Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAT ER IN HET BUITENLAND GEBEURT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT ER IN HET BUITENLAND GEBEURT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De oorlog tusscihen Italië en Abessynië èn de Kerkstrijd in Duitschland èn de in werking treding van de sancties èn de bewegingen in Japan en China, staan in het midden van onze belangstelling; daarbij zijn onze oogen gericht op hetgeen in Engeland gebeurt en op 't geen in Frankrijk voorvalt. Alles onrust, onvrede, beroering, verwarring, met de vreeselijke gevolgen voor héél de wereld, waarbij Amerika ook betrokken is.
De oorlog is door Italië. begonnen met de verklaring, dat Abbessynlë iemand noodig heeft, die daar de beschaving komt brengen. Daartoe heeft Italië zich opgemaakt met machinegeweren, oorlogstanks, vliegtuigen met brandbommen, enz. Hoe groot de geestdrift in Italië voor dien wonderen oorlog is, blijkt uit het feit, dat jong en oud, rijk en arm, alles opoffert om het Vaderland, dat in grooten nood is, te helpen en bij te staan. Zilveren en gouden voorwerpen, medaljes en sierraden worden weggeschonken. De aartsbisschop van Sassari heeft zijn ambtsketen ter beschikking van het land gesteld en verklaarde daarbij : »Als bisschop en Italiaan wenschte ik, dat ik méér zou kunnen geven, doch mijn Franciscaansche armoede maakt dat onmogelijk. Ik ben er zeker van, dat God, Die sterker is dan allen, den wil van zekere menschen zal buigen, opdat zij de rechtvaardigheid der Italiaansche zaak inzien«.
In Abessynië zijn ze anders niet erg gesteld op die Italiaansche bemoeienissen tot beschaving van de bevolking en ze vinden het weinig beschaafd, dat de Italianen, toen zij merkten dat de Negus in Dessié was, de stad met brandbommen hebben trachten te vernietigen en den Negus en den Kroonprins hebben zoeken te dooden. Daarbij zijn open steden gebombardeerd en zijn brandbommen
geworpen op een Amerikaansch hospitaal.
Of 't Italië zoo héél voorspoedig gaat in Africa, is nog te bezien. Men krijgt den indruk, dat het onder den vorigen opperbevelhebber maar zoó zoó ging en dat nu een andere legeraanvoerder het maar eens wat beter moet doen.
Er liepen even geruchten, dat er vredes-onderhandelingen waren begonnen. Maar nu zegt men weer, dat men in Londen zeer pessimistisch gestemd is. De besprekingen der deskundigen hebben nog steeds niet geleid tot de opstelling van eenig definitief plan of voorstel.
Italië heeft nu 45.000 Italiaansche arbeiders in Africa voor wegenaanleg,
bruggenbouw, enz. Maar het is een eigenaardig middel om de werkloosheid te bestrijden en menschen aan brood te helpen. Moorden, branden, plunderen is de groote bezigheid van het land, dat overloopt van beschaving.
Italië komt intusschen in de grootste moeiten te zitten door de sancties of maatregelen, die de landen van Europa, de leden van den Volkenbond, hebben genomen en verder nog zullen nemen inzake de uitvoer van allerlei dingen, waaraan Italië juist nu zoo groote behoefte heeft. De beteekenis van den Volkenbond blijkt waarlijk niet klein te zijn nu. En als straks, ook de petroleum, met de benzine enz. niet meer Italië van alle kanten zullen toevloeien, zal het wel onmogelijk zijn om de oorlogswerktuigen in Abessynië in beweging te houden.
Engeland roert zich en wil graag de vrijheid en de leiding houden te water en te land en zit Italië dwars. Frankrijk heeft een minister, die het vertrouwen van de Kamfer kreeg en hield. Duitschland zoekt Frankrijke vertrouwen en zou met Engeland en Frankrijk wel een drie-bond willen vormen, wat voor Europa en voor heel de wereld van de grootste beteekenis zou zijn.
Griekenland heeft weer een Koning, die verstandig handelt en kalm optreedt.
Japan maakt handig gebruik van de verwarring en van de moeilijkheden in Europa, om China intusschen van alle kanten te benauwen, waarbij het niet op de vingers wil getikt worden, ook door Amerika niet. Een stuk van China los te
maken, ligt in de bedoeling. Als er meer geld. was, zou de Regeering en zeker de militaire leiding nog wel brutaler optreden ! Europa voelt, dat Japan een geweldige en gevaarlijke concurrent is en een sluwe vijand, die altijd op de loer ligt, met taai geduld en groot uithoudingsvermogen.
In Duitschland zegt de Regeering, dat zij al de bepalingen voor de Kerk maakt om het welzijn van den Staat te bevorderen ; in Italië zegt Mussolini dat de oorlog in Abessynië is, om aan dat Africaansche land beschaving te brengen. Wat is er een verwarring van begrippen, geboren uit een verward hoofd, en hart. Want al die verwarring van begrippen, alsook het vele misverstaan van elkander, heeft een diepen grond en is alleen te verklaren uit inwendige geestesgesteldheid. Van binnen is het niet, zooals het zijn moet. Bij al die menschen, die telkens ruzie zoeken en verdeeldheid zaaien en van misverstand leven. En ook bij de Regeeringen der landen is het van binnen niet recht gesteld. In Duitschland leven de beginselen van Rosenberg bij de machthebbers. Het is de rassengedachte; het is het Duitsche geloof; het is het oud-heidensch gevoelen; met de bewuste en opzettelijke loochening van het Christendom ! Voor de machthebbers in Duitschland is „het Duitsche geloof" alles; en „de Duitsche geloofsbelijdenis" luidt:
Art. 1. Wij gelooven, dat God Zich aan ons openbaart in ons Duitsche bloed en Duitsche geweten, in ons Duitsche land en Duitsche geschiedenis. Dat is ons Duitsche geloof. Daarom noemen wij ons „Duitsche heidenen". Het begrip , heiden" is voor ons geen scheldwoord, maar een eerenaam. Wij zijn trotsch op ons Duitseh geloof, ons Noordsche heidendom.
Art. 4. Wij erkennen geen internationale menschheidsreligie, omdat de volken en rassen allen verschillend zijn. Daarom willen wij, Duitsche heidenen, geen Joodsche religie in Duitschland. Wij gelooven niet meer aan den Heiligen Geest. Wij gelooven aan het heilige bloed.
Art. 5. De grondslag van de Joodsch-christelijke leer is het dogma van de erfzonde ; de grondslag van ons heidensch levensgevoel is het geloof aan het werk van het gezonde bloed. Volgens de christelijke opvatting zijn alle menschen na Adams val „in zonden ontvangen en gebaren" ; volgens Duitsch geloof zijn wij uit God geboren en naar zijn wil gegroeid. De mythe van het Joodsche
Christendom luidt: „zonde en verlossing" ; de mythe van het Noordsche
heidendom luidt : bloed en eer.
Art. 9. De Duitsche jeugd vindt thans haar zedelijk houvast niet in den bijbel, maar in haar wetenschap inzake overerving en ras en in haar geloof aan Duitschland.
Art. 21. Wie de rassengedachte consequent doordenkt en toepast, moet den voorrang van de Joodsche religie in Duitschland, in eiken vorm, hetzij Katholiek of evangelisch, Duitsch-kerkelijk of Duitsch-christelijk, van de hand wijzen«.
Menschen, die uit zulk „geloof" leven en den Bijbel, den Christus Gods verachten en verwerpen, beschouwen Joden en Christenen, Protestanten en Roomschen eigenlijk op dezelfde manier : als Staatsgevaarlijk, en dus moet het gevolg zijn, dat de machthebbers in den totaal-Staat zich tegen de Kerk richten, om haar m haar christelijke belijdenis te krenken en te fnuiken. Voor de machthebbers der wereld gaat 't om „Blut und Boden", bloed en bodem is alles, en daarvoor moet de Heilige Schrift, daarvoor moet de Christus Gods en de Kerk des Heeren wijken ! En al spreekt art. 24 van het program der Duitsch Nat. Socialistische Partij van „vrijheid van godsdienst", de bepaling staat er bij, „voorzoover er de Staat geen nadeel van lijdt" ! De Staat is met goddelijk gezag bekleed en de Overheid zal uitmaken, wat de Kerk al of niet mag leeren en mag doen.
Eigenlijk behoeft het ons dan ook geen oogenblik te verwonderen, dat de Rijksregeering een Minister benoemd heeft om toezicht te houden op de Kerk en op dien godsdienst; en dat nu de geheime staatspolitie al scherper en scherper optreedt tegen de belijdeniskerk, die wil vasthouden aan de positieve waarheden van het Christendom. Niets is nu meer aan de bevoegdheden van de kerkelijke autoriteiten overgelaten. Men mag geen candidaten examineeren, geen kerkelijke belastingen heffen, geen enkel geschrift, ook niet in tijdschrift-vorm, publiceeren, dat niet eerst van den minister daartoe vergunning heeft verkregen. De Staat stelt zich in alles boven de Kerk en het is wel duidelijk, dat de Nationaal-Socialistische wereldbeschouwing de Kerk, die aan het Woord vasthoudt en echt Kerk wil zijn, niet naast zich dulden kan. Wat in het oog der Kerk dwaalleer is, zooals de „geloofs"-beginselen van Rosenberg toch inderdaad zijn, mag door de Kerk niet bestreden en weerlegd worden. De Staat wil het niet hebben. Niet Christus zal het Hoofd der Kerk zijn, maar de Minister. En men wil er niet van hooren, dat deze dingen in verband staan met het werk van den Anti-Christ.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1935

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

WAT ER IN HET BUITENLAND GEBEURT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1935

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's