Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NATUUR EN GENADE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NATUUR EN GENADE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XII.
Wie, gelijk in de Roomsche Kerk geschiedt, de genade beschouwt als een geschapen iets, kan haar naast de natuur plaatsen en spreken van natuur en genade, wijl ook de natuur ons spreekt van wat geschapen is. De genade moge dan van hooger orde zijn dan de natuur, maar beide liggen op het terrein der schepping.
Ook de mensch is van hooger orde dan het dier, en daarom is den mensch heerschappij over het dier gegeven, maar beide zijn van God geschapen; derhalve spreken wij van de schepping van mensch en dier. Zoo is de genade van hooger orde dan de natuur en alleen haar beheersching van de natuur stelt de natuur in den dienst van God; nochtans beide zijn geschapen van God, zoodat wij van natuur en genade kunnen spreken als liggende in dit opzicht in dezelfde lijn.
De Protestantsche opvatting is gansch anders. Wij denken bij genade niet aan een geschapen iets. Genade is naar Schriftuurlijk inzicht een der deugden Gods ; zij is de deugd der liefde Gods, geoefend jegens onwaardigen, die niet anders dan oordeel en verwerping hebben verdiend.
Echter laat de Schrift ons de genade Gods nog iets anders zien dan enkel als een gezindheid van genade in God. De genade woont niet alleen in God, maar zij is van God uitgegaan in Christus Jezus, Zijn Zoon, om deze gevallen wereld te redden uit de macht der zonde en des doods. In den Borg en Middelaar openbaart deze genade zich als een reddende en verlossende macht, overeenkomstig wat Paulus schrijft: Het woord des kruises is wel dengenen, die verloren gaan, dwaasheid, maar ons, die behouden worden, is het een kracht van God.
Niet, dat daardoor de genade Gods van karakter verandert; zij is en blijft de vergevende liefde Gods, die zich tot schuldigen neerbuigt, maar deze vergevende liefde Gods is niet krachteloos, maar is een wondere kracht van den Almachtigen God, waardoor Hij de dooden levend maakt, de verdrevenen wederbrengt, het verlorene zoekt en behoudt. Zij is het dus, die de wereld herschept en haar niettegenstaande de zonde brengt tot het doel, waartoe zij van God is geschapen.
Tegenover Rome mogen wij echter nooit uit het oog verliezen, dat de genade niet een op zich zelf staande geschapen kracht is, zooals zij b.v. de Sacramenten zien als werkende ex opere operate, krachtig door zich zelf, en ook de bovennatuur beschouwen als een goddelijke kracht ten goede ; als we de genade als een levendmakende kracht zien, is en blijft zij de kracht Gods, die in Christus Jezus door de werking des Heiligen Geestes als verlossende kracht zich openbaart.
De genade Gods verlost. Gij zult Zijn naam heeten Jezus, want Hij zal Zijn volk verlossen van hunne zonden.
Gods genade als scheppende en herscheppende kracht keert zich tegen de verdervende macht der zonde, opdat de raad Gods, in het scheppingsplan neergelegd, niet door de zonde verijdeld worde.
Er is echter niets in de Schrift, dat noopt om aan te nemen, dat Gods genade de schepping nader aanvult en aan die schepping iets toevoegt, wat vóór den val des menschen nog niet tot de schepping behoorde. Daarmede toch zou worden erkend, dat de schepping nog niet compleet is geweest en dat de zonde is ingekomen, voordat God de Heere met Zijn scheppingswerk klaar was. Maar de Schrift leert juist uitdrukkelijk, dat God gerust heeft op den zevenden dag, wijl de schepping voltooid was. Als God op den zevenden dag volbracht had Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevenden dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. Wijl het rusten Gods niet als bij den mensch zijn oorzaak in vermoeidheid vinden kan, vertolkt dit rusten onwedersprekelijk de voltooiing van de schepping; het werk der schepping is af.
Maar niet alleen dat door de verlossende kracht der genade geen nieuwe schepselen worden geschapen, die aan de bestaande schepping worden toegevoegd, maar evenmin is er reden om te veronderstellen, dat de genade, den mensch verlossende, aan dien mensch vermogens toevoegt, die hij vóór den val niet heeft gehad. Want daaruit zou evenzeer volgen, dat de mensch vóór den val niet volmaakt is geweest. En ook dat is weer in strijd met de Schrift die ons meldt, dat God, na de schepping van den mensch de schepping overziende, zag, dat alles zeer goed was.
Wij mogen dus nimmer tusschen het geschapene en de genade een tegenstelling maken, alsof de genade eigenlijk de schepping geheel of ten deele negeeren zou en deze op zij schuivende, plaats zou maken voor iets nieuws. De genade keert zich nimmer tegen de schepping, want dan zou zij zich tegen Gods werk keeren, maar de genade keert zich tegen de zonde en tegen de zonde alleen. Zij bedoelt de zonde te overwinnen ; de zonde met haar gevolgen ongedaan te maken, opdat God over de zonde triumfeere en niettegenstaande de zonde Zijn raad met het geschapene ten uitvoer legge. Zelfs moet in dezen weg de zonde nog medewerken ten goede. Deze laatste waarheid is echter thans voor ons bijkomstig. Hier gaat het om de tegenstelling zonde-genade, terwijl wij de tegenstelling natuur-genade, wanneer natuur het geschapene vertegenwoordigt, met alle beslistheid verwerpen.
In de wedergeboorte en bekeering ontvangt de mensch door Gods genade niet een nieuw en ander verstand, dan hem in de schepping gegeven was, maar zijn verstand, door de zonde verduisterd, wordt door de genade verlicht om opnieuw te verstaan de dingen, die des Geestes Gods zijn. De apostel spreekt daarom van verlichte oogen des verstands. En zoo is het ook met den wil en alle vermogens van den mensch. Wat door de zonde bedorven was, wordt door de genade hersteld.
In de Dordtsche leerregels wordt dat op schoone wijze ons geleerd, als van de krachtige werking van den wederbarenden Geest gezegd wordt: „Hij opent het hart, dat gesloten is. Hij vermurwt, dat hard is, besnijdt, dat onbesneden is; in den wil stort Hij nieuwe hoedanigheden, maakt dat die wil, die dood was, levend wordt; die boos was, goed wordt; die niet wilde, nu metterdaad wil; die wederspannig was, gehoorzaam wordt; Hij beweegt en sterkt dien wil alzoo, dat hij als een goede boom vruchten van goede werken kan voortbrengen". (Ill en IV. 11)
Het behoeft wel geen betoog, dat het instorten van nieuwe hoedanigheden in den wil (een uitdrukking, waarover sommigen nogal eens vallen) niet in den
Roomschen zin van gratia infusa, ingestorte genade, mag worden verstaan, alsof hier een bizondere kracht in den zin van een bovennatuur aan de natuur van den mensch wordt toegevoegd. Het woord hoedanigheden wordt in genoemd artikel uitdrukkelijk verklaard als tegenstelling van de slechte hoedanigheden, die door de zonde aan den wil des menschen eigen zijn.
Trouwens de Dordtsche leerregels erkennen uitdrukkelijk, dat de zonde de natuur van den mensch wel verdorven heeft, maar niet een stuk van zijn natuur heeft weggenomen. „Doch gelijk de mensch door den val niet heeft opgehouden mensch te zijn, begaafd met verstand en wil, en gelijk de zonde, die het gansche menschelijke geslacht heeft doordrongen, de natuur des menschen niet heeft weggenomen, maar verdorven en geestelijker wijze gedood, zoo werkt ook deze goddelijke genade der wedergeboorte in de menschen niet als in stokken en blokken, noch vernietigt den wil en zijn eigenschappen en dwingt dien niet met geweld zijns ondanks, maar maakt hem geestelijk levend, heelt hem, verbetert hem en buigt hem tegelijk liefelijk en krachtig". (III en IV. 16).
Daarom veronderstelt de genade Gods en haar krachtige werking de schepping, omdat zij niet iets nieuws schept ten opzichte van hetgeen eens van God geschapen is, maar het verderf, dat de zonde over Gods schepping gebracht heeft, wegneemt. Is er dus in de Schrift van een nieuwe schepping en een nieuw schepsel sprake, zooals in het woord: „zoo dan, wie in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbij gegaan, zie, het is alles nieuw geworden", dan wordt met het oude, dat voorbijgegaan is, niet de schepping bedoeld, die eens uit Gods hand voortkwam, en het oude schepsel is niet de mensch, zooals hij eens naar Gods beeld geschapen in het paradijs stond; de tegenstelling is een gansch andere. Een nieuw schepsel is de christen alleen in vergelijking met de verdorvenheid zijnet natuur door de zonde.
Gods genade, voorzoover zij genomen wordt als een kracht van God, werkt dus niet buiten de schepping, maar het geschapene is juist het voorwerp van haar werking.
Gods genade schept geen nieuwe menschen buiten de menschheid, die God hier op aarde gezet heeft, maar zij schept een nieuwe menschheid uit het oude menschelijk geslacht dat door de zonde van God is afgevallen.
In het geschapene en in de natuur, die God aan ieder schepsel gegeven heeft, ligt het aanknoopingspunt (om hier een oogenblik dit woord uit de Zwitsersche theologie te gebruiken) voor Gods genade.
Als wij den mensch in het bizonder aanmerken als voorwerp der genade, wil dat niet zeggen, dat de mensch door zijn vrijen wil of op eenigerlei andere wijze zich zelf aan de genade aanhaakt, maar dat de natuur van den mensch, zooals die door God is geschapen, en die door de zonde niet is weggenomen, noch geheel, noch voor een deel, door de genade geëerbiedigd wordt, omdat de genade niet bedoelt deze natuur te verkrachten, maar juist te herstellen en te behouden.
In verband met het woord aanknoopingspunt kan gezegd, dat God met Zijn genade niet aanknoopt aan des menschen werk, maar aanknoopt aan Zijn eigen werk.
O. a/d IJ.
Woelderink.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

NATUUR EN GENADE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's