Deuteronomium 32:11.
Gelijk de adelaar zijn nest opwekt en om zijn jongen zweeft, zoo breidde hij zijne vleugelen uit en ving hem op en droeg hem op zijne wieken. Deuteronomium 32 vers 11.
Wat een prachtig beeld wordt hier gebruikt om een indruk te geven van Gods trouw tegenover Zijn volk Jakob heet hier des Heeren eigendom en Israël Zijn wettig bezit (vers 9). God vond' hem in een verlaten land, in de wijde wildernis bij hullende dieren ; Hij omringde hem met teedere zorg en bewaarde hem als Zijn oogappel. En dan volgt 'de tekst, hierboven afgedrukt. In de bijbelvertaling van Obbink wordt gezegd : Gelijk de adelaar zijn nest bewaakt, enz. Ik geloof, 'dat de Statenvertaling hier juister, althans levendiger de bedoeling weergeeft met het woord „opwekt". De Leidsche Vertaling heeft dat woord behouden. Wat is het geval ? De Vulgaat heeft de bedoeling al goed getroffen door de toevoeging : provocans ad volandum : „ze uitlokkend om te vliegen". Bengt Berg geeft er een mooie beschrijving van. Hij vertelt, dat de jonge vogels eerst een tijdlang weinig te eten krijgen. Wanneer zij dan uitgehongerd krijschen in het nest, komt de moedervogel met voedsel, maar niet om dat in het nest te brengen, maar om het op eenigen afstand te deponeeren, zóó, dat zij het goed zien. De jeugdige vliegeniers staan dan een poos klapwiekend op den rand van het nest. Zij hunkeren naar het voedsel, maar vreezen voor hun „luchtdoop". Het is een harde strijd tusschen verlangen en vrees, die er in hen gestreden wordt. Zonder toedoen van anderen zullen zij den beslissenden sprong niet durven wagen, maar dan komen de beide oude vogels, die al een tijdlang om het nest gezweefd hebben, plotseling er over heen scheren en geven hun aarzelend kroost een stoot, zoodat ze uit het nest vallen. Dan volgt een strijd op leven en dood. De jonge vogels weten hun groote vlerken nog niet te gebruiken : onbeholpen, als een kind dat loopen leert, fladderen zij tusschen hemel en aarde zonder te kunnen verhinderen, dat ze steeds dieper vallen. Maar de ouden omringen ze met hun zongen, en als hun jeugdige krachten dreigen te bezwijken, dan schieten zij plotseling toe en zweven onder hun jongen om ze op hun breeden rug op te vangen en naar het nest terug te brengen.
Zoo leeren jonge arenden vliegen. Hoe fijn moet de schrijver van Deuteronomium 32 vers 11 de natuur geobserveerd hebben om zulk een prachtig beeld te kunnen gebruiken van de trouw en de wijsheid, waarmede God zijn jonge, onervaren schepselen tot zelfstandigheid brengt en ze leert op eigen wieken te drijven, zonder ze aan al te groote gevaren bloot te stellen.
[Evangelisch Zondagsblad.]
C. G. W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1936
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1936
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's