Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

HET VACCINE-VRAAGSTUK

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een van de belangrijkste sociale geneeskundige vraagstukken, voor welker oplossing de Regeering binnenkort komt te staan, is de wettelijke regeling van de vaccinatie.
Zooals bekend is, werd de indirecte vaccineplicht, welke in de Besmettelijke Ziektenwet geregeld is, eenige jaren geleden buiten werking gesteld. Deze buitenwerkingstelling geschiedde voor het eerst bij de wet van 11 Februari 1928 en is telkens weer verlengd, laatstelijk voor één jaar bij de wet van 31 December 1936.
Op 1 Januari 1938 verstrijkt dus de termijn van opschorting van den indirecten vaccineplicht en zal de Regeering zich dus te voren over het vraagstuk der vaccinatie hebben te bezinnen.
De Regeering wenschte de laatste verlenging slechts tot één jaar te beperken (vorige verlengingen omvatten tijdperken van twee en drie jaren) teneinde in dit jaar, in 1937, eene principieele behandeling van het vaccinatieprobleem aan de orde te kunnen stellen.
De Minister van Sociale Zaken uit het vorig Kabinet achtte zulk een behandeling noodig met het oog op het pokkengevaar en tevens ook mogelijk en gewenscht, omdat de reden, die destijds tot de opschorting van den vaccineplicht had geleid, n.l. het zich voordoen van gevallen van encephalitis bij gevaccineerden, ten deele was komen te vervallen.
De ervaring van de laatste jaren, aldus schrijft mr. Slingenberg in de memorie van toelichting nopens het ontwerp van wet tot verlenging van den geldigheidsduur van tijdelijke bepalingen betreffende de vaccinatie, heeft toch het inzicht in het encephalitisvraagstuk verhelderd en althans aanwijzingen gegeven om het ontstaan van encephalitis na vaccinatie en vooral van ernstige gevallen van deze complicatie in belangrijke mate te beperken. Daarbij is gebleken, dat dit gevaar vrijwel niet aanwezig is, indien op jeugdigen leeftijd (beneden 2 jaar) wordt gevaccineerd.
De tegenwoordige vaccinatietoestand van ons land is naar het oordeel van den Minister thans zoo, dat deze bedenkelijk moet worden genoemd.
Er wordt nog wel gevaccineerd, maar uitsluitend vrijwillig.
Terwijl het aantal vaccinaties in 1925 165386 bedroeg, is dit in 1935 gedaald tot 17682.
Het aantal gevaccineerde kinderen is geleidelijk zoo klein geworden, dat ook de Gezondheidsraad meent, dat ons land geacht moet worden niet meer voldoende te zijn beschermd tegen de pokken.
Voorts wijst de Minister er op, dat de uit vrees voor het encephalitisgevaar ontstane slechte immuniteitstoestand juist een ernstig gevaar oplevert voor het ontstaan van encephalitis, omdat bij dreigend pokkengevaar de vaccinatie dan in vele gevallen op een leeftijd zal geschieden, die met het oog op encephalitis niet als ongevaarlijk moet worden beschouwd.
Om al deze redenen is mr. Slingenberg er diep van doordrongen, dat er met kracht naar moet worden gestreefd om in den bestaanden onvoldoenden immuniteitstoestand van onze bevolking verbetering te brengen.
Dat de Minister niet met een voorstel kwam om onverwijld in te grijpen, geschiedde allereerst op dezen grond, dat onder de politieke omstandigheden, waaronder het vorig Kabinet regeerde, een wijziging, die althans door velen geacht werd principieel te zijn, niet kon worden verwacht. Voorts kon een vruchtbare behandeling van' 't vaccinevraagstuk beter in 't loopende jaar worden voorbereid en tot afdoening worden gebracht.
De Minister gaf daarom tijdens de Kamerdebatten over het meergenoemde wetsontwerp tot verlenging van de opschorting van den indirecten inentingsplicht gedurende 1937 den wensch te kennen, dat de medischwetenschappelijke wereld zich in de komende maanden zou bezig houden met 't inentingsvraagstuk, met name uit een oogpunt van toelaatbaarheid van invoering van den directen vaccinedwang, een en ander in verband met den steeds dalenden vaccinatietoestand van ons volk en met de daaraan onmiskenbaar verbonden gevaren voor pokkeninvasies in de toekomst, terwijl tot dusver de propaganda voor de vrijwillige vaccinatie niet de vruchten heeft afgeworpen, die men zich daarvan in sommige kringen aanvankelijk had voorgesteld.
Aan dien wensch der Regeering heeft nu de medisch-wetenschappelijke wereld gevolg gegeven.
Wij hopen in een volgend artikel het een en ander mede te deelen uit het geschrift : „Over pokkengevaar, vaccinatierisico's en inentingsdwang", van de hand van dr. mr. W. Schuurmans Stekhoven, arts en advocaat te Utrecht.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's