onderwijs, godsdienst op gepaste wijze, wetenschap zooals het behoort enz. enz. De totaal-Staat, de absolute Staat, de goddelijke Staat, om alles te leiden met „Staatsdoel". Alles moet principieel aan den Staat onderworpen zijn : vakvereeniging, jeugdorganisatie, politiek. Kerk en godsdienst, huwelijks-en gezinsleven, alles en alles ! De Staat is de algebieder. Zooals vroeger het Liberalisme (waaruit het Socialisme is voortgekomen) met haar neutrale, verdraagzame Staatsschool, Staatskerk enz., zoo komt nu het Fascisme en het Nationaal-Socialisme. Het parlementaire stelsel kan gemist worden, de politieke partijen kunnen ontbonden worden ; er zijn geen beginselen, alleen belangen, waarvoor de Staat zorgt; en organisaties, partijen, groepen, vereenigingen hebben geen recht tot zelfstandig bestaan. De scheppingsorde wordt miskend, de beginselstrijd wordt gehoond. Alles wat er is, moet er zijn voor en door den Staat, met Staatsdoel en onder Staatsleiding (dwang). Staatsabsolutisme en dictatuur zijn de woorden, die alleen bestaansrecht hebben.
De „Gemeenschap" van de democratie, met de leiders, die verleiders waren, heeft teleurstelling gebracht. De klassenstrijd verscheurde bovendien het volk. Die „afgoden" heeft men weggedaan en men heeft zich andere goden verkoren. Nu werpt het volk zich aan de voeten van den Leider.
Partijvorming, partijverband, zelfstandige jeugdorganisatie, vrije inrichting der school, en niet minder van de Kerk — is contrabande. De Staat, de totaal-Staat, de alléén bestaande en alléén gelukkig makende Staat gaat vóórop. En alles moet één zijn, politiek, maatschappelijk, kerkelijk, in 't gezin en in de school: alles met Staatsdoel, Staatsideaal, Staatswil, Staatswet, Staatsdwang, bij monde van den Leider ! Dat is het echte nationale, zegt men.
Dat is het echte Nationaal-Socialisme : de éénHeidsgedachte der natie, geleid door den Dictator !
De Staat, de absolute Staat, de alles beheerschende Staat is de afgod, waarvoor men knielt; waarvoor men goed en bloed veil heeft; waaraan aLLes moet worden gewijd. En de Leider is de hoogepriester.
Ziet hier uwe goden, Duitschland ! Ziet hier uwe goden, Italië ! En de volkeren, die in dezen na-oorlogschen tijd bloeden uit duizend wonden, zijn vol hoop en vertrouwen, vleesch tot hun arm stellend.
De Souvereiniteit Gods wordt niet gekend. Van de Overheid als Gods dienaresse weet men niet. Van de souvereiniteit in eigen kring, met eigen recht in de kringen, die God formeert in het volksleven, spreekt men niet. De afgodendienst is ingeluid en er is maar één wensch en bede : leve de Staat, heil den Leider !
Een Staatsleer, een maatschappijleer, die afgodisch is, vond ingang, waar het volk wegkrimpt bij veel pijn en smart.
En als God het niet verhoedt, gaat het van kwaad tot erger; dan gaat het, om nationale belangen, door den vreeselijken weg van oorlog en revolutie naar den ondergang !
De afgoden zijn een vervoering der zinnen, een verblinding der oogen. En indien men de afgoden niet leert afzweren, om te gaan vragen met een behoeftig en, heilbegeerig hart naar den éénen waren God, naar Zijn Wet en Getuigenis, naar Zijn Christus, dan zal men in grooter nood komen straks. Eerst nog onder een schijn van zegeningen, lichtend tegen den donkeren achtergrond van de groote ellende van voorheen, maar weldra zal de openbaring van onrecht en gruwel, van ellende en smart komen, met bloed en tranen !
Is het niet, alsof we den apostel Johannes hooren zeggen: „Geliefden, gelooft niet een iegelijken geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn". — „Kinderkens, bewaart uzelve van de afgoden. Amen". (1 Joh. 4 vers 1 ; 5 vers 21).
Nederland : hoort des Heeren Woord. En ons volk belijdt naar waarheid : Ze zullen ons niet hebben, de goden van den tijd !
Laten er velen zijn, .die ernstige bezwaren hebben tegen den geest der eeuw !
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 april 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's