’s HEEREN HUIS

’t Is mij goed, Heer', te verkeeren waar Ge uw volk tezamen brengt. Daar met hen mij één te voelen, waar Gij 't levend water schenkt. — 't Water uit de heilsfonteinen, dat mijn dorstig hart verkwikt — En het levensbrood te smaken, waar Gij 't voor Uw kand'ren schikt.

’t Is Uw Woord toch, dierb're Heiland — zijn er twee of drie tezaam Om Uw deugden te verheffen, te verheerlijken Uw Naam, Dat Gij dan wilt zijn in 't midden, waar Uw jong'ren zijn vergaard. Hun gebeden zult verhooren, reukwerk, stijgend hemelwaart.

Op Uw Woord stroomt alles samen, buigt Uw volk zich voor U neer, U belijdend als zijn Redder, als zijn .Goël, God en Heer; Om, zij 't staam'lend, U te danken voor de rustplaats van hun voet. En, gesterkt door 't Woord des levens, voort te gaan met nieuwen moed.

Ach, hoe waarlijk hulp'loos treurig zou mijn gang door 't leven zijn, Hieldt Ge Uw Huis voor mij gesloten, miste ik daar Uw zonneschijn. Laat mij, als de minste dienaar, blij verkeeren in Uw huis. Bij de schare vrijgekochten door het bloed van Christus' Kruis.

(Woord en Geest).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen