Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Apocryphe boeken in de Statenbijbel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Apocryphe boeken in de Statenbijbel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de Dordtsche Synode is breedvoerig gesproken over de vraag, of de Apocryphe boeken wel of niet zouden worden opgenomen in de Staten-Vertaling. Prof. Nauta zegt daarvan in het Gedenkboek : De Staten-Vertaling 1637—1937 het volgende (blz. 15) :
„Vrij wat discussie veroorzaakte de kwestie der apocryphe boeken. Een sterke strooming, vooral vertegenwoordigd door een gezaghebbend man als den hoogleeraar Franciscus Gomarus, pleitte voor een algeheele weglating dezer boeken. Maar na een grondige bespreking, waarbij tal van argumenten voor en tegen dit gevoelen werden aangevoerd, besloot de Synode, met meerderheid van stemmen, ook de apocryphe boeken opnieuw uit het Grieksch te vertalen, al zou hierbij niet die nauwkeurigheid in acht genomen behoeven te worden, welke bij de overzetting der Kanonieke boeken vereischt was. Vooral de overweging, dat men in dit opzicht liever niet van hei tot dusver door de andere Gereformeerde Kerken gevolgde gebruik wilde afwijken, heeft hierbij gewicht in de schaal gelegd. De Synode verzuimde echter niet tevens de noodige maatregelen te treffen om het wezenlijke onderscheid tusschen deze beide reeksen van boeken duidelijk te doen uitkomen.
De Apocryphen zouden een afzonderlijk titelblad krijgen, waarop met ronde woorden werd uitgesproken, dat men met menschelijke geschriften te doen had. Bovendien zouden de lezers in een Voorrede over het gezag dezer boeken, alsmede over de dwalingen, welke zij bevatten, zorgvuldig worden ingelicht.
Uit hetzelfde doel zouden eveneens aanteekeningen op den Kant worden gezet, speciaal bij die plaatsen, waarop de Roomschen, in strijd met de waarheid der Kanonieke boeken, gewoon waren zich te beroepen.
Zelfs uiterlijk zou het verschil met de Heilige Schrift worden aangeduid, en wel doordien men voor den druk een kleiner lettertype moest bezigen, alsmede dit gedeelte geheel afzonderlijk pagineeren. Ze zouden niet tusschen de boeken des Ouden en die des Nieuwen Testaments, doch achter alle Kanonieke boeken van het Nieuwe Verbond hun plaats ontvangen".
Dr. H. Kaajan schrijft over deze zelfde kwestie als volgt in een vervolgartikel in De Rotterdammer" (23 Juni j.l.) :
Op den 21 November 1618 ontbrandde op de Dordtsche Synode een hevige strijd over de Apocryphen.
Vooral professor Gomarus kwam nu uit den hoek. Gomarus was allesbehalve een gemakkelijke broeder, noch voor een kleintje vervaard. Vrees kende hij niet. Op de groote Dordtsche Synode was ook een Engelsche bisschop, dien men gaarne ontzag. Maar Gomarus viel van dezen deftigen man heelemaal niet om. Eens voegde hij dezen toe : „Eerwaarde heer Bisschop, hier moet men oordeelen niet met gezag, maar met argumenten". De Engelsche bisschop kon gaan zitten met dezen logischen muilband.
Nu, onze Gomarus  was ook tegen de Apocryphen. „Het volk" — sprak hij — „moet zich aan den heiligen canon gewennen. De Apocryphe boeken staan niet op één lijn met de Canonieke boeken en behooren niet tot het organisme der Heilige Schrift. Er mag geen verwarring komen tusschen menschelijke en Goddelijke geschriften. Men bedrijft afgoderij, daar men de eer, welke alleen aan het Woord van God toekomt, ook toeschrijft aan verdichte fabelen. De eenvoudige menschen denken natuurlijk, dat deze boeken Goddelijk en Canoniek zijn, omdat zij met de Canonieke boeken in één band worden vereenigd. Weg dus met de Apocryphen ! Men doe, wat in overeenstemming is met onze Confessie en met de Waarheid".
De Engelschen waren echter van een gansch ander gevoelen. De Engelschen verklaarden aangaande de Apocryphen in hun Belijdenis-schriften : de Kerk leest ze, terwijl onze Nederlandsche Confessie zegt : de Kerk kan ze lezen. De vurige Gomarus, de man van het scherp-belijnde principe, die reeds achttien jaren van tevoren tegen een zekeren Jezuïet Costerus inzake het puurmenschelijke van de Apocryphen in 't krijt was getreden, kwam op dit punt natuurlijk met de Engelschen in conflict.
De Engelschen dan beweerden: „De Apocryphen zijn reeds twee duizend jaren lang in de Kerk geduld. Wel moeten zij door een tusschenruimte, door een ander lettertype, door een voorrede en in de prediking van de Canonieke boeken worden onderscheiden".
In 't algemeen waren de buitenlandsche Godgeleerden van meening, dat al de Apocryphen moesten vertaald worden en met den Bijbel tot één boek worden vereenigd. Ze zijn tot nut. Zij bevatten uitnemende zedelijke voorschriften. Door onze rechtzinnige vaderen werden ze zelfs voor deutero canonisch gehouden (half-canoniek), en kunnen ze daarom zonder aanstoot voor het volk niet worden verwijderd. Wel moest men ze niet voor de gemeente gaan voorlezen, noch ze
gebruiken ter bevestiging van de leer.
Alleen Diodati, van Geneve, stelde zich onder hen op 't standpunt van Gomarus. Diodati, professor aan de Academie van Calvijn, genoot hier groot aanzien. Men wilde hem zelfs aan de Academie van Leiden verbinden, maar hij bedankte. En op de Dordtsche Synode was hij een van de belangrijkste figuren.
Welnu, deze Diodati was zeer tegen de Apocryphen gekant. Hierom : „Een groot aantal boeken bevatten verdichtselen en Joodsche fabelen. Vele ongepaste dingen zijn uit deze boeken geput. De Schrift vloeit over van zoovele voorbeelden voor het leven en de vroomheid, dat het absurd schijnt, dat lij haar licht zou moeten ontleenen aan deze walmende lampen. Het lichaam van Gods Woord zou heel wat schooner zijn en volmaakter, indien het eindelijk eens van deze gezwellen werd verlost. Uit sommige Apocryphe boeken kan de Kerk veel nut trekken en hun kan een tweede-rangsplaats achter de Heilige Schrift worden toegewezen.
Na de buitenlanders spraken nog de inlandsche afgevaardigden, onder wie velen hun sympathie verklaarden voor de meening van Gomarus.
Eindelijk legde de Praeses den broeders de vraag voor, of zij niet allen deze boeken voor apocryph hielden, welke vraag door ieder afzonderlijk, na ontblooting van het hoofd, toestemmend werd beantwoord.
Ook schijnt de praeses Gomarus ettelijke malen in de rede te zijn gevallen. Het ging immers niet over de vraag, welke plaats die boeken zouden hebben in de harten der geloovigen, maar in de boeken, dat wil zeggen : hoe zij met den heiligen codex konden worden vereenigd; het doel was, de uiteenloopende gevoelens te verzoenen, waarvan het eene opkwam voor de eere Gods en het andere voor de stichting der Kerk.
De voorzitter, ds. Bogerman, was er dus op uit, de meeningen, die zoo zeer uiteenliepen, met elkaar te vereenigen, vooral .opdat de Engelschen niet zouden worden ontstemd.
De Remonstrant Frederici greep deze gelegenheid aan om deze schampere vraag te stellen : „Krijgt de Catechismus, als deze aan het Nieuwe Testament wordt toegevoegd, ook niet een canonisch gezag ? " Hij vond, dat men niet over den Catechismus moest preeken, als men ook geen tekst uit de Apocryphe boeken op den preekstoel mocht behandelen. Voor hem stonden dus de Apocryphen en de Catechismus, die geheel op het zuivere Woord van God was gegrond, op één lijn. Hier gluurde dus de vijandschap der Remonstranten tegen den Catechismus heel fijntjes om den hoek.
Den 22 November 1618 werd nu door de Synode besloten de Apocryphen opnieuw uit de Grieksche taal in de Nederlandsche over te zetten, alleen, men kon het wel een beetje minder nauwkeurig doen. De verwijdering van deze boeken uit den Bijbel zou lichtelijk aanleiding tot ergernis en lastering kunnen geven, hoewel allen wel wenschten, dat ze nooit met de heilige boeken waren verbonden geweest. Men zou echter voorzorgsmaatregelen nemen : met een afzonderlijke pagineering, een kleiner lettertype en achter alle Canonieke boeken, dus achter 't Nieuwe Testament, moesten zij gedrukt worden.
Bogerman, die een middenweg zocht, heeft het dus gewonnen. Toch waren de Apocryphen van al den weinigen luister, dien ze nog hadden, beroofd. Zoo heeft de Dordtsche Synode toch medegewerkt (al had ze beslister moeten ingrijpen) en den weg gebaand tot het uit den Bijbel verwijderen van deze meerendeels minderwaardige geschriften. Voor de geheele Nederlandsche Kerk waren sedert de Apocryphen met een zwarte kool geteekend en van hun betrekkelijke waarde geheel ontdaan.
Na een breede discussie hebben de directeuren van het Britsche Bijbelgenootschap in 1825 de Apocryphen van de Canonieke boeken voor goed verwijderd.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

De Apocryphe boeken in de Statenbijbel.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's