Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gereformeerde Geloofsleer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gereformeerde Geloofsleer

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Waarom moet na de wedergeboorte over het geloof gesproken worden en b.v. niet aanstonds over de bekeering ?
De mensch is van nature geestelijk dood, dood door zonden en misdaden ; hij is arm, naakt, blind, maar hij weet het niet. Hij leeft door eigen schuld in Godverlatenheid (Gen. 3:8), zonder God en zonder Christus en zonder hope, maar hij beseft het niet en treurt er niet over ; hij meent zichzelf te kunnen behouden en ligt verloren ; hij meent onbedacht z'n weg te kunnen vervolgen zonder gevaar en staat voor het eeuwig oordeel van den Rechter van hemel en aarde. Als nu, naar de orde des heils, de Heilige Geest met het Woord (dat Hij Zelf ons gegeven heeft, want de Bijbel is het Boek des Heiligen Geestes) in de ziele van den zondaar indringt en hem aan zich zelf bekend maakt (inwendige roeping) leert de mensch de waarheid en de werkelijkheid van het leven verstaan en weet zich schuldig voor God en gansch verloren vanwege al zijne overtredingen ; dan leert hij zich kennen als in zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren. (Ps. 51. David, Paulus. Pelagius. Augustinus. Luther. Calvijn. Arminius. Anthropologie en Soteriologie hangen ten nauwste samen).
Waar nu de Heilige Geest door Wet en Evangelie in den zondaar werkt is het Hem er altijd om te doen : den zondaar door kennis van schuld en droefheid over de zonden te brengen tot de kennis van de vergevende genade Gods en de gerechtigheid door Christus gewerkt en verworven. Droefheid naar God, bewustzijn van schuld werkt de Heilige Geest ; erkentenis ook, dat wij ons zelf niet kunnen verlossen, geen penning hebben om te betalen en aan Gods gerechtigheid niet kunnen voldoen. Waarbij dan door het Evangelie het harte van den goddelooze de uitnoodiging ontvangt om te komen tot de verlossing, die daar is in Jezus Christus. „Kom, t allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u ruste geven".
Om ook in den voortgang te wandelen door het geloof, ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus, Die voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand des troons Gods. Hebr. 12 : 2.
Wat ter verzoening en verlossing noodzakelijk is, heeft Christus volbracht : geen verzoening zonder voldoening, en geen voldoening zonder Christus als Borg en Middelaar. Deze verzoening en verlossing wordt eerst tot een wezenlijk eigendom — de eenige troost voor leven en sterven beide — wanneer de zondaar als een goddelooze de gerechtigheid van Christus in het geloof mag leeren omhelzen en zich toeëigenen, in vertrouwen zich verlatend op de beloften Gods in het Evangelie ons geopenbaard,
De verlossing niet van den vrome, maar van den goddelooze ; niet van den rechtvaardige door eigen werken en deugden, maar van den zondaar.
Voor den wedergeborene, die door de inwendige roeping, door Gods Geest en Woord uit de duisternis tot het licht en van den dood tot het leven gebracht wordt, (zie Cat. Zondag 21, antwoord 54) is dus allereerst noodig het geloof : om in zijn hart vereenigd te worden met Christus en in Zijn gemeenschap te leven.
In dit verband zegt de Heidelb. Catechismus, dat wij dit alles weten „uit het heilig Evangelie, hetwelk God Zelf eerst in het Paradijs heeft geopenbaard, en daarna door de heilige Patriarchen of Aartsvaders en Profeten laten verkondigen, en door de offeranden en andere ceremoniën der wet laten vóórbeelden, en ten laatste door Zijnen eeniggeboren Zoon vervuld" (Zondag 6).
Vervolgens zegt Zondag 23 dat „alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mijne gerechtigheid voor God is, en dat ik die niet anders dan alleen door het geloof aannemen en mij toeëigenen kan". En de Ned. Geloofsbelijdenis zegt in Art. 22 : „Wij gelooven dat, om ware kennis van deze groote verborgenheid te bekomen, de Heilige Geest in onze harten ontsteekt een oprecht geloof, hetwelk Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst. Hem eigen maakt en niets anders meer buiten Hem zoekt".
Dit geloof is het eenige middel, en daarom het vereischte middel, waardoor de mensch, die zondaar gemaakt is, zich de verlossing kan toeëigenen, die hem in Christus wordt aangeboden, waar Deze is gekomen niet voor rechtvaardigen, maar voor zondaren tot behoudenis. „Gij zult Zijn Naam heeten Jezus, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden" Matth. 1 : 21. En de Zone Gods vergadert Zich uit het gansche menschelijk geslacht, een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door Zijn Geest en Woord, in éénigheid des waren geloofs" (Cat. Zond. 21, antw. 54).
Dat geloof is onmisbaar. Daarom antwoordt de Cat. op de vraag : „worden dan alle menschen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam verdoemd zijn geworden ? " als volgt : „Neen zij, maar alleen degenen, die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en alle Zijne weldaden aannemen" (Catech. Zondag 7, vr. en antw. 20. Matth. 7 : 14 ; 22 : 14 ; Mare. 16 : 16 ; Joh. 1 : 12 ; 3 : 16, 18, 36 ; Jes. 53 : 11 ; Ps. 2 : 11 ; Rom. 11 VS. 20 ; Rom. 3 : 22 ; Hebr. 4 : 3 ; 5 : 9 ; 10 : 39 ; 11 : 6.)
„Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus ; door welken wij ook de toeleiding hebben door het geloof tot deze genade in welke wij staan, en roemen in de hope der heerlijkheid Gods". Rom. 5 vers 1.

2. Wat is hier als de voorwaarde van dat geloof te noemen ?
De voorwaarde van dit geloof ligt in het woord van den Heiland : „Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekeering". De voorwaarde van het geloof is : zondaar te zijn voor God.
Het Woord moet tot ons komen, naar Gods genadig bestel (de roeping), maar ook dan blijft de mensch onwillig en onbekwaam om de geestelijke dingen geestelijk te onderscheiden ; hij is zich niet bewust van zondenschuld en heeft dus ook geen verlangen om daarvan verlost te worden.

3. Hoe kunnen we het geloof dan nader karakteriseeren ?
Het geloof is maar niet bloot een historisch erkennen van de geopenbaarde waarheid Gods, welke ons in Zijn Woord toekomt ; het is maar niet een bloot algemeen „voor waar houden", zonder tegenspreken.
Dat is het algemeene geloof (fides generalis) dat voor de zaligheid niet genoeg is. Maar het is de meest volkomene, vertrouwende overgave van den zondaar, die door zijn zondenschuld wordt neergedrukt, aan Gods vergevende genade in Christus (fides specialis), welke overgave rust in het hartelijk vertrouwen, dat de Heere niet slechts in het algemeen, maar ook tot ons persoonlijk dan spreekt van de vergeving der zonden om Jezus' wil. „Zoover het Oosten is verwijderd van het Westen, zóó ver heeft Hij onze ongerechtigheden weggedaan" Ps. 103.
En daarom moet hij inwendig door den Heiligen Geest worden aangegrepen (inwendige roeping) en van dood levend gemaakt worden (regeneratio of wedergeboorte). De Heilige Geest moet van een niet-verstaan en niet-willen maken een geestelijk verstaan en wèl willen ; Hij moet werken een verbroken hart en een verslagen geest — dat zijn de voorwaarden voor het geloof van een zondaar die zijn toevlucht mag nemen tot de vergevende genade Gods in Jezus Christus, de Heere onze Gerechtigheid. Het geloof is Gods gave, het is een gave des Heiligen Geestes, en gaat gepaard met de verslagenheid des harten. [Vocatio, invitatio = roeping ; illuminatio = verlichting ; contritio, poenitentia = berouw, verslagenheid ; regeneratio == wedergeboorte ; fides = geloof].
i. Hoe spreekt de Schrift over gelooven ? Mare. 16 : 16 spreekt van „gelooven in het Evangelie" ; Joh. 3 : 1'6 van „gelooven in den Zoon". Door het gelooven in het Evangelie, Gods betrouwbaar getuigenis aangaande den Zoon, is het mogelijk te gelooven in den Christus, Die in het gewaad der Schriften onder ons wandelt. Vooral de Apostel Johannes legt er den nadruk op in zijn brieven, dat wij door de gemeenschap met het Woord in de gemeenschap met Christus moeten komen. (Geschiedenis van de Emmaüsgangers), „Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met den Vader en met Zijnen Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij u, opdat uwe blijdschap vervult zij" 1 Joh. 1 : 3 en 4.
(Wordt voortgezet).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 september 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Gereformeerde Geloofsleer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 september 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's