Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE RECHTVAARDIGMAKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE RECHTVAARDIGMAKING

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In den Catechismus vinden wij een woord, dat op treffende wijze evenals het woord : die gelooft in Hem, die den goddelooze rechtvaardigt, de rechtvaardiging van den goddelooze en de rechtvaardiging van den geloovige samenvoegt. Ik boedoel het woord over de sleutelen des hemelrijiks in de 31ste Zondagsafdeeling. Op de vraag, hoe het hemelrijk door de prediking des evangelies ontsloten wordt, luidt het antwoord: Alzoo, als volgens het bevel van Christus aan de geloovigen, allen en een iegelijk, verkondigd en openlijk betuigd wordt, dat hun, zoo dikwijls als zij de belofte des evangelies met een waar geloof aannemen, waarachtig al hun zonden van God om der verdiensten van Christus' wil vergeven zijn.
Hier is sprake van een verzekering aangaande de vergeving der zonden, d.i. ook aangaande de rechtvaardiging, gedaan aan de geloovigen in de prediking des evangelies, of wat gelijk staat, gedaan aan hen door God zelf in zijn onbedrieiglijk Woord en getuigenis.
Geloovigen zijn volgens dit woord van den Catechismus zij, die de belofte des
evangelies met een waar geloof omhelzen.
Als men ter nadere toelichting nu vraagt, welke die belofte des evangelies is, zegt de Catechisimus : dat God ons vanwege het eenige slachtoffer van Christus, aan het kruis volbracht, vergeving der zonden en het eeuwige leven vol genade schenkt.
Wij komen hier dus voor deze eigenaardige gedachtengang te staan, dat God ons de vergeving der zonden in de belofte des evangelies uit genade, d.i. zonder eenige voorwaarde op grond waarvan wij die deelachtig worden, schenkt, en dat, als wij die belofte door het geloof hebben omhelsd, ons verzekerd wordt van Godswege, dat ons de vergeving der zonden geschonken is. De zelfde belofte dus, die eerst uit genade geschonken wordt, voorafgaande aan het geloof, wordt, als zij door het geloof is aangenomen, daarna nog eens bevestigd.
Het zal voor een ieder duidelijk zijn, dat deze wijze van spreken, ofschoon zij eerst vreemd aandoet, nochtans volkomen schriftuurlijk is. De Schrift verheerlijkt overal vrije genade als die bron van de vergeving der zonden en van alle heil, zoodat deze vergeving ons: niet op grond van eenig werk of van ons geloof geschonken wordt, maar in de onvoorwaardelijke belofte des verbonds of des evangelies ons wordt gegeven. Aan de andere zijde verbindt de Schrift echter zeer klaar het heil en de zaligiheid aan het geloof, zoodat niet alle menschen wederom door Christus zalig worden, maar alleen, die Hem door een oprecht geloof worden ingelijfd.
De verbinding van deze beide stellingen is duidelijk voor wie de zaken van uit de Schrift benadert. God geeft ons toch wel alle genade in de onvoorwaardelijke belofte des evangelies, maar deze genade wordt eerst ons persoonlijk eigendom, indien wij ze door het geloof hebben aangenomen. Dit persoonlijk eigendom aan de genade wordt na het geloof bevestigd en kan ook eerst na het geloof ons verzekerd worden. In dien weg wordt de geloovigen de vergeving der zonden verzegeld, ofschoon deze hen reeds, voordat zij geloofden, geschonken was. Vóór het geloof was deze echter nog geen persoonlijk eigendom. De belofte doet geen nuttigheid, als zij niet met het geloof gemengd is in diegenen, die haar hooren.
Op deze wijze kan ons ook de opvatting van a Marck en a Brakel duidelijk worden. Zij verstaan onder de rechtvaardiging niet de toerekening en schenking van Christus' gerechtigheid uit genade, zooals die in de belofte des evangelies plaats heeft en door het geloof wordt omhelsd, maar zij verstaan onder de rechtvaardiging de bevestiging van de geloovige omhelzing, d.w.z. dat God tot den geloovige, die Christus door het geloof heeft aangenomen, zegt: gij zijt thans rechtvaardig voor Mijn aangezicht, want gij zijt bekleed met de gerechtigheid van Christus. De rechtvaardiging bestaat dan niet meer In de vergeving der zonden om Christus' wil, maar in de verzegeling van den geloovige, dat hij thans door zijn geloof waarlijk een persoonlijk aandeel aan die vergeving heeft.
Zij hebben dus niet een onschriftuurlijk deel toegevoegd, maar een deel, dat de Reformatoren als het grondleggend deel van de rechtvaardiging beschouwden, van dit stuik afgesneden, niet om dit deel te verwerpen, maar om het een afzonderlijke plaats te geven vóór de rechtvaardigmaking. Zonder dat men hen van onschriftuurlijke leeringen beschuldigen kan, hebben zij daardoor nochtans medegewerkt aan de verwarring, die ten opzichte van dit stuk is ingetreden.
Als resultaat van ons onderzoek vinden wij dus, dat Schrift en belijdenis, spreken van een rechtvaardiging die aan het geloof voorafgaat, en daarin bestaat, dat God ons de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus uit genade schenkt en toerekent, opdat wij daarin en daardoor gansch rechtvaardig voor Hem worden gesteld, en vervolgens van een rechtvaardiging, die op het geloof volgt, waarin de geloovige van God wordt erkend gansch rechtvaardig voor Hem te zijn en hem het eigendom aan alle genadegoederen wordt toegezegd en bevestigd.
Zoo wel de rechtvaardiging vóór als na het geloof ligt gegrond in het geschreven Woord van God en wordt door 'den Heiligen Geest in den weg des geloofs aan het hart toegepast.
Hiermede zijn wij echter nog niet aan het einde van onze besprekingen. Want als gezegd wordt, dat de rechtvaardiging, die aan het geloof voorafgaat, door het geloof wordt omhelsd 'cn als vervolgens wordt gezegd, dat dezen geloovige verzekerd wordt, dat hij een , kind van God is en een eigendom heeft aan Christus en aan alle genadegoederen, komt als vanzelf de vraag op, waarin dat geloof bestaat, waardoor Christus wordt omhelsd, en wie die geloovigen zijn, aan wie zulke groote beloften in het Woord worden gedaan.
Met deze vraag zijn wij eigenlijk teruggekomen bij ons uitgangspunt, bij datgene, dat aanleiding was tot behandeling van dit stuk. Dat is de oneenigheid, die onder ons ontstaan is over de z.g.n. bewuste rechtvaardigmaking.
In den diepsten grond der zaak gaat het geschil toch niet over de rechtvaardigmaking als zoodanig, maar over het geloof, waardoor wij gerechtvaardigd worden. Niet over de rechtvaardigmaking als zoodanig, die van weerszijden erkend wordt te bestaan in de genadige schenking en toerekening van Christus' gerechtigheid aan een zondaar, die rechtvaardig onder het oordeel Gods besloten ligt, maar over het geloof, waardoor Christus wordt aangenomen en een eigendom aan Hem verkregen wordt. Wij zouden ook kunnen zeggen, dat het niet over de objectieve, maar over de subjectieve rechtvaardigmaking gaat, maar deze omschrijving van het geschil gebruik ik toch liever niet, omdat zij tot verwarring aanleiding geven kan.
Het is heel goed mogelijk, dat de voorstanders van een z.g.n. bewuste rechtvaardigmaking de omschrijving van den staat des geschils niet aanvaarden en beweren willen, dat er wel degelijk ook een verschil is ten opzichte van de rechtvaardigmaking, die aan het geloof voorafgaat in zooverre zij die niet in de belofte des evangelies plaatsen, maar in dat ééne oogenblik, waarin een mensch bewust gerechtvaardigd wordt.
Wij antwoorden daarop echter, dat wij, die de schenking en toerekening van Christus gerechtigheid in het evangelie gronden, volstrekt niet ontkennen, dat er een oogenblik kan komen en vaak komt, waarin de Heilige Geest deze schenking op bizondere wijze komt belichten en krachtdadig aan het hart toepast. De Godsdaad van dat oogenblik zien wij dan echter als de toepassing, waarmede de Heilige Geest het woord des evangelies toepast, en niet als een nieuwe openbaring, onafhankelijk van het evangelie, en niet in dat evangelie besloten.
Als er dus verschil is in waardeering van. dit oogenblik, dan gaat het niet over de vraag, of Christus en Zijn gerechtigheid uit genade of op grond van iets in ons, ons wordt geschonken, maar over de vraag, of de genadige schenking Gods alleen in dat ééne oogenblik plaats heeft dan wel, of deze een breeder grondslag heeft in de belofte des evangelies. En juist dit verschil correspondeert met een verschil in opvatting aangaande het geloof.
Zij., die de rechtvaardigmaking losmaken van het evangelie en haar slechts een plaats geven in een bizondere openbaring in één punt des tijds, kennen geen ander geloof dan hetwelk zich ten volle bewust is van Gods genadige schenking en met volle bewustheid deze schenking aanvaardt en Christus en Zijn gerechtigheid omhelst. Zij, die den breederen grondslag der rechtvaardiging erkennen in het evangelie, kennen dienovereenkomstig een geloof, dat door het woord des evangelies verwekt, niet onmiddellijk tot vollen wasdom is gekomen, wijl de Heilige Geest het woord des evangelies verlichtende en het oog des geloofs ontsluitende, niet onmiddellijk het volle licht doet opgaan en niet in één oogenblik het oog des geloofs klaar ontsluit. Het geloof, door het Woord verwekt en met bewustheid, want wij leeren niet, zooals die andere partij zegt, een onbewust geloof, op dat Woord bouwende, ziet nochtans niet onmiddellijk den vollen inhoud des Woords voor zich ontsloten.
Zoo is de staat des geschils dus wel degelijk terug te brengen tot een verschil inzake het geloof. Wie de geboorte des geloofs niet legt in dat ééne oogenblik, waarin een zondaar 'met volle bewustheid Christus en Zijn gerechtigheid uit Gods hand ontvangt, kan evenmin de rechtvaardiging beperken tot dat oogenblik.

O. a/d IJ.

Woelderink

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE RECHTVAARDIGMAKING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1935

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's