Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekeering tot zaligheid, maar de droefheid der wereld werkt de dood. 2 Corinthe 7 vers 10.

De apostel Paulus spreekt hier een algemeene waarheid uit, die zich aansluit aan een bijzondere omstandigheid in de gemeente van Corinthe. In zijn vorige brief had hij haar op hoog-ernstige wijze moeten bestraffen over een gruwelstuk, dat in haar midden had plaats gehad en niet geweerd, maar door laksche toegevendheid geduld was. Daardoor had hij die gemeente, die hem zoo na aan het hart lag, diep bedroefd. Maar nu verblijdde het hem, dat deze bestraffing een heilzame uitwerking had gehad. Zij toch hadden gehoor gegeven aan des apostels vermaning. Zij hadden het kwade uit hun midden weg gedaan. Het had hen gebracht tot schaamte, tot verootmoediging voor God, tot schuldbelijdenis en een terugkeer van den kwaden weg.
Nu mocht het getuigenis dan ook worden afgelegd: Gij zijt bedroefd geweest naar God, zoodat gij door de droefheid, die wij u aangedaan hebben, in geen ding schade van ons geleden hebt en nu mag die dierbare waarheid, die eeuwen daarna nog zou gelden tot troost en bemoediging, maar ook tot waarschuwing, uit de pen van den apostel vloeien: De droefheid naar God v/erkt een onberouwelijke bekeering tot zaligheid, doch de droefheid der wereld werkt de dood.
Hoe verschillend het beginsel, waaruit de droefheid ontspruit. De droefheid der wereld ontstaat uit het gemis of verlies van de dingen dezer wereld.
Kan het dan anders, of deze stof tot droefheid is uitermate groot en verschillend bij de ongenoegzaamheid en vergankelijkheid dezer wereld en bij het bittere dat aan haren dienst verbonden is.
Nu eens is het hart terneergedrukt over verliezen en rampen, dan over miskenningen of ondankbaarheid, waarmee wij worden bejegend; droefheid alzoo van allerlei aard, maar van welke de zelfzucht dikwijls de onzuivere bron is. Wij beweenen onszelve, als de verwachtingen teleurgesteld worden, maar wij weenen niet over onze dwaasheid, dat wij het huis onzer verwachting op een zandgrond hadden gebouwd.
Het beginsel was niet goed. Doch daar is ook een droefheid, die Gode aangenaam is. Dat is de droefheid naar God. Want al wat naar God gaat, is ook uit Hem. De apostel geeft ons dus de oorsprong of werkende oorzaak dezer droefheid op, maar ook tot Wien die droefheid ons brengt. Zij dringt om bij den Heere vertroosting, hulp en heil te zoeken.
De droefheid naar God, waardoor men bij de erkentenis, dat men tegen den levenden God zwaar en menigvuldig gezondigd heeft, de behoefte aan vergeving en genade gevoelt en dus naar Hem leert uitzien en tot het Kruis leert vluchten.
Die droefheid ontstaat uit liefde tot den Heere. Zij ontstaat, als God de Heilige Geest begint te overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel.
Geen wonder, . dat zulk een begint te weenen over zijn zonden. De wereld wordt hem te eng. Niets kan hem hier beneden rust schenken en de taal van den tollenaar welt uit zijn hart: O God, wees mij zondaar genadig!
De droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekeering. Bekeering, dat wil zeggen : verandering van gezindheid en leven. Want als de droefheid oprecht is, kan men niet blijven leven als vroeger, in de genietingen der wereld, in den dienst der ongerechtigheid.
Die droefheid is naar God, drijft naar Hem alleen, en heeft die krachtige uitwerking, dat door den Heiligen Geest zulk een van staat en stand komt te veranderen, van den dood in het leven.
Een groote omkeering!
Een onberouwelijke bekeering tot zaligheid werkt die droefheid.
Wordt hare voortreffelijkheid daardoor niet openbaar ?
Zij richt zich tot God, de Onveranderlijke, de Getrouwe, Wiens bezit niet teleurstelt. Die alleen kan troosten.
Verwondert het u dan nog dat die bekeering een onberouwelijke wordt genoemd ?
Nog nooit heeft 't iemand berouwd en nooit zal het iemand berouwen, dat hij zijn slechtigheden. verlaten heeft. Die bekeering zal vast, duurzaam, volhardend, toenemend zijn, want zij is een bekeering tot zaligheid.
Zij leidt niet alleen tot de zaligheid, maar geeft ook reeds hier aanvankelijk deel aan de schatkameren des heils. De gemeenschap met God Drieëenig, de verheerlijking van dat eeuwig Wezen, de innerlijke bewustheid vergeving te hebben ontvangen, dat zijn de grondslagen van de onberouwelijkheid.
Niet, dat die onberouwelijkheid in den mensch zou liggen. Gods roeping is het slechts. Hij is alleen de Rotssteen, Wiens werk volkomen is.
Zalig, die treuren, want zij zullen vertroost worden.
Voor de wereld schijnen droefheid en zaligheid lijnrecht tegenover elkaar te staan. Maar ze hangen zoó nauw tezamen, dat geen zaligheid zonder droefheid denkbaar is.
Zaligheid is de vreedzame vrucht der gerechtigheid. Zaligheid dat is de kracht te ondervinden van het schulduitdelgend en reinigend bloed van Christus.
Hoe gansch anders is de uitkomst van de droefheid der wereld.
Die werkt de dood. Het woord „dood" moet hier in zijn volle beteekenis worden genomen. Eeuwige verwijdering van God. Die droefheid had haar oorsprong niet uit God, vandaar keert zij ook niet tot God.
Kunnen de genietingen der wereld, de verstrooiingen, de smarten doen stillen ? Neen, de smart wordt vermeerderd, want de droefheid der wereld werkt de dood.
Kennen wij die zalige droefheid naar God in haren rechten aard ? Droefheid is ons aller deel. Het leven is toch vol moeite en zorg.
Eén van beiden dus, óf droefheid naar God, of naar de wereld. Velen zijn bedroefd over stoffelijke zaken, als het tegenloopt.
Is deze droefheid de ware ? Hebt gij u vernederd onder de slaande hand Gods en gelooft gij dat dit u alles overkomt om uwer zonden wil ?
Een zwaar kruis is misschien uw deel. Wilt gij het zelf dragen ? Dan is het zoo zwaar, want dan kent gij niet de ware troost.
Wat is uw troost, ja uw éenige troost in dagen van beproeving, bij de gedachte aan dood en eeuwigheid ? De droefheid naar God moet gekend worden, zal het wèl met u zijn. Sta dan eens stil op uw weg.en vraag eens in diepe ernst: Heb ik genoeg voor de eeuwigheid ?
Al uw verontschuldigingen zullen u niet baten. De Heere heeft het ook in uw leven getoond, dat Hij geen lust heeft in den dood van den zondaar, maar daarin, dat de zondaar zich bekeere en leve.
Gods volk is duur gekocht, en daarom is het ook de dure roeping den Heere te verheerlijken naar ziel en lichaam. Evenals een bloem zich keert naar het licht, zoo zal de blik moeten zijn naar Boven, vanwaar de hulpe moet komen.
Vr.
WARMOLTS.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 oktober 1936

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's