Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MANKE MURK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MANKE MURK

EEN VERHAAL UIT HET FRIESCHE VOLKSLEVEN

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met toestemming-uitgever 3. H. Kok te Kampen
|„Wat is dat mooi", sprak de weduwe. „Al begrijp je het niet, het geeft aan je hart toch vrede en blijdschap. Maar wat zal dat in de toekomst dan niet worden als de dooden zullen opstaan !"
Weer bladerde Murk in zijn Bijbel, tot hij bij de laatste bladzijden ophield en.opnieuw begon te lezen :
„En ik zag een grooten witten troon en Dengene die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvlood en geene plaats is voor dezelve gevonden.
En ik zag de dooden, klein en groot, staande voor God ; en de boeken werden geopend ; en een ander boek werd geopend, dat des levens is; en de dooden werden geoordeeld uit hetgeen in de boeken geschreven was, naar hunne werken.
En de zee gaf de dooden, die in haar waren ; en de dood en de hel gaven de dooden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld een iegelijk naar zijne werken.
En de dood en de hel werden geworpen in den poel des vuurs : dit is de tweede dood. En zoo iemand niet gevonden werd geschreven in het boek des levens, die werd geworpen in den poel des vuurs.
En ik zag een nieuwen hemel en eene nieuwe aarde ; want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, het nieuwe JeruzaIem, nederdalende van God uit den hemel, toebereid als eene bruid, die voor haren man versierd is.
En ik hoorde een stem uit den hemel, zeggende : „Zie, de Tabernakel Gods is bij de menschen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God zelf zal bij hen en hun God zijn.
En ik zal alle tranen van hunne oogen afwisschen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn : Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan."
Met ingehouden adem luisterde vrouw Kalma naar deze woorden, welke haar hemeltaal schenen. Wat was dat een andere taal, dan die dier wereld, welke zich alleen tot vergankelijke dingen bepaalde en daarbij soms nog zoo platvloersch was. Hoe had zij zooveel jaren daarbuiten kunnen leven en hoe konden zoovelen in onkunde of ook in vijandschap tegen den Bijbel zijn ! Maar zij zelf had immers voorheen ook altijd in groote verblinding zich gekant togen alles wat aan God of godsdienst herinnerde, evenals hier die gansche omgeving in welks midden zij jaren vertoefde. Hoe het gebeurde zou zij niet hebben kunnen verklaren, maar onder het Iezen dezer woorden kwam. er zoo'n wonderlijke rust over haar, waardoor het was, alsof de verschrikkingen van dood en graf minder ijselijk waren en de smart van het leven verzacht werd. Vooral dat laatste woord was zoo innig teder: ,, Ik zal alle tranen van hunne oogen afwisschen„ en die dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn".
Was daar in haar hart niet iets, dat met smachtend verlangen uitzag naar het oogenblik die toekomstige verlossing ? Herinnerde dat haar niet, aan een versje uit de kinderjaren :
O, daar te zijn, waar nimmer tranen vloeien. Waar 't hart geen angst, geen kommer kent, noch pijn,
Waar doorn noch distel groeien, O, daar te zijn !
O; daar is 't schoon, in 't Vaderland der vromen,
Daar is geen kruis ; daar wordt de doornenkroon,
Van 't buigend hoofd genomen, O, daar is 't schoon !
Neen, zij zou niet durven zeggen, dat zij tot de vromen behoorde, maar alles wat dezen hadden en hun nog te wachten stond, trok haar aan als een zeer begeerlijk goed. Te dien opzichte gaf reeds het leven van Murk haar voldoende zekerheid, dat het maar geen inbeelding was, dat de godsdienstige menschen beleden, maar dat zij daar iets aan hadden vooral wanneer het op 's levens weg moeilijk werd.
„Wat zijn de menschen rijk, die dit mogen bezitten, " sprak zij in heilige jaloerschheid.
,, 't Is voor allen te krijgen en om niet, vrouw Kalma, " klonk het ernstig.
„ook Voor mij ? Ik ben een zondares, die jaren lang in de wereld geleefd heb en nooit vroeg naar God, en Zijn dienst, en die menigmaal Hem opzettelijk gelasterd en gevloekt heb."
„Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol." Al die verlosten in den hemel zijn gereinigde zondaars, wier kleederen wit gewasschen werden in het bloed van het Lam.
(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MANKE MURK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 september 1937

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's