Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn medereizigers naar de eeuwigheid, Gods oord leert ons : daar is een eeuwige dood, en op de vraag in Hellenbroek : Wat is de eeuwige dood? luidt het antwoord: Een eeuwig straffe lijden in de hel; en de rook van hunne pijniging gaat op tot in alle eeuwigheid. Leert Gods Woord niet, hoe de verdoemden in de hel geen rust zullen hebben dag en nacht, en dat zij den dag hunner geboorte zullen vervloeken tot in alle eeuwigheid ; lezen wij niet: en zij zullen tot straf lijden het eeuwige verderf van het aangezicht des Heeren en van de heerlijkheid van Zijne sterkte ; van Hem, die met vlammend vuur wrake zal doen over degenen, die 't Evangelie van onzen Heere Jezus Christus niet gehoorzaam zijn geweest. Alzoo : er is een eeuwige dood, en wat dat eenmaal wezen zal, als wij in een onverzoenden toestand met God komen te sterven, dat valt in geen woorden te brengen.
Er is een eeuwige dood ; wij willen daar niet aan, dat valt te begrijpen ; wij willen ook niet aan den natuurlijken dood ; wij stellen den dag onzes doods verre, en toch, die komt; wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijne ziel zal bevrijden van het geweld des grafs ? En de dood gaat door tot alle menschen, omdat alle menschen gezondigd hebben ; maar de natuur moet er niets van hebben; en zoo ook niets van den eeuwigen dood, die er is, en die den onbekeerden zondaar wacht op grond van Gods Woord, dat blijft tot in alle eeuwigheid.
O, moge de schrik des Heeren ons nog tot het geloof komen te bewegen, opdat wij bijtijds nog leeren bedenken en zoeken wat tot onzen eeuwigen vrede dienende is, eer het voor eeuwig te laat is, en God het duister maakt voor ons brekend oog en eer onze voeten zich zullen stooten aan de schemerende bergen des doods en wij te vergeefs naar licht zullen wachten, en God dat tot eene eeuwige donkerheid over ons zal zetten daar in de buitenste duisternis, waar zal zijn weening en knersing der tanden.
Daar is dus een eeuwige dood, maar daar is ook een eeuwig leven. Dienaangaande iets naders aan de hand van Handelingen 13 vers 48b: en daar geloofden er zoovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven.
Wij willen eerst iets zeggen aangaande het tekstverband, om daarna met Gods hulpe iets te hooren : wat dat eeuwige leven is; voor wie het is ? te weten voor de uitverkorenen, en hoe die menschen omschreven worden als dezulken, die gelooven.
Volgens het tekstverband prediken Paulus en Barnabas te Antiochië in Pisidië in de synagoge. Eenigen van de Joden geloofden; en anderen weerspraken en lasterden. Daarop keeren zich de Godsgezanten met het woord tot de heidenen, en als nu die inwoners van Antiochië, die nooit Joden waren geweest, hoorden, dat de weg tot het verbond met God ook voor hen openstond en dat zij de weldadigheden van den Messias mede konden deelachtig worden, toen verblijdden zij zich over deze aangename tijding en prezen zij het Woord des Heeren, waardoor zij mede genoodigd werden tot de zegeningen der genade. En daar geloofden er zoovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven.
En wat dat is ? dat eeuwige leven ? en wat dat eenmaal wezen zal in den hemel ? en wat dat eenmaal wezen zal in die nieuwe hemelen en in die nieuwe aarde, waarin gerechtigheid zal wonen ? , ziet, dat valt in geen woorden te brengen. Wij lezen immers van eene zaligheid, die geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen menschenhart is opgeklommen, wat God bereid heeft voor die, die Hem liefhebben.
Eeuwig leven ; en dat wordt hier reeds in beginsel aangevangen ; en dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den Eenigen en Waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt. Het eeuwige leven, dat is een leven van genade ; genade kennen voor ons eigen hart; dan zijn wij ontdekt aan onzen eigen verloren en verdoemelijken staat in Adams val; dan leeren wij het verstaan, dat wij uit en van onszelf niet kunnen bestaan voor een heilig en rechtvaardig God, tegen Wien wij zwaarlijk gezondigd hebben; tegenover Wien wij de schuld dagelijks meerder maken, terwijl wij geen enkelen penning hebben om te voldoen; en dat wij voor eeuwig zullen moeten omkomen, tenzij de Heere om Christus' wille ons genadig moge zijn.
Eeuwig leven ; een leven van genade, dat behoeftig maakt om te bidden om genade en geen recht; dat al meer en meer leert verstaan de bede van den tollenaar : O God, wees mij zondaar genadig ; dat al meer en meer leert zinken en drijven op genade, en dan zal het eenmaal een eeuwig wonder van genade zijn, als zoo een ooit zal binnen komen. Door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen.
Eeuwig leven. Om met den Heidelberger te spreken : dat ik nu het beginsel der eeuwige vreugde in mijn hart gevoel, dat ik na dit leven volkomene zaligheid bezitten zal, om God daarin eeuwiglijk te prijzen.
Alzoo dat eeuwige leven hier reeds aangevangen, eindigt in een leven van heerlijkheid, dat altijd duren zal in den hemel; en eenmaal naar ziel en lichaam beide in het eeuwige Godsrijk, en dan eeuwig zonder zonde zijn, bevrijd van vrees en smart; heerlijk naar ziel en lichaam God in Christus door den Heiligen Geest volmaakt kennen, liefhebben, genieten en dienen, met verzadiging van vreugde ; een waarachtig leven, waarin God alles zal zijn in allen. Eeuwig leven ; ik zal de goedertierenheden des Heeren eeuwiglijk zingen ; verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht; liefelijkheden zijn in uwe rechterhand eeuwiglijk. Maar God zal mijne ziel van het geweld des grafs verlossen, want Hij zal mij opnemen ; dan in de meest volle werkelijkheid ingaan tot den God der blijdschap mijner verheuging en U met de harp loven, o God, mijn God.
Genoeg. En nu : voor wie is dat eeuwige leven ? Voor wie ? Voor alle menschen ? O neen, dat leert de Heilige Schrift niet; maar alleen voor hen, zegt de tekst, die er toe verordineerd zijn; alleen voor de uitverkorenen; alleen voor de gekenden van vóór de grondlegging der wereld; voor hen, van wie Paulus getuigt: want die Hij te voren gekend heeft, die heeft Hij ook te voren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat Hij de eerstgeborene zij onder vele broederen, en die Hij te voren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, deze heeft Hij ook gerechtvaardigd, en die Hij gerechtvaardigd heeft, deze heeft Hij ook verheerlijkt. Voor hen, om Paulus nog eens weer te beluisteren: Die ons tevoren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen door Jezus Christus in zich zelven, naar het welbehagen van Zijn wil, tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde. Voor hen is het: En Ik verordineer u het Koninkrijk, gelijkerwijs Mijn Vader dat Mij verordineerd heeft, opdat gij eet en drinkt aan Mijne tafel in Mijn Koninkrijk. Voor hen is het: Mijne schapen hooren Mijne stem en Ik ken ze en zij volgen Mij en Ik geef hun het eeuwige leven en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal ze uit Mijne hand rukken. Voor hen is dat eeuwige leven, voor hen alleen.
En nu worden zij in onzen tekst nog nader, omschreven als degenen, die gelooven : en daar geloofden zoovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven. Als degenen, die gelooven; zoo leert de Heidelberger ook : „Worden dan alle menschen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam zijn verdoemd geworden ? Neen zij, maar alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen."
Geloovigen, die het waar zaligmakend geloof mogen bezitten; die daartoe uit genade zijn gebracht en nog telkens gebracht moeten worden; die zichzelf hebben leeren kennen als verlorene, dood-, doem-en helwaardige zondaren, die niet anders verdienden dan met Korach, Dathan en Abiram levend ter helle verslonden te worden; die, gelijk wij reeds hoorden, alleen door vrije genade zalig kunnen worden ; die geen zucht tot hunne zaligheid kunnen toebrengen, die op alles den dood leeren schrijven ; uit hen in der eeuwigheid geen vrucht; die den Heere Jezus Christus leeren kennen als ook hun schuldovernemenden Borg en Middelaar; in Wien zij hoe langer hoe meer leeren gelooven als eenigen grond in leven en in sterven.
Ware geloovigen, die de waarheid, die naar de godzaligheid is, hoe langer hoe meer worden toegedaan en die zulke oogenblikken kennen, dat zij het voor zichzelven moeten uitroepen : ja, ik, van ganscher harte. Ware geloovigen, die op den Heere vertrouwen; bij kennis van zonde en schuld te mogen gelooven, te moeten gelooven in den Heere Jezus Christus als den eenigen naam, die onder den hemel is gegeven, waardoor wij kunnen zalig worden ; die zich aan Hem leeren toevertrouwen naar ziel en lichaam, voor tijd en voor eeuwigheid, in leven en in sterven, en die tot Hem om kracht moeten bidden, dat Hij hen toch staande moge houden, dat Hij hen toch moge bewaren, want buiten Hem kunnen zij niets doen; tot Wien zij bidden en blijven bidden bij tijden en bij oogenblikken: Heere, laat niet varen de werken Uwer handen; in Wien zij gelooven, dat Hij met hen wezen zal tot over graf en dood, en dat niemand of niets hen ooit zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, den Heere, op Wien zij hun vertrouwen zetten, en voor wie het is: welgelukzalig zijn aUen, die op Hem vertrouwen; Ja, welgelukzalig ; en welzalig is het den mensch, wien 't mag gebeuren.
Allen, die zoo gelooven, die zoo mogen geloo­ven, al is het maar bij tijden en oogenblikken, zij zijn geborgen voor tijd en voor eeuwigheid; in dat geloof staan zij sterk te midden van alle levensomstandigheden ; dat geloof kan hen doen juichen te midden van alle leed en druk, dat kan hen doen psalmzingen in den nacht; dat geloof overwint de wereld; in dat geloof: meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad ; dat geloof doet tenslotte zegevieren over alle vijanden ; dat geloof doet tenslotte ingaan in de ruste, die er overblijft voor het volk van God, voor dat volk de zwanenzang van Paulus : ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke de rechtvaardige Rechter my in dien dag geven zal, en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijne verschijning hebben liefgehad in onverderfelijkheid.
Moge het door Gods genade ook ons te doen zijn of te doen worden om het eeuwige leven. Zeker, het is voor de uitverkorenen; zeker, het geloof is niet aller, maar der uitverkorenen Gods; zeker, u is het gegeven de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven. Zeker, Gods werk; de Heere opende het hart van Lydia, dat zij acht nam op hetgeen door Paulus gesproken werd. Zeker, Gods werk; van onze zijde is het en blijft het eene afgesnedene zaak; de Heere zegt het in Zijn Woord: Ik heb u liefgehad met eene eeuwige liefde, en daarom heb Ik u getrokken met eeuwige koorden van goedertierenheid. Zeker : de Heere ontfermt zich diens Hij wil en verhardt dien Hij wil; zoo is het dan niet desgenen die wU, noch desgenen die loopt, maar des ontfermenden Gods. Zeker, Jacob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat. Zeker, het geloof is eene vrije genadegifte Gods; en de Heere, die altijd redenen neemt uit zichzelven, is niemand iets verplicht; Hij doet het niet om onzentwille, maar om Zijns Grooten Naams wille.
Maar de Heere, die het eeuwige leven verordineert voor Zijn volk, heeft ook de middelen besloten, waaraan wij gebonden zijn: het geloof door het gehoor en het gehoor door het Woord van God. En daarom : gebruikt het Woord van God ; de weg tot het verkeeren met God, gelijk daar te Antiochië gepredikt werd aan die heidenen, staat voor ons ook nog open; die het maar bezien mag ; de Heere wil er om gevraagd zijn; doet uwen mond wijd open en Ik zal hem vervullen. Die het maar verstaan mag, die er maar behoefte aan mag hebben. Alles Gods werk, maar wij hebben ons te stellen in den middellijken weg. Denkt er aan: hoeveel zwaarder straf zal hij waardig geacht worden, die den Zoon van God vertreden heeft en het bloed des Testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan. Denkt er aan: en die dienstknecht, welke geweten heeft den wil zijns heeren en zich niet bereid, noch naar zijnen wil gedaan heeft, die zal met vele slagen geslagen worden. Denkt er aan : gij dan, o mensch, hoe waard, hoe groot in eer. Zoo gij den wil versmaadt van uwen Heer, Dan gaat gij als de beesten haast verloren ; Een wis verderf is u ten lot beschoren. En daarom: heden, zoo Gij Gods stemme hoort, verhardt uw hart niet, maar laat u leiden. O, moge het den Heere behagen ons genadig te willen zijn en ons te willen aanzien niet in onszelf, want dan is het en dan blijft het: voor eeuwig verloren, maar ons te willen aanzien in den Zoon Zijner eeuwige liefde en vrijmachtig welbehagen ; zoo zijn wij dan gezanten van Christus' wege, alsof God door ons bade: wij bidden u, laat u met God verzoenen. Denkt er aan: voorwaar, voorwaar zeg Ik u, die Mijn Woord hoort en gelooft Hem, die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven ; die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar die den Zoon van God ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.
Geloovigen ; gemaakt; uitverkorenen van voor de grondlegging der wereld; ja, dat te kunnen weten, dat te kunnen gelooven: het worde u gegeven u te mogen toetsen aan de kenmerken der uitverkiezing, zooals Hellenbroek die opsomt : geloof, hoop en liefde. Gijlieden, gij haat het kwade, ook al moet gij blijven getuigen met Paulus : als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij weer bij ; ook al leert gij het al meer en meer verstaan : onbekwaam tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad. Gijlieden, die de Waarheid lief hebt gekregen, die het te doen is om de eere Gods, die de trekkende hand Gods steeds noodig hebt, die Gods wil wenscht te doen, die hooren moogt de stem van den Goeden Herder, die Hem wenscht te volgen, hoe de weg ook gaan moge; die het Woord gaarne aanneemt, die den dienst van Koning Jezus hebt liefgekregen, die het Evangelie wenscht gehoorzaam te zijn; gij armen en verlorenen, die op den Naam des Heeren vertrouwt, gij allen opgewekt om de middelen getrouw te gebruiken en het Evangelie overal te prediken. En alzoo uit dankbaarheid voor de gunste des Heeren aan u, onwaardigen, bewezen, verheerlijkt God in uw lichaam en in uwen geest, welke Gods zijn. En moge die verzekering van het einde uws geloofs, namelijk de zaligheid uwer zielen en het eeuwige leven, moge die verzekering veel uw deel zijn en u met blijdschap doen loopen de loopbaan die u is voorgesteld, ziende op den Oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht en is gezeten aan de rechterhand van den troon Gods ; en Wien toekomt de lof en de heerlijkheid en de wijsheid en de dankzegging en de eer en de kracht en de sterkte in alle eeuwigheid. Amen.

Blauwkapel.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 1934

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's