Gods nabijheid
Ik meende, ook de Godheid woonde verre, In eenen troon, hoog boven maan en sterre.
En heften menigmaal mijn oog. Met diep verzuchten naar omhoog;
Maar toen Gij u beliefden te openbaaren. Toen zag ik niets van boven nedervaaren.
Maar in den grond van mijn gemoed. Daar werd het liefelijik en zoet.
Daar kwaamt Gij uit de diepten uitwaarts dringen En, als een bron, mijn dorstig hert bespringen.
Zo dat ik, o God ! bevond Te zijn den grond van mijnen grond.
Dies ben ik blij dat Gij mijn hoog beminden, Mij nader zijt dan al mijn naaste vrinden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1935
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1935
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's