Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Beperking van vrouwenarbeid

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de laatste nummers van ons blad hebben wij, afgezien van de crisismoeilijkheden op economisch terrein, die het verkrijgen van arbeid voor tienduizenden in den weg staan, nog op een 2-tal oorzaken gewezen, die de werkloosheid op ongunstige wijze beïnvloeden.
Als eerste oorzaak noemden wij toen het accres (aanwas) der bevolking, waardoor jaarlijks circa 40.000 arbeiders boven het normale aantal zich op de arbeidsmarkt aanmelden en als tweede oorzaak vestigden wij bij die gelegenheid de aandacht op het toenemend aantal buitenlandsche werkkrachten, dat zich hier te lande een werkkring heeft veroverd.
Naast deze twee oorzaken doet zich nog een derde factor voor, welke op de werkloosheid ongunstig Inwerkt n.l. die van den arbeid der vrouw.
Tengevolge van dezen arbeid wordt in onderscheidene beroepen en bedrijven de mannelijke arbeider door de vrouwelijke arbeidster verdrongen, waarvan het gevolg is, dat het cijfer van de werkloosheid van de mannelijke arbeidskrachten stijgt en dat der vrouwelijke arbeidskrachten daalt.
In het totaal-cijfer der werkloozen brengt dit wel geen verandering, doch voor het sociale leven van ons volk is de verschuiving van mannelijke werkgelegenheid naar vrouwelijke werkgelegenheid in hooge mate schadelijk en nadeelig.
Dat de vrouwenarbeid wel degelijk van invloed is op het werkloozencijfer der mannelijke werknemers, blijkt uit het feit, dat toen in het winterhalfjaar 1934/1935 gemiddeld bijna 400.000 werkloozen ingeschreven waren by de organen van de openbare arbeidsbemiddeling, er van deze 400.000 werkloozen nog geen 15000 werklooze vrouwelijke arbeidskrachten waren. En na het genoemde winterhalfjaar zullen de verhoudingen voor de mannelijke arbeidskrachten wel niet gunstiger zijn geworden.
Immers valt een voortdurende toeneming van het percentage vrouwelijke arbeidskrachten te constateeren. In de industrie b.v. bedroeg dit percentage in het jaar 1922 reeds 16.78 en in 1932, tien jaren later, 18.36. Een stijging dus van ruim 1.5 procent. In deze tien jaren hebben dus alleen in de industrie heel wat mannen op de arbeidsmarkt hun plaats moeten afstaan aan vrouwen.
Daarom is beperking van vrouwenarbeid noodig. Het is een wanverhouding, dat vrouwen en meisjes naar de fabrieken, kantoren en andere werkgelegenheden gaan en aldaar het werk verrichten, dat aan mannen en jongens zou kunnen worden opgedragen.
Daarin moet verandering komen.
Het gaat bij de vervanging van vrouwelijke door mannelijke arbeidskrachten natuurlijk niet, wat de feministen duchten, en die uit vrees, reeds zonder dat er iets gebeurt, tegen vergaande maatregelen op dit punt waarschuwen, om de vrouw, Zooals de vorige Minister van Sociale Zaken dit uitdrukte, tot haar vroegere afhankelijke positie terug te brengen, maar om te bevorderen, dat de man eenige meerdere posities kan innemen op een terrein, dat van nature voor de vrouw niet het meest geëigend is; een streven dus, dat in dagen van groote werkloosheid geheel voor zichzelf spreekt.
Is het dus de bedoeling om door beperking van vrouwenarbeid, de mannelijke werknemer meer gelegenheid te bieden om arbeid te verkrijgen, daarnaast zal de beperking er toe kunnen medewerken, dat de vrouw haar positie herkrijgt, die zij op grond van Gods Woord heeft in te nemen. Naar de Schrift heeft de vouw geen roeping om in fabriek of werkplaats te arbeiden, doch ligt haar taak in het gezin.
Zooals vanzelf spreekt, is hier onderscheid te maken tusschen de gehuwde vrouw, die arbeid verricht, en de ongehuwde vrouw, die buiten het gezin, waartoe zij behoort, werkzaam is. Voor de gehuwde vrouw moet alle terrein van arbeid onverbiddelijk gesloten zijn. Iets anders staat het met de ongehuwde werkneemster, die kan hoogstens worden toegelaten tot het verrichten van arbeid in die beroepen, die zich speciaal op het gebied van de vrouw bewegen.
Beperking van vrouwenarbeid is alzoo noodig. Daarom valt het in den Minister van Sociale Zaken te prijzen, dat hij zich vereenigde met het voorontwerp van Wet, houdende eenige beperkende bepalingen ten aanzien van het verrichten van arbeid door vrouwelijke arbeidskrachten, door zijn voorganger bij den Hoogen Raad van Arbeid aanhangig gemaakt. In dit voorontwerp wordt een poging aangewend, om, zij het als tijdelijke voorziening, eenerzijds den arbeid van meisjes van 14 en 15 jaar in fabrieken en op kantoren te verbieden en anderzijds de mogelijkheid te openen, dat bepaalde soorten van arbeid voor vrouwen en meisjes verboden kunnen worden. Beide maatregelen kunnen er toe bijdragen, dat jongens, die anders werkloos zouden moeten blijven, in het productieproces worden opgenomen.
Minister Slingenberg is verder van oordeel — en terecht — dat langer weifelen niet gewettigd is. Naar zijn meening is van het arbeidsverbod voor meisjes van 14 en 15 jaar te verwachten, dat velen harer na volbrachte leerplicht een werkkring zullen zoeken in huiselijke diensten. Aldus zou geleidelijk een grooter aantal Nederlandsche meisjes als dienstbode beschikbaar komen en de buitenlandsche meisjes successievelijk kunnen vervangen.
Dat er aan de beperking van vrouwenarbeid ook bezwaren kleven, kan moeilijk ontkend worden. Een der gewichtigste bezwaren, welke de Minister van Sociale Zaken aanvoert, is de precaire toestand van de industrie, welke er toe noopt om zooveel mogelijk af te zien van maatregelen, die als gevolg met zich kunnen brengen een stijging van de productiekosten. Immers de loonen, die de mannelijke arbeidskrachten behoeven, zijn hooger dan die, waarmede de vrouwelijke werknemers zich tevreden stellen.
Er zal dus bij de beperking van den vrouwenarbeid met groote omzichtigheid moeten worden te werk gegaan.
Intusschen neemt dit niet weg, dat bij de zaak groote haast is.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's