Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

DUISTERNIS BN 1LICHT

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat zoekt gij den Levende bij de dooden? Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. Lucas 24 vs. 5b en 6a.

DUISTERNIS EN LICHT
Dit woord wordt door de engelen gesproken tot de vrouwen, die naar het graf waren gegaan om het lichaam van Jezus te zalven.
Het is een liefderijke berisping over haar ongeloof. Want ongeloof was het, dat zij niet gedacht hadden aan het woord van Jezus, dat Hij den overpriesters en schriftgeleerden zou worden overgeleverd, van hen zou worden gedood en ten derde dage weder opstaan uit de dooden. Ongeloof was het bij deze vrouwen, dat zij meenden, dat de Levensvorst van den dood zou kunnen worden gehouden. Door dit ongeloof gedreven, hebben zij zich opgemaakt om den dooden Jezus te zalven. Daarom worden zij bestraft en klinkt het zacht verwijtend: Wat zoekt gij den Levende bij de dooden?
Duisternis en licht, zoo schreven we boven deze meditatie. De duisternis is aan den kant der vrouwen. Ongeloof verduistert het oog en doet ons dwalen buiten den rechten weg. Daardoor zien de vrouwen niet het licht, dat is doorgebroken, en hooren den jubelzang der engelen niet, die nog ruischt boven het geopende graf. Want ja, het licht heeft overwonnen de duisternis van zonde en dood. De opstanding des Heeren getuigt van een volkomen overwinning over het rijk des satans. Maar de vrouwen weten daar nog niet van. Zij tasten nog om in de duisternis, terwijl de dag reeds is aangebroken.
Toch waren deze vrouwen oprechte discipelinnen. Daarom wordt aan haar het woord vervuld : God is recht; dus zal Hij door onderwijzing hen die dwalen, leiden in het rechte spoor. De liefderijke berisping van de engelen dient om de oogen van deze vrouwen te ontsluiten voor het licht, dat schijnt. Bestraft en beschaamd over haar ongeloovigheid, worden zij bereid voor het ontvangen van de blijde boodschap, dat de Heere waarlijk is opgestaan. Wie nooit beschaamd is geweest over zijn ongeloof, leert niet gelooven met het rechte en ware geioof, dat de ziel van blijdschap doet overvloeien, omdat waar blijkt te zijn, wat men te voren niet had kunnen en durven gelooven waar te wezen. Het ware geloof toch is altijd betrokken op wonderen, wonderen van genade, en daarmede hangt het nochtans des geloofs samen. De mensch gelooft niet van zich zelf; de wonderen van Gods genade liggen veel te ver boven hem, dan dat hij uit zich zelf daaraan kan raken, maar God de Heere leert hem gelooven in een weg, waarin de Geest des Heeren hem bestraft over zijn ongeloof en als de H. Geest het geloof in zijn hart ontsteekt, is zijn ziel een en al verwondering vanwege de wonderen Gods, die hem ontsloten worden. Daarom heeft men in een verwonderende blijdschap elkander toegeroepen: de Heere is waarlijk opgestaan. Het wonder is een onuitputtelijke bron van blijdschap.
Hiermede is reeds aangewezen, dat wij niet beter zijn dan deze vrouwen. Ongeloof is ook bij ons de wortel van alle kwaad, duisternis en ellende. Ook wij moeten telkens bestraft worden, wijl we den Levende zoeken bij de dooden.
Ik denk hier allereerst aan hen, wier hart hunkert naar Gods genade. In het verborgene worstelen zij in den gebede om de verlossing van hun schuld, en in menige benauwdheid roepen zij uit de diepte tot God. Maar zoozeer is vaak hun oog verduisterd door ongeloof, dat zij 't zoenoffer van Christus niet aanschouwen en hun gebeden niet op dezen pleitgrond weten neer te leggen. Zij worstelen en strijden om de verzoening hunner zonden, alsof deze nog volbracht moest worden, en daarom hebben zij alle hope van zich zelf nog niet verloren. Er is een stille verwachting, dat door hun gebeden en tranen Gods hart vermurwd zal worden.
In een dergelijke duisternis doet men niet anders dan Christus van den hemel neerhalen, om Hem weer in het graf te besluiten. Hier gaat men voorbij aan wat Christus volbracht heeft en staat men met den rug naar het kruis.
Vergeet het niet, gij, die hongert en dorst naar Gods genade, dat de zonde niet meer behoeft verzoend te worden, dat de zonde verzoend is. De schuld behoeft niet meer betaald te worden, want aan het kruis riep de Heiland: het is volbracht. In het eenige zoenoffer van Christus is alle schuld gedelgd, en dit is de blijde boodschap des evangelies, dat het ons spreekt van dit wonder van goddelijke genade. De opstanding des Heeren uit de dooden is hiervan borg, want nooit zou Hij uit het graf verrezen zijn, indien Zijn werk niet volkomen ware geweest. In het licht der opstanding verschijnt Hij ons als de Heere, onze gerechtigheid.
Wie hiervoor de oogen sluit en in de binnenkamer der vernedering en verootmoediging denkt verzoening te kunnen vinden, zoekt den Levende bij de dooden. Niet uwe tranen wisschen de zonden af. Wat gij niet kunt, heeft Christus gedaan, en volkomen. Daarom, keert u tot Hem, Wiens bloed reinigt van alle zonde.
Wanneer wij prediken, dat de zonde verzoend is en de schuld betaald is, is dat geen algemeene verzoeningsleer, maar Schriftuurlijke waarheid. Hier blijft plaats voor de toepassing, voor de besprenging van het geweten met het bloed van Christus, maar vergeten mag niet, dat er geen plaats is voor de toepassing, zoolang het oog des geloofs niet ontsloten is voor de waarheid, dat de zonde verzoend is. Als Christus niet voor ons geworden is de Algenoegzame, in Wien alles in overvloedige mate gevonden wordt, wat wij noodig hebben, is er geen heilbegeerig verlangen om uit Zijne volheid te ontvangen genade voor genade. Daarom vermanen wij u, dat ge niet zoekt naar een Middelaar, die Zijn werk der verzoening nog volbrengen moet, maar naar Hem, die is opgestaan uit den dood ten teeken, dat Hij over zonde en dood getriumfeerd heeft. Wanneer men meer oog had voor het volbrachte werk van Christus, zou men ook meer in Zijnen Naam kunnen bidden, ook een vrijmoediger toegang verkrijgen tot de bron van alle reiniging.
Wat zoekt gij den Levende bij de dooden?
Als Christus Jezus de Levende is, dan openbaart Hij zich nog immer aan het hart dergenen, die Hem zoeken, en buigt Hij zich terneer tot de gebrokenen van hart. Dan openbaart Hij zich nog immer in Zijn drievoudig ambt en blijkt in het leven der godvruchtigen, dat Hij niet een middel, maar de Middelaar is.
Dat Hij voor zijn openbaring gebruik maakt van middelen, inzonderheid van Woord en Sacrament, doet niets af aan het feit, dat Hij, de Levende, zich openbaart en Zijn heerlijkheid voor het oog des geloofs ontsluit.
Deze waarheid roept ons op om ons tot Hem te keeren, gelijk zij zich tot Hem wendden, die Hem ten tijde van Zijn omwandeling op aarde aanriepen. Want onze Jezus Hgt niet meer in het graf, maar Hij is als de levensvorst op den troon gezeten en wandelt in Zijn genade en door den Geest onder ons om en woont en werkt in het midden der gemeente.
Ongeloof en duisternis echter sluiten Hem op in een graf van doode begrippen en da'n werkt men met deze begrippen, zooals men met een doode doet, die in een kist wordt gelegd en zich noch roeren noch bewegen kan. Men is zelf de levende en Jezus de doode en men beurt Hem op, zooals de heiden zijn afgodsbeeld opbeurt en op de schouders draagt. Men neemt Hem op en legt Hem neer, al naardat men noodig heeft of dat zelf verkiest. Met dezen dooden Jezus troost men zich en neemt zich voor Hem mede te dragen tot aan de poort des hemels. Doch in plaats van binnen te gaan, zal men zich door een levenden Christus hooren toevoegen: gaat weg van Mij, gij werkers der ongerechtigheid. Ik heb u nooit gekend.
Over een levenden Heiland kan men zelf niet beschikken, zooals men verkiest, gelijk men dat doen kan ten opzichte van doode begrippen, en juist in dezen weg erkent Gods volk, dat hun Meester de Levende is bij uitnemendheid. Konden zij over Hem beschikken, zoo zouden zij nooit de gemeenschap met Hem verliezen, maar juist, omdat Hij de Levende is, onttrekt Hij zich vaak aan hunne zielen en doet de duisternis op hen neerdalen, waarin zij Hem niet vinden kunnen.
Zeker, ook dan is er voor hen gevaar, dat zij afwijken en wederom den Levende zoeken bij de dooden. Want zij keeren zich vaak tot hun vroegere ervaringen en ondervindingen en trachten door de herinnering daaraan de smaak daarvan te verlevendigen, maar wanneer zulks geschied om hun tegenwoordige duisternis te vergeten en meester te worden, doen zij niet anders dan hun Jezus in een graf zoeken. Niet de herinnering aan vroegere uitreddingen kan hun hier baten, maar slechts de hernieuwde openbaring en als zoodanig de hernieuwde geloofsoefening met den levenden Heiland. Simon Petrus is uit de bitterheid zijner droefheid niet verlost door de herinnering aan de vroegere liefde van Jezus, maar door de openbaring, waarmede de Opgestane zich opnieuw aan hem geopenbaard heeft. Juist in zulke wegen leeren zij Hem bizonder kennen als de Levende. Hun gemeenschap met Hem ligt niet in hun eigen hand, maar in de vrijmacht Zijner openbarende liefde.
Wat zoekt gij den Levende bij de dooden?
Altijd weer wil het menschenhart den Levensvorst in het graf besluiten. Een doode is toch niet lastig en men kan in de nabijheid van een doode zich zelf leven, zonder dat de doode aanmerking maakt. Daarom besluit men den Heiland zoo menigmaal in allerlei inzettingen, sluit Hem als het ware daarin op en maakt deze inzettingen tot het graf, waarin men Hem bijzet.
Heel sterk spreekt dit in de leer van de Sacramenten, die de Roomsche Kerk heeft ontwikkeld. Dat de Sacramenten werken, ex opere operato, wil in den grond der zaak niet anders zeggen dan dat men den Opgestane weer in het graf besloten heeft. Hij openbaart zich niet meer als de Levende ; de Sacramenten werken genade.
Echter dit gevaar bedreigt ons als Protestanten evengoed, al is het dan in een eenigszins anderen vorm. Ook wij loopen gevaar Kerk en Sacrament — in de plaats daarvan komen voor anderen het gezelschap en de vromen — tot grootheden te maken, die zich schuiven tusschen ons en Jezus, waardoor de Levende weer in het graf besloten wordt en deze grootheden ons de rust en troost moeten bieden, die alleen de openbaring van den Christus zelf kan schenken.
Hij is hier niet; Hij is opgestaan.
Zoo laat ons met onze harten niet aan het uiterlijke brood of den wijn blijven hangen — noch aan iets anders, dat slechts een middel is in de hand des Heeren en niet den Middelaar zelf — maar onze harten opwaarts in den hemel verheffen, waar Jezus Christus is, onze Voorspraak, ter rechterhand zijns Hemelschen Vaders. Hij is dood geweest en is weder levend geworden en Hij leeft tot in der eeuwigheid. Daarom openbaart Hij zich aan hen, die Hem aanhangen en komt met Zijn genade en Geest in hunne harten in en geeft hun door Zijn volbrachte werk heen een toegang tot den Vader, opdat zij in de eeuwige liefde van een eenig en drieëenig God zich zouden verblijden en verheugen.
Ouderkerk a. d. IJssel.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's