Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

GEBED Vóór HET ETEN
»Aller oogden wachten op U en Gij geeft hun hunne spijze te Zijner tijd. Gij doet Uwe hand open en verzadigd al wat er leeft, naar Uw welbehagen«.
Heere, almachtige God, Gij, die alles geschapen hebt en nog door Uwe goddelijke kracht onderhoudt, en het volk Israël in de woestijn gespijzigd hebt; wil Uwen zegen uitstrekken over ons, Uwe arme dienaars, en ons heiligen deze gaven, die wij van Uwe milde hand ontvangen, opdat wij die matig en heilig, naar Uwen goeden wil, gebruiken, en daardoor bekennen, dat Gij onze Vader en een oorsprong alles goeds zijt.
Geef ook, dat wij altijd en vóór alle dingen, zoeken het geestelijke brood Uws Woords, met het welk onze zielen gespijzigd worden ten eeuwigen leven, hetwelk Gij ons bereid hebt door het heilig bloed van Uwen lieven Zoon, onzen Heere Jezus Christus. Amen.
WAAROP WACHT DE HEERE?
We hebben de Godsspraken van den profeet Hosea voor ons liggen. Wat staan er vreeselijke dingen in, die de Heere in gerechtigheid ook óns doet hooren; die Hij ons bekend maakt, opdat we ook van Zijn genade en trouw mogen genieten in den weg van verootmoediging en bekeering.
Het was een weeldetijd voor Israël. Men was nooit zoo rijk geweest als toen. Maar de afgodendienst, de zonde-en werelddienst was brutaler dan ooit te voren. Men dorst alles te doen. En men was eenvoudig niet te verzadigen bij weelde en uitspattingen.
Dan treedt de profeet Hosea op. God zendt hem. En dan zegt Hosea : „Want het land hoereert ganschelijk van achter den HEERE ; Hij zal zich niet meer ontfermen over het huis Israels, maar zal ze zekerlijk wèg voeren". (1 vers 2 en 6).
„Noem zijn naam Lo-Ammi", zegt de Heere, „want gijlieden zijt Mijn volk niet, zoo zal Ik ook de uwe niet zijn" (1 vers 9).
Dat is het opsteken van den stormwind. Dat is het saamtrekken van de zwarte hagelwolken. De oordeelen en straffen Gods zijn aanstaande.
Hoort maar : „Ik zal ze maken tot eene woestijn en tot een dor land. Ik zal uwen weg met doornen betuinen. Ze hebben het koren en de most, welke Ik gegeven heb. Mij onthouden en aan de Baals geofferd, daarom zal Ik uit het land wegnemen Mijn koren en most en Mijne wol en Mijn vlas. Akker en stal zullen worden bezocht met armoede. En Ik zal doen ophouden al haar feesten. Ik zal verwoesten haar wijnstok en vijgeboom, het wild gedierte zal komen en alles afeten. Ik zal bezoeken over haar al haar zonden" (hoofdstuk 2).
Dan is het einde nóg niet. Want in hoofdstuk 4 lezen we :
„De HEERE heeft een twist met de inwoners des lands, omdat er geene trouw noch weldadigheid noch kennisse Gods in het land is, maar vloeken en liegen en overspel en gruwel. Daarom zal het land treuren en een iegelijk, die daarin woont, zal wegkwijnen, ook het gedierte des velds en wat op den akker groeit".
Als de Heere deze dingen peut bij Zijn volk, dan bevindt Hij dat alles voortkomt uit den geestelijken afval. Men bekommert zich niet meer om Gods Woord ; er is geen geestelijke honger; geen geestelijke kennis ; 't is alles zondelust en weeldebedrijf, en de ziele verkommert. Men is geheel vreemd geworden van de geestelijke dingen. Hoort maar wat de Heere zegt :
volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is. Dewijl gij de Wet uws Gods vergeten hebt, zal Ik ook uwe kinderen vergeten. Gelijk het volk is, alzoó zal de Priester zijn en zooals de Priester is, zoo zal het volk wezen. Want Israël is onbandlg als eene onbandige koe, zij stellen hunne handelingen niet aan, om zich tot hunnen God te bekeeren; een ontuchtige geest is in hen en den HEERE kennen ze niet. Zij zullen ook den Heere niet vinden, want Hij heeft Zich van hen onttrokken. Zij hebben trouwelooslijk gehandeld tegen den HEERE. Efraïm zal tot verwoesting worden ten dage der straf. Ik zal Efraïm zijn als eene mot en den huize van Juda als een verrotting. Ik zal Efraïm zijn als een felle leeuw en den huize van Juda als een jonge leeuw. Ik, Ik zal verscheuren en henen gaan. Ik zal wegvoeren en daar zal geen redder zijn" (hoofdstuk 4 en 5).
Zwarter pakken de wolken zich nog samen. Nóg ds het einde van de .boetprediklng niet. Hoort maar : „Zij hebben het verbond overtreden als Adam ; dan hebben zij trouwelooslijk tegen Mij gehandeld. Ik zie een afschuwelijke zaak in het huis Israels. Zij verblijden den Koning met hunne boosheid en de Vorsten met hunne leugenen. Ze zijn verhit van wijn en sterken drank en het land is vol spotters. Efraïm verwart zich met de volkeren, vreemden verteren zijn kracht en hij merkt het niet op. De hoogmoed zal tegen hen getuigen, dewijl zij zich niet bekeeren tot den HEERE hunnen God, noch Hem zoeken in dit alles. Want Efraïm is als eene botte duif zonder hart; zij roepen Egypte aan, zij gaan henen tot Assur. Ik zal een net over hen werpen, zooals men de vogels vangt; Ik zal ze tuchtigen. Wee hun, want zij zijn van Mij afgezworven; ze hebben tegen Mij overtreden. Ze weenen wel op hun legerstede van ellende, maar zij roepen niet tot Mij. Ik heto ze wel getuchtigd, maar zij bedenken kwaad tegen Mij. Zij hebben Mijn verbond overtreden. Zij hebben wind gezaaid en zullen nu een wervelwind maaien. Ze zullen verstrooid worden onder de volkeren. Israël heeft zijnen Maker vergeten en afgodstempelen gebouwd. Ik schrijf hun de voortreffelijkheden Mijner wet voor, maar die zijn als niets geacht. Verheug u niet, o Efraïm, want de dagen der bezoeking zijn gekomen. de dagen der vergelding zijn gekomen. De profeet acht gij als een dwaas, de man des Geestes als een onzinnige. De kinderen des volks hebben zich zeer diep verdorven. Hij zal hunne ongerechtigheden gedenken. Hij zal hunne zonden bezoeken. Hunne heerlijkheid zal wegvliegen als een vogel. God zal ze verwerpen, omdat ze naar Hem niet hooren" (Hoofdstuk 6, 7, 8 en 9).
Zóó staan de 10 hoofdstukken van de Godsspraken van Hosea vol van bedreigingen des Heeren, Die aan Israël „de voortreffelijkheden van Zijn Wet" heeft voorgehouden telkens weer. Hosea, die acht geeft op de teekenen der tijden, is een boetgezant vol oordeelen voor land en volk.
Maar in zijn harte Is ook de teere liefde Gods en de innige liefde tot Zijn volk. En in den Naam des Heeren, Die Ontfermer heet, mag hij óók spreken van de barmhartigheden Gods.
De HEERE, Israels Bondsgod, wil Efraïm niet verderven. „Hoe zoude Ik u overgeven, o Efraïm ! u overleveren, o Israël ? Hoe zoude Ik u maken als Adama, u stellen als Zeboïm ? Mijn hart is in Mij omgekeerd, al Mijn berouw is te samen ontstoken. Ik zal de hittigheid Mijns toorns niet uitvoeren. Ik zal niet wederleeren om Efraïm. te verderven ; want Ik ben God en geen mensch, de Heilige in het midden van u". 11 : 8, 9).
Waarop wacht de HEERE, Israels Bondsgod, Die Zijn volk lief heeft met een eeuwige liefde ?
Dat Israël zal leeren zeggen : „Komt en laat ons wederkeeren tot den HEERE, want Hij heeft verscheurd en Hij zal ons genezen. Hij heeft geslagen en Hij zal ons verbinden. Dan zullen wij den HEERE kennen. Hij zal ons weder levend maken. Hij zal tot ons komen als een nieuwe dag en als een regen, als de spade regen en vroege regen des lands" (6 : 1—3).
De Heere, Die voor Zijn volk geworden is als een felle leeuw, als een luipaard die loert op den weg, als een beer, die van jongen beroofd is (13 : 7, 8) wacht op de bekeering Zijns volks, omdat Hij geen lust in hun ondergang en dood heeft. Als ze bevende aankomen als een vogelken uit Egypte en als een duive uit het land van Assur, zal de HEERE Zich hunner ontfermen en ze weder doen wonen in hunne huizen (11 : 11). „Immers zal een wees bij U ontfermd worden" (14:4).
Dan wil de HEERE hunne afkeering genezen, Hij wil ze vrijwillig liefhebben, want Zijn toorn is van hen gekeerd. Hij zal Israël zijn als de dauw en Israël zal bloeien als de lelie, en hij zal zijne wortelen uitslaan als de Libanon.
„Wie is wijs ? die versta deze dingen ; wie is verstandig ? die bekenne ze ; want des HEEREN wegen zijn recht, en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen, maar de overtreders zullen daarin vallen" (14 vers 10).
Dat ook het volk van Nederland ooren mocht ontvangen om te verstaan, opmerkende wat de Geest des Heeren tot ons spreken wil in Zijn Woord, in Zijn Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's