Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

GESTORVEN EN BEGRAVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En hij kocht fijn lijnwaad, en Hem afgenomen hebbende, wond Hem in dat fijne lijnwaad, en leide Hem in een graf, hetwelk uit een steenrots gehouwen was; en hij wentelde een steen tegen de deur des grafs. Markus 15 vs. 46.

(Goede Vrijdag).
„Hij is bij de rijken in Zijn dood geweest". Aldus heeft Jesaja geprofeteerd aangaande de begrafenis van den Man van smarten.
Op treffende wijze is deze profetie in vervulling gegaan, toen op den avond van den Goeden Vrijdag in den hof van Arimathea de grafspelonk werd gereed gemaakt, opdat daar het lichaam van Jezus begraven zou worden.
Gewoonlijk werden de gekruisigden na hun dood aan 't roofgedierte prijsgegeven of zij werden door de bewakers in een haastig gegraven kuil geworpen.
De vijanden van Jezus hebben zich vóór Zijn dood naar Pilatus begeven, om hem te verzoeken, dat het lichaam van Jezus nog voor den Sabbath werd afgenomen van het kruis. Het is hun bedoeling geweest, dat de Nazarener maar zoo spoedig mogelijk begraven werd in het misdadigersgraf. Dan is Hij ook het spoedigst vergeten.
Zoo had men Zijn graf bij de goddeloozen gesteld. Maar de albesturende God heeft in Zijn allerbijzonderste Voorzienigheid het alzoo geleid, dat de Schriften werden vervuld: „Hij is bij de rijken in Zijn dood geweest".
Daartoe heeft God den dienst van Jozef van Arimathea gebruikt. Tevoren wordt zijn naam in de Evangeliën niet genoemd. Hij zou ook een onbekende onder Jezus' discipelen gebleven zijn, wanneer het niet zijn taak geweest was om Jezus' lichaam te begraven.
Hij kon dat doen, want hij was rijk en bezat in de nabijheid van Golgotha een eigen hof met een nieuw graf.
Hij mocht dat doen, want hij was een „eerlijk raadsheer", d.w.z. een geacht lid van
den Joodschen Raad, een man die in eer en aanzien stond bij Pilatus en 't volk.
Hij wilde dat doen, want hij was een discipel van Jezus geworden, die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte.
Tijdens het leven van den Heere Jezus heeft hij echter den moed gemist om open lijk te erkennen, dat hij in Jezus, den Messias, den waren Koning Israels zag. Wel lezen wij, dat hij niet mede bewilligd had in de goddelooze samenspanning van het Sanhedrin tegen Jezus. Maar nergens staat er, dat hij Jezus openlijk heeft verdedigd. Dat lezen we wel van Nicodemus, die in een der vergaderingen van den Joodschen Raad voor Jezus opgekomen is.
In de nachtelijke zitting van het Sanhedrin, waarin Jezus werd gevonnist, ontbraken zoowel Nicodemus als Jozef van Arimathea, wat blijkt uit 't feit, dat Jezus met eenparige stemmen veroordeeld is.
Wat een zelfverwijt heeft Jozef echter geknaagd, toen hij stond bij den voet van het kruis. Hij had Jezus kunnen en moe ten verdedigen, doch hij had altijd gezwegen. En nu is het te laat.
Jozef van Arimathea had gehoopt, dat] Jezus was Degene, die Israël verlossen zou. Hij heeft wellicht nog verwacht, dat Jezus zichzelf nog verlossen zou en zou afkomen van het kruis. Maar met droefheid heeft hij gezien, dat Jezus 't hoofd boog en den geest gaf. Nu kon de dood van den Meester niet meer verhinderdl worden. Nu kan er niets meer gedaan worden.
Alleen één ding kan hij doen. En dat zal hij ook doen. Hij zal opstaan en naar Pilatus gaan en vragen of hij het lichaam van Jezus begraven mag. De zwakke Arimatheer wordt sterk. De schuchtere Jozef wordt een held. De vreesachtige raadsheer wordt kloek. Want wat de Galileesche vrouwen niet kunnen en de discipelen niet durven, waagt Jozef van Arimathea wel. Hij verstout zich en vraagt om het lichaam van Jezus, en hij wint het hierin van Nicodemus, die eerst later zich ook bij hem voegt en specerijen aanbrengt om aan Jezus de laatste eer te bewijzen.
Het eerste, dat gedaan moet worden is de afneming van het kruis. Welk een zorg heeft dat gekost. Het lichaam mocht niet afgerukt of afgetrokken worden, zooals de soldaten deden bij gewone kruiselingen Met zorg moesten de handen en voeten losgemaakt worden en het bebloede lichaam gereinigd worden.
Vervolgens werd om 't hoofd van den geliefden Meester de zweetdoek vastgemaakt en daarna het heele lichaam omwonden met het fijne lijnwaad, door Jozef in Jeruzalem gekocht.
Dan wordt het stoffelijk overschot opgenomen en zorgzaam gedragen naar het graf, dat niet gezocht of gekocht behoefde te worden. Want blijkbaar had Jozef van Arimathea in een rotswand een graf laten uitbouwen, dat voor hemzelf bestemd was. Zoo brengt hij, geholpen door Nicodemus, zijn gestorven Meester naar dat nieuwe graf in zijn eigen hof.
't Was een sobere, heel eenvoudige begrafenis. Geen prachtige staatsie, geen indrukwekkende toespraken, geen overweldigende belangstelling. Een paar mannen, die het lichaam droegen, en enkele vrouwen, die volgden om te zien waar Jezus gelegd werd. En Jezus' discipelen ontbraken bij de begrafenis.
En toch is deze nederige begrafenis een vorstelijke graflegging geweest. Hier werd begraven: de Koning van het rijk der genade. Toen werd begraven de Machtige, die den koning der verschrikking overwon.
Voor de menschen, ook voor de vrienden, die met zooveel toewijding dat werk der liefde deden, was het of nu het lichaam van Jezus op de laatste rustplaats werd gelegd. Nu werd hem de laatste eer bewezen. En Jozef wentelde de steen tegen de deur des grafs, om daarmede de grafspelonk af te sluiten.
„Nu is het gedaan met den Nazarener" juichten de vijanden.
„Onze Meester is niet meer", zuchtten de vrienden en de vrouwen op den stillen Zaterdag, toen ze rustten naar het gebod.
Ongetwijfeld heeft toen niemand beseft, dat Christus ook in de begraving van Zijn lichaam de plaatsbekleedende Borg van Zijn Kerk is geweest. Ook Jozef van Arimathea niet, want uit de zorg waarmee de begrafenis werd geleid, kunnen we wel afleiden, dat Jozef evenmin als de discipelen en evenmin als de vrouwen, dacht aan de opstanding. Nog zijn er velen, die op den Goeden Vrijdag slechts gedenken aan den dood des Heeren als het sterven van een martelaar. Men stelt dan den Goeden Vrijdag boven het Paaschfeest, omdat het de herinneringsdag is aan Jezus' dood en begrafenis.
Laat 't alzoo onder ons niet zijn. Want Christus' dood en begrafenis zou voor ons geen beteekenis gehad hebben, als Hij niet uit het graf was opgestaan, nadat Hij door Zijn dood den prijs der zonde had betaald.
Laten wij daarom op den Goeden Vrijdag in den geest naar den hof van Arimathea gaan en overdenken, dat in den dood van Christus de bezoldiging der zonde wordt uitbetaald. Christus stierf en werd begraven om der zonde wil.
De dood en het graf zijn immers in de wereld gekomen door de zonde. Tot den zondigen mensch werd het gezegd : Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeeren. Indien de mensch niet gezondigd had, er zouden geen kerkhoven, geen graven geweest zijn. Dan was ook dat graf in den 'hof van Arimathea er niet geweest. Dit graf spreekt van de straffende gerechtigheid Gods. Door de zonde is de menschheid aan den dood en de verderfelijkheid onderworpen. Wie leeft er, die den slaap des doods niet eens zal slapen ? Wie redt zijn ziel van het graf ? Niemand.
Doch Eén is er geweest, over Wien de dood geen macht kon hebben : Jezus Christus. Bij Hem behoefde 't eind Zijns levens niet te zijn: gestorven en begraven. Want Hij was aan de macht des doods niet onderworpen. In Hem is geen zonde, die den dood veroorzaakt, geweest. Hij, de Reine, Zondelooze, Heilige Zoon van God behoefde niet te sterven.
Maar Hij is tot zonde gemaakt, zonde geworden voor de Zijnen, en is voor hen gestorven, opdat degenen, die in Hem gelooven, den eeuwigen dood zouden ontgaan. Hij heeft de bittere kruisdood ondergaan om aan Zijn Kerk het leven tot in eeuwigheid te geven.
De zwaarste helleangst, de ontzettendste doodssmart heeft de Heiland tevoren ondergaan in den lijdensnacht in Gethsemané en tijdens de duisternis op Golgotha. Toen heeft Sions Borg de vreeselijkheid van den eeuwigen dood ondervon­den in de plaats van hen, die het eeuwig lijden hadden verdiend. Dat ontzettend zielelijden is echter voleindigd en doorstaan, voor Hij stierf.
Maar om de straf, die ons den vrede aanbrengt, geheel te ondergaan, moest Christus ook den tijdelijken dood sterven en gelijk de stervelingen begraven worden. Hij is in het stof des doods gelegd. Gestorven en begraven voor vloekwaardigen. Doch in het graf is Jezus' lichaam niet tot ontbinding overgegaan. Zijn beenderen zijn niet verteerd. Gods Heilige heeft geen verderving gezien en is niet verslonden door den dood. In Zijn dood en begrafenis begint Zijn verhooging. Want zegevierend is Hij verrezen uit het graf, waarin Hij op den Goeden Vrijdag was gelegd. De steen, zoo zorgzaam door Jozef geplaatst voor de opening des grafs, is op den Paaschmorgen afgewenteld. De doeken, zoo zorgvuldig om Jezus' lichaam gewonden, zijn op den dag der opstanding afgeworpen en samengerold en neergelegd in het graf. Zijn lichaam, zoo zorgvol gebalsemd met de specerijen van Nicodemus, is verheerlijkt opgestaan uit de donkere grafspelonk.
Was Christus in het graf gebleven, we zouden geen hoop kunnen hebben op de verlossing door Zijn bloed. Indien Christus niet opgewekt was, zoo was ons geloof ijdel. Maar nu Christus, die gestorven en begraven is, is opgewekt en is de Eersteling geworden dergenen die ontslapen zijn, opdat zij zouden leven met Hem.
Wij allen moeten eenmaal sterven.
„Gestorven en begraven", dat is het einde van ieders levensboek. Denk daaraan op dezen Goeden Vrijdag.
Ja, ook degenen, voor wie Christus den dood is ingegaan, moeten eens sterven. Het graf zegt niet: Het is genoeg ; maar het blijft zeggen: Geef, geef.
Straks wordt uw graf gedolven, lezer. Misschien zijt ge reeds lang ziek en wordt ge door uw krankheid gewaarschuwd voor het naderend sterven. Maar ook gij, die gezond zijt, staat slechts één schrede af van uw graf. Wie weet, hoe spoedig u de laatste eer zal worden bewezen. En men zal van u zeggen : die man, die vrouw is gestorven en wordt begraven.
Maar zal dat inderdaad 't laatste zijn ? Is het uit met den dood en het graf ?
Neen!
Want eens zal de groote Overwinnaar, Jezus Christus, Die den dood verslonden heeft, verschijnen op de wolken des hemels. Dan zal Zijn machtig : „Geef" weerklinken boven de graven. Dan zullen de graven zich openen en alle dooden zullen opstaan.
Waar uw graf ook wezen zal, het zal geopend wórden. Al is het op een vergeten plaats, al is het in de diepte der zee, of bedolven onder puinhoopen ; al is het onder een zware zerk of onder het wegstuivende zand, overal zullen de graven hun dooden wedergeven.
Zij, die Christus verworpen hebben, zullen met lichaam en ziel ingaan in het eeuwige vuur.
Maar voor de uitverkoren gemeente zal de liefelijkheid van het zalig hemelleven in volkomenheid aanvangen. Want Christus, die voor hen gestorven en begraven is, maar — wat meer is — die ook opgewekt is, zal tot hen zeggen : Ik leef en gij zult leven.
Heerde

G. de Vries

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 maart 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's