De Verzoening (1)
Wanneer wij spreken over „de Verzoening", is dat geen stuk, dat aan de omtrek ligt van de Christelijke geloofsleer, maar haar kernpunt mag worden genoemd. Het roept vragen wakker aangaande Christus en Zijn levenswerk en voert terug naar de diepste inhoud van ons Christelijk geloof.
I. Allereerst dan willen wij iets zeggen over het woord „verzoening”.
Het komt in den Bijbel voor, zoowel in het Oude-als in het Nieuwe Testament, en in het laatste het meest in de Paulinische brieven. Bij Johannes vinden we het tweemaal, in den Hebreërbrief ééns, terwijl Petrus het niet gebruikt. Ook in de Evangeliën treffen we het maar éénmaal aan. Maar, zooals gezegd, bij Paulus vele malen.
Nu kent de Bijbel twee soorten van verzoening, die in het oorspronkelijke aangeduid worden door twee verschillende woorden, hoewel onze Staten-Vertaling dan maar één woord gebruikt voor beide begrippen, die dan echter moeten onderscheiden worden in dat ééne woord, zal er geen misverstand uit geboren worden.
In de oorspronkelijke Grieksche taal worden gebruikt de twee woorden: hilasmos en kat-allagè. Daardoor behoeft niet getwijfeld te worden welke verzoening er dan bedoeld wordt. Alle vergissing is dan ook uitgesloten. Want als de Bijbel in het oorspronkelijke het woord kat-allagè bezigt, dan wordt daarmee gedoeld op de nieuwe, vredige betrekking tusschen mensch en God. Wat wij gewoonlijk noemen „de nieuwe, verzoende staat met God" ; wat vruchtgevolg is van de verzoening door Christus aangebracht, wat in het oorspronkelijke wordt aangeduid met het woord hilasmos. Want het Grieksche woord hilasmos stemt weer overeen met een Hebreeuwsch woord dat bedekking, delging, wegneming beteekent, n.l. der zonden. Denk aan Hebr. 9 VS. 28: „Alzoo ook Christus éénmaal geofferd zijnde om veler zonden weg te nemen, zal ten andere male zonder zonde gezien Worden van degenen, die Hem verwachten tot zaligheid". Hier hebben we dus het begrip, dat de Heere Jezus Christus als Borg de zonden van al Zijne uitverkorenen en geloovigen (zooals de Kantteekening zegt) op Zich genomen en gedragen heeft. En als vrucht daar van krijgen we dan de nieuwe, verzoende staat met God voor de geloovigen (kat-allagè door de hilasmos verkregen).
In andere talen (Grieksch, Latijn, Duitsch enz.) heeft men dus twee verschillende woorden voor verzoening. De verzoende staat wordt in het Grieksch aangeduid met kat-allagè, in het Latijn met reconciliatio, in het Duitsch met Versöhnung ; alles beteekenend: de nieuwe, vredige betrekking tusschen mensch en God ; het herstel in den staat van het kindschap, waaruit de mensch door de zonde uitgevallen is, maar door het verzoenend werk van Christus daarin weer opgenomen. Dat laatste wordt dan in het Grieksch met hilasmos, in het Latijn met expiatio, in 't Duitsch met Sühnungh, Sühne aangeduid, zijnde het werk der verzoening zelve, door voldoening aan de strafeischende gerechtigheid, door God Zelven genadiglijk beschikt als het middel tot vrede en de weg tot het eeuwige leven. Als in 1 Joh. 2 vs. 1 staat: „En Hij is een verzoening voor onze zonden", dan bemerken we, dat er niet staat: „Christus is Verzoener", maar dat er staat: „Christus is verzoening", wat er op wijst, dat Christus is de aanbrenger en het aangebrachte inéén. Priester èn offer saam. (Zie : Kantteekening en Gravemeijer, Geref. Geloofsleer, II, blz. 394).
Dat onze Nederlandsche taal maar één woord heeft voor die twee begrippen (terwijl in andere talen dus twee onderscheidene woorden zijn, wat gemakkelijker is), kan tot misverstand aanleiding geven. Laat ons daarom nog dit er van zeggen:
De Schrift kent allereerst de verzoening der zonde, die buiten ons geschiedt en daarnevens de verzoening van den mensch met God, die binnen in ons geschiedt, omdat zij onze verhouding niet alleen, maar ook onze gezindheid jegens God verandert.
In Rom. 3 vs. 25 lezen wij van Christus : „Welken God voorgesteld heeft [tot] een verzoening [hilasterion] door het geloof in Zijn bloed". Hier is dus Christus de Verzoener, namelijk der zondaren. Hij is het „verzoendeksel". Die door Zijne zuiverheid en gehoorzaamheid onze overtredingen tegen de Wet voor Gods aangezicht zou bedekken en ons met God verzoenen. (Zie: Kantteekening).
Maar twee hoofdstukken verder (Rom. 5 VS. 11) lezen we: „Wij hebben de verzoening verkregen door onzen Heere Jezus Christus". En het is duidelijk, dat hier het woord verzoening (kat-allagè) de beteekenis heeft van vredesverhouding, die gevolg is van Christus' verzoeningswerk (hilasmos). In Rom. 3 vs. 25 heeft de verzoening dus tot voorwerp: de zonde, die wordt weggedaan ; in Rom. 5 vs. 11 is het voorwerp, de zondaar, die in een betrekking van vriendschap en vrede tot God gekomen is. Hier is geen sprake van de verzoening der zonde, maar wij vinden hier het andere woord (kat-allagè), dat de verzoende verhouding tusschen twee vroeger vijandige partijen aanduidt.
Twee menschen, die met elkaar in onmin geleefd hebben, verzoenen zich soms met elkaar. Dan komt er een andere verhouding tusschen die beide personen, er komt een andere gezindheid, men wordt dan (weer) met elkander in vriendschap en liefde verbonden. De toestand is heel anders geworden.
En het is in dien zin, dat, als wij in Christus door het geloof (Rom. 3 vs. 25) met God verzoend zijn, de vijandschap wordt opgeheven, de scheur geheeld, en vervangen wordt door een vredes-en liefdesbetrekking tusschen ons en den Vader van onzen Heere Jezus Christus.
II. „Verzoening" veronderstelt altijd, dat liet niet goed staat, dat er verwijdering, vervreemding, breuke, scheur, vijandschap is.
E nwat is het nu, dat God en mensch scheidt? Wat is er gebeurd? Waar hebben we de oorzaak van die gescheurde toestand te zoeken? De Schrift leert klaar, dat de oorzaak is: onze zonde.
Zoo spreekt Jesaja: Maar uw ongerechtigheden maken een scheiding tusschen ulieden en God.
Onze zonden maken dus een werkelijke scheiding en breuk tusschen God en ons. Ze verstoren de onderlinge gemeenschap ; zij wekken Zijn toorn over ons op.
Er zijn menschen, die van dit alles niet willen weten.
Dat God zou toornen over de zonde, en in verband daarmee de zondaar een „kind des toorns" zou zijn, is in de oogen van velen niet anders dan een waandenkbeeld, Gode onwaardig!
Hoe — zoo vraagt men — zou God kunnen toornen of haten. Hij, Die louter liefde is?
Toorn, ijverzucht, grimmigheid zijn affecten of aandoeningen — zegt men — die strijdig zijn met de volmaaktheid van Gods Wezen, dat niet anders dan liefde kan openbaren. Want — zoo zegt men — liefde is Zijn natuurlijke drang ; een soort natuurproces. God kan niet anders dan liefhebben en daarom: niets kan de gemeenschap tusschen God en den mensch opheffen of de liefdes-en vredesverhouding verstoren, óók de zonde niet.
Dat bij zulk een opvatting het leerstuk der verzoening van weinig belang geacht wordt, zoo niet geheel terzijde gezet, behoeft nauwelijks gezegd. Blijkbaar hebben we hier te doen met een beschouwing, die niet door Gods Woord is ingegeven, maar vrucht is van valschelijk dusgenaamde „wijsbegeerte", die God maakt tot een starre majesteit, die onbewogen zetelt op Zijn troon.
Maar zóó is God niet. Hij is de levende God, de Bewogene.
Ongetwijfeld, die God is liefde; maar liefde is niet de hoogste onverschilligheid!
God is liefde voor wat door Hem is en in Hem blijft zooals de Engelen; óf voor wat Hij uit het gevallene Zich weder tot eigendom verkiest, met Zichzelf verzoent en Zich weder heiligt.
God heeft zóó lief, dat Hij toornen kan.
Een God, Die niet kan toornen, is als een vader, dien men van zwakheid beschuldigt in de opvoeding zijner kinderen — als een Eli.
Wat men in menschen laakt, prijst men in God.
(Wordt voortgezet.)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 1937
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 april 1937
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's