Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE RECHTVAARDIGMAKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE RECHTVAARDIGMAKING

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De rechtvaardigmaking van heel Gods Kerk heeft plaats in de opstanding van Christus uit de dooden. Daar wordt de Borg van God rechtvaardig verklaard, ontslagen van alle verdere rechtsvervolging en de toegang tot de eeuwige heerlijkheid Hem ontsloten. Maar wat Hem geldt, geldt heel Gods Kerk. In de opstanding van Chrlstus ontvangen al de Zijnen het ontslag van het rechtvaardig verdiende oordeel en het recht op het eeuwige leven. Daarom zijn het zalige oogenblikken, als Gods kinderen door het geloof met den opgestanen Christus zich verbonden weten en in Zijn opstanding de schatten van heil en genade mogen zien, ook voor hen verworven. Van deze opstanding van Christus krijgen wij echter alleen kennis uit het evangelie. Het evangelie verklaart ons, van welk een rijke beteekenis deze opstanding is. Op dien grond moet erkend worden, dat de generale rechtvaardiging van heel Gods Kerk, die in de opstanding van Christus gegrond is, alleen door het evangelie ter harer kennis wordt gebracht. God rechtvaardigt Zijn Kerk, d.i. verklaart haar rechtvaardig, niet in een vierschaar, die Hij in den hemel spant, maar in het evangelie, dat een getuigenis van den Heiligen Geest genoemd mag worden.
Evenals de generale rechtvaardiging van heel Gods Kerk, is ook de personeele rechtvaardiging van den enkelen mensch in het evangelie besloten. In de belofte des evangelies, die niet anders is dan de belofte des nieuwen verbonds, komt God de Heere tot ons met Zijn genade, met de vergeving onzer zonden in Christus Jezus, en als zoodanig met onze rechtvaardigverklaring om Christus' wille. En opdat wij met zekerheid zouden weten, dat deze belofte niet maar in het algemeen verkondigd wordt, maar tot ons persoonlijk komt, heeft God de Heere deze belofte aan onze voorhoofden verzegeld in het teeken en zegel des Heiligen Doops, waardoor ons bevestigd wordt, dat, gelijk wij in Adam der verdoemenis onderworpen zijn, wij ook alzoo weder in Christus tot genade aangenomen worden. In het dankgebed van het doopformulier wordt gedankt voor deze vergeving der zonden en de aanneming tot kinderen, die God ons en onze kinderen uit louter genade schenken wil.
Deze personeele rechtvaardiging van den zondaar in de belofte des evangelies, gaat aan het geloof vooraf, zooals duidelijk daaruit blijken kan, dat zij reeds de kinderen gegeven wordt zonder dat zij zelf eenige bewustheid daarvan hebben. Zij gaat aan het geloof vooraf, want zij is bestemd het geloof te verwekken om door het geloof te worden aangenomen.
Dat de mensch, die met een beschuldigend geweten tot God roept om genade, vaak niet gelooven kan, dat deze belofte des evangelies waarheid is en soms nog minder gelooven kan, dat die belofte des evangelies ook hem geldt, doet aan de waarachtigheid en vastigheid dier belofte niets af. Ook wil ik gaarne erkennen, dat alleen, als de Heilige Geest het geloof verwekt of de belofte des evangelies voor het oog des geloofs doet lichten, de vrijmoedigheid' wordt geboren om de belofte des evangelies te omhelzen, maar met alle nadruk moet gewaarschuwd worden tegen de gedachte, alsof eerst in dat oogenblik, waarin de Heilige Geest de belofte klaar maakt en met kracht toepast, aan den mensch de belofte zou gegeven worden. De belofte komt reeds tot den mensch in zijn ongeloof, want zij is uit vrije genade. Zij is van het geloof niet afhankelijk; zij gaat aan het geloof vooraf en verwekt dit geloof. Daarom kan zij ons in onze kindschheid verzegeld worden, als wij nog niet gelooven en nog niet gelooven bunnen, opdat wij haar eenmaal zouden gelooven.
Behalve een rechtvaardigmaking van den zondaar, die aan het geloof voorafgaat, is er ook een rechtvaardigmaking, die uit en door het geloof is, die op het geloof volgt. Bij Comrie is dit het vierde deel van de deelen, waaruit hij de rechtvaardigmaking laat bestaan. Dit noemt hij de rechtvaardigmaking in de vierschaar der conscientie.
Onmiddellijk moet echter met nadruk worden betuigd, dat deze beide elkander volstrekt niet dekken. De rechtvaardigmaking, die op het geloof volgt, is van wijder strekking en eenigermate ook van anderen aard, dan de rechtvaardigmaking in de vierschaar der conscientie. Door dit voorbij te zien, heeft Comrie het zich zelf makkelijk gemaakt, maar tevens de oplossing der geschillen, die in zijn dagen waren opgekomen, eerder verschoven dan nabij gebracht.
Onder de rechtvaardigmaking in de vierschaar der conscientie verstaat Comrie — en algemeen wordt 'dit er onder verstaan — de bekendmaking van het rechtvaardigend vonnis Gods in de conscientie door de klare en onwederstandelijke werking des Heiligen Geestes. Zooals te voren de vloek der wet en de veroordeeling Gods in de conscientie van den mensch tot openbaring kwamen en schrik en vreeze en benauwdheid daardoor verwekt werden, zoo wordt dan door den Heiligen Geest van Godswege de vrijspraak van alle schuld in de conscientie uitgeroepen, de geloovige omhelzing van Christus en deze vrijspraak gewerkt en het gevolg is, dat de vreeze en de benauwdheid moeten wijken en plaats maken voor vrede en blijdschap. Wij dan, gerechtvaardigd zijnde door het geloof, hebben vrede met God door onzen Heere Jezus Christus, wijl de liefde Gods in onze harten is uitgestort.
Dat deze uitdrukking, gerechtvaardigd in de vierschaar der conscientie, niet letterlijk in de Schrift voorkomt, behoeft geen bezwaar tegen haar op te leveren. Dat is met tal van andere uitdrukkingen evenzoo en behoort tot de vrijheid der Christelijke Kerk om in nauwe gebondenheid aan de Schrift nochtans telkens den inhoud der Schrift vrij te mogen weergeven. En tegen den inhoud van deze uitdrukking kan geen schriftuurlijk bezwaar worden ingebracht, als wij daarbij maar goed verstaan, dat gerechtvaardigd in de vierschaar der conscientie, precies hetzelfde weergeeft als de uitdrukking gerechtvaardigd uit of door het geloof. Terwijl de laatste uitdrukking naar het geloof verwijst als het middel ter rechtvaardiging, wil de eerste meer heenwijzen naar de wijze, waarop de vrijspraak Gods krachtig in het gemoed van den mensch weerklinkt en daarom onmiddellijk vergezeld gaat van vrede en blijdschap door den Heiligen Geest.
Als wij echter spreken van een rechtvaardiging, die op het geloof volgt, komen wij voor gansch andere vragen te staan, dan wanneer wij ons enkel bezig houden met de rechtvaardiging in de vierschaar der conscientie.
De laatste handelt enkel over de toepassing van de rechtvaardigmaking in de belofte des evangelies aan het hart, over de geloovige toeeigening van deze rechtvaardiging en over de vruchten, die onmiddellijk daarmede gepaard gaan. Maar in de rechtvaardigmaking, die op het geloof volgt, is nog opnieuw sprake van een objectieve rechtvaardiging, van een verklaring Gods, in het Woord neergelegd, waardoor Hij het geloof erkent en den geloovige verklaart een kind van God te zijn.
Wanneer wij dit onderscheid, dat uit de Schrift genomen is, zooals wij nog hopen aan te toonen, het onderscheid tusschen de rechtvaardiging van den goddelooze, die aan het geloof voorafgaat, en de rechtvaardiging van den geloovige, die op het geloof volgt, niet in het oog vatten, zullen wij nooit de geschillen, die ten dage van Comrie over het stuk der rechtvaardigmaking waren ontstaan, kunnen verklaren en tot oplossing brengen.
Het gaat met deze geschillen toch eenigermate als met die twist tusschen een paar schooljongens, die ontstaan was, doordat de een beweerde, dat de vogel, die in een boom langs den weg zat, een spreeuw was, terwijl de ander betoogde, dat het een merel was. Natuurlijk scholden ze elkaar voor domoor uit en schroomden niet om nog scherper veroordeelingen van elkander te formuleeren, totdat de meester aan het handgemeen een einde maakte door er op te wijzen, dat op de eene tak een spreeuw zat, en op de ander een merel. Zij hadden beide gelijk gehad, maar wijl zij niet beseft hadden, dat de wereld grooter is dan wat zij daarvan zagen, hadden zij om niet elkander dus bevochten.
Zoo waren er, die niet anders zagen dan de rechtvaardigmaking, die op het geloof volgt. Het eerste deel van de rechtvaardigmaking, die rechtvaardiging, die aan het geloof voorafgaat en daarom een rechtvaardiging van den goddelooze is, lag zoozeer buiten hun gezichtskring, dat zij deze feitelijk loochenden. Wij hebben verschillende voorbeelden daarvan genoemd en willen daarom volstaan met een scherpe formuleering van Gravemeyer, in zijn bekende leesboek over de Gereformeerde geloofsleer aan te halen. In de eerste paragraaf over het stuk van de rechtvaardigmaking schrijft hij : »De Schrift en met „haar onze Kerk, loopt de rechtvaardiging vast aan het geloof. Het is altijd door het geloof, uit het geloof. Daarmede wordt ontegenzeggelijk het geloof in orde vóór de rechtvaardiging, de rechtvaardiging na het geloof gesteld. Want hetgeen waardoor en waaruit iets is, gaat vóór dat, wat er door en er uit is. Rechtvaardig is, die gelooft: dus wie niet gelooft, is niet rechtvaardig; geen rechtvaardiging vóór het geloof. Want de waarachtige God kan niemand voor rechtvaardig verklaren dan die een volmaakte gerechtigheid „heeft; zoolang iemand buiten Christus is, bezit hij geen gerechtigheid, die bij God geldt: met „dat hij Christus wordt ingelijfd, wordt hij diens gerechtigheid deelachtig, niet eerder«.
Wij zullen thans niet op de verschillende leemten in deze redeneering wijzen. Gravemeyer houdt hier absoluut geen rekening b.v. met 't receptieve karakter van het geloof, «dat slechts aanneemt, wat God geeft en waardoor wat God geeft, dus ook de rechtvaardiging, eerst moet zijn, zal het door het geloof kunnen worden aangenomen. Ons voornaamste doel is echter thans te laten zien, hoe scherp de theologen hun eenzijdig standpunt vaak formuleeren en hoe zij door deze eenzijdigheid een reactie oproepen, die niet minder eenzijdig is.
In onze vorige artikelen hebben wij uitvoerig aangewezen, dat de eenzijdigheid van hen, die alleen een rechtvaardigmaking na en op het geloof aannemen, noodzakelijk er toe moet leiden, ook al willen de voorstanders dat zelf niet, dat de rechtvaardigmaking om niet uit vrije genade in het gedrang komt. De troost van dit stuk en heel de troost des evangelies wordt afhankelijk gemaakt van de vraag, of wij geloof bezitten. De weg van het zelf onderzoek moet tot vrede en tot zekerheid leiden, maar de geschiedenis wijst uit, dat deze weg niet tot vrede, maar tot angst, niet tot zekerheid, maar tot twijfel leidt. Een verkapt remonstrantisme doet zijn intrede.
Anderzijds kan men Comrie niet beschuldigen, dat hij alleen van een rechtvaardigmaking vóór het geloof heeft willen weten. Hij heeft wel degelijk daarmede een rechtvaardigmaking uit en door het geloof verbonden. Door echter het geloof hier alleen in zijn receptieve karakter te nemen, is hy blijven staan bij de rechtvaardigmaking in de vierschaar der conscientie en heeft niet genoeg aandacht gegeven aan het oordeel Gods over het geloof. Deze eenzijdigheid van Comrie heeft onnoodig den strijd verscherpt en hem tot een beoordeeling van zijn tegenstanders gebracht, die eerder tot een verdieping, dan tot een heeling van de breuk heeft geleid.
O. a/d IJ.

Woelderink

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 augustus 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE RECHTVAARDIGMAKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 augustus 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's