Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VOOR DE LIJDENSWEKEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VOOR DE LIJDENSWEKEN

Jezus en die Hem verraden heeft

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Zoon des menschen zal overgeleverd worden in de handen der menschen", Matth. 17 : 22. Daarachter zat een heilig moeten des wel behagenis des Vaders. Hij wilde daartoe Zijn eeniggeboren Zoon gaven. En daarachter zitten onze zonden, ónze ongerechtigheden. Onze zonden zijn oip Hem aangeloopen. Wij zijn de oorzaak van al dat lijden.
Maar de Satan is er ook ten nauwste in betrokken. Hij is de vader der leugen en de menschenmoorder van den beginne. Het is mee door zijn werken, dat de wereld in het booze ligt.
En nu komt de Heiland om daartegen in te gaan. Hij kwam om de werken des boozen te verbreken, om het rijk des satans te niet te maken en om Gods Koninkrijk tot openbaring te brengen, met de verlossing van de kinderen Gods, die een nieuwen hemel en een nieuwe aarde zullen erven.
Nu kunnen we begrijpen, dat, als we lezen „De Zoon des menschen zal overgeleverd worden", de Satan daar achter zit. Heel die verschijning van Jezus Christus is den duivel tot schrik en ergernis en wekt zijn satanische haat en vijandschap, waarbij hij zijn diuivelsche listigheid tot het hoogste zal opvoeren.
Christus moet weg. De Heiland moet vallen. Sions Middelaar moet word.en neergeslagen, tot schande gebracht, tot een vloek gesteld, vernietigd !
En zelf doet Satan aanval op aanval, om zijn grooten tegenstander, Immanuël, te dooden, te doen struikelen en vallen, te vernietigen zoo mogelijk.
In Bethlehem, glinstert het zwaard van Herodes om het kindeke Jezus te treffen. Daarachter zit Satan, de menschenmoorder van den beginne, die als een sluipmoordenaar al de gangen van den Heiland zal nagaan. Nauwelijks is de Heiland in 't openbaar verschenen, gezalfd met den Heiligen Geest, bij Zijn doop, of Satan zoekt Hem tot zonde ts verleiden in de woestijn, als Hem hongert. Door Zijn vijanden laat Satan Hem voortdurend toelagen, benauwen, belasteren. Parizeer, Sadduceër. Priester, Schriftgeleerde, ja, wie niet al, spannen samen tegen Hem en achter dat alles woelt en woedt en wroet Satan. Maar alles mislukt. De Heiland gaat met majesteit en heerlijkheid Zijn weg, getuigende : „Ik toen gekomen om den wil Mijns Vaders te doen".
En dat is, tot verlossinig van Sion. Dat is tot verzoening van een arm zondaarsvolk in den weg der voldoening. En in dien weg zal Satan de doodsteek ontvangen. Hij, de overste der wereld, zal het verliezen. Zijn koninkrijk zal verbroken worden en zijn buit zal hem ontrukt worden, door Jezus Christus, Gods Zoon, waarachtig mensch geworden zijnde.
Dat doet Satan omzien naar de gevaarlijkste wapenen ; dat doet hem grijpen naar de laagste middelen, dat doet hem wandelen in de kromste wegen.
En het zal een Apostel worden, die den Heiland zal verraden, om Hem op de meest verachtelijke wijze in handen te spelen van de menschen, waar de Heiland naar Gods raad moest terecht komen, om Sion door recht te verlossen !
Judas is de verrader geworden. Daar zit Satan achter. Want Judas had een hoofdzonde, een boezemzonde : hij was een geldzuchtig man, een gierigaard, wiens geld z'n afgod was en die altijd overlegde welke wegen en middelen konden dienen, om hem rijker te maken, om hem voordeel te verschaffen, om hem vooruit te helpen in de wereld.
Daarvoor kon Jezus dienen, zijnde een wónderrabbi, een ernstig leeraar van naam, die door velen werd aangezien als de beloofde Messias, die Koning zou worden in Israël. En hij volgde hem. Maar dat viel ten slotte niet mee. 't Ging niet, zooals Judas zich dat had voorgesteld. Het succes bleef uit. 't Geld vloeide te langzaam, 't Volk wilde niet. En Jezus wilde niet, zooals Judas wilde. Wel was het niet onvoordeelig omm Hem te volgen, want hij droeg de beurs en wist wel gelegenheid te vinden van 't geld van anderen zich een gedeelte toe te eigenen.
Maar als het niet gaat, zooals hij zich voorgesteld had en de Heiland hem een en andermaal vanwege zijn eerzucht berispt en hem terug zet bij zijn geveinsde ijver voor de armen, slaat de haat in z'n hart. En als hij hoort van 't geen de Joodsche Raad wil, biedt hij zich aan om den Heiland hun in handen te spelen en voor dertig zilverlingen, de prijs, die een slaaf waard is., wordt hij, onder den schijn van vriendschap, de verrader van den Messias!
Daar achter zit Satan. Die vaart als de booze geest in Judas en maakt hem tot een afvallige, die ten verderve snelt, 't Is den duivel om Jezus te doen. Die moet uit den weg worden geruimd. Hij moet vernietigd worden. Hij moet worden
neergestort in de diepste schande en tot een vloek worden gemaakt, hangend aan het kruis, den Joden tot ergernis en den Grieken tot dwaasheid.
Judas draagt intusschen de verantwoordelijkheid. Die dient de zonde, ook onder een schijn van godzaligheid. Die is een gierigaard en een eerzuchtige. En die gierigaard wordt een dief en de dief wordt een verrader. En hij die de eer van menschen zoekt zal straks neerstorten in den eeuwigen dood. Daar zit Satan achter. Maar Judas, die door den Heiland omringd en overladen was van weldaden tot het laatste oogenblik toe, draagt de verantwoordelijkheid. De andere discipelen worden bewogen van hart en hun geest wordt verslagen bij 't hooren van de vreeselijke zonde en vluchten tot den Heere om raad en daad, maar Judas verhardt zichzelf ten einde toe en de Satan trekt in z'n hart door de open poort der zonde van geldzucht en eerzucht, om hem te verderven.
Dit alles is Sion tot verlossing. Want Jezus Christus zal juist als degene, die smadelijk verraden wordt, die met schande en vloek overladen wordt, die getoonden zal worden als een moordenaar en aan 't kruis genageld 'als een vervloekte, de juist gepaste Borg en Middelaar zijn van een arm zondaarsvolk. Maar wat is het vreeselijk voor Judas, die in onbekeerlijkheid voortgaat van kwaad tot erger en niet weten wil van een neerzinken aan de voeten van den Heiland, om Hem te smeeken : „o. Zone Davids, ontferm U mijner !" Van een bitter weenen weet hij niet. De zonde, de duivel, eigen vleesch en bloed heerschen over hem en ook door de teederste liefde, waarmede de Heiland ook hem omringde ten einde toe, laat hij zich niet vermurwen en hij weigert zondaar te worden en zich te bekeeren tot God. Vreeselijk ! En daarom heeft de Heiland ook gezegd : „De Zoon des menschen gaat wel heen, gelijk van Hem geschreven is.; maar wee dien mensch, door wien de Zoon des menschen verraden wordt!" Mare. 14 : 21a.
Hoevelen wederstaan den Heere, om de zonde te kiezen boven de gerechtigheid, den dood boven het leven. En de Heere draagt er de schuld niet van. Hoevelen, die de Kerk van Christus zoeken te gronde te richten ; die het heilige verachten, die woeden als duivelen. En de Heere zal Zijn Raad volenden en Zijn werk behouden in Christus. Maar wee dien mensch, door wien de ergernissen komen en het ware hem beter nooit geboren te zijn geweest.
Ieder die weigert zondaar te worden wederstaat den Heere en dient Satan. Wee dien mensch ! Wee en jammer zal zijn deel worden in dit leven reeds, en dat wee zal voortduren in eeuwigheid, over een iegelijk, die den Zoon ongehoorzaam is. „Het ware hem beter, zoo hij nooit geboren ware".
Tot zondaar wil het lijdensevangelie ons maken. Tot zondaar, nu het kruis van Christus verkondigd wordt. Tot zondaar, nu Hij ons voor oogen geschilderd wordt, die tot zondaar gemaakt is, om zondaren met God te verzoenen, om gebogenen uit het stof op te richten, om gevangenen het aangename jaar der vrijheid te verkondigen, om moordenaars het Koninkrijk Gods, het hemelsch Paradijs toe te bereiden en te ontsluiten. Hij, die verraden is, om ons met God te verzoenen en eeuwig veilig te stellen voor den rechterstoel des Vaders, Hij ziet uit naar degenen die nederig voor Hem knielen.
Dat we toch den Heere aanloopen, om een oprechten geest te mogen ontvangen. En de Heere geve ons, arme zondaren, door genade te mogen zingen :
Opdat ik U mijn rotssteen noem. En, deelend in Uws volks genoegen. Mij, met Uw erfdeel blij beroem.
[Psalm 106 vers 3.]

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 maart 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

VOOR DE LIJDENSWEKEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 maart 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's