Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MANKE MURK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MANKE MURK

EEN VERHAAL UIT HET FRIESCHE VOLKSLEVEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met toestemming uitgever J. H. Kok te Kampen
Ja, zoó was Pleuntje. Altijd precies op den man af, zonder omwegen, met de bedoeling, om een antwoord te krijgen, even duidelijk als de vraag zelf. En voorzichtig, maar toch niet minder beslist als tegen vrouw Kalma, sprak hij :
„Ik vrees van neen".
„Maar dan is het vreeselijk! Dan brengt hij de menschen op een verkeerd spoor en wordt oorzaak, dat zij in het eind bedrogen uitkomen" — zei Pleuntje ontsteld.
En juist, dat was het, wat Murk al dagen lang had bezig gehouden. Waar ging het hier heen ? Niet alleen met de kerk, die Zondag op Zondag al holler werd, omdat de menschen geen lust schenen te hebben op te gaan onder de prediking, maar in de eerste plaats met de zielen ! Was het geen ergernis, dat zelfs ónder den dienst op 't nabij gelegen sportveld werd gekaatst, zoodat 't geschreeuw der spelers soms doorklonk tot in het kerkgebouw, en dat anderen zich niet ontzagen in hun blauwe kiel naar het veld te gaan, om aardappels te halen, of eigen akker te wieden, of den ganschen Zondagmorgen in hun daagsche kleeren buiten de deur te staan praten, zonder zich te storen aan de kerkgangers, die voorbij gingen ?
En instede dat dit een oorzaak van droefheid in de gemeente was, scheen het, alsof zelfs de dominé zich hiervan niets aantrok. Wanneer hij geen vacaturebeurt had, ging hij 's middags lustig naar het sportveld, om zich mede onder de saamgestroomde toeschouwers van de wedstrijden te scharen en daarbij een belangstelling aan den dag te leggen die den sportman verried en den studententijd in herinnering bracht, 't Leven was er immers, om 't ook te genieten en de rustdag, om verpoozing te zoeken te midden van den moeizamen tred van het alledaagsche. Al wat jong was, speelde graag en moest toch ook gelegenheid hebben zich eens uit te vieren.
Reeds had de herfst zijn intrede gedaan, zoodat het vermaak buiten weldra zou zijn afgeloopen, tenzij de komende winter, die echter altijd zoo grillig was, gelegenheid bood de geneugten van de ijssport te genieten. Dominé Lauwers had daar veel van gehoord, doch slechts weinig ervan genoten, omdat er in zijn vorige gemeente geen waterwegen waren en zelf had hij in de kinderjaren evenmin gelegenheid gehad zich in het schaatsenrijden te oefenen. Daarom temeer moest er maar zooveel mogelijk genoten worden, eer de donkere, trieste winterdagen kwamen, waarin het buitenleven zoo lang kon vallen en zoo weinig afwisseling de eentonigheid verbrak.
„Weet je wat je doen moet, Murk ? " zei Pleuntje dien zelfden avond eer hij van haar wegging. „Je gaat naar den dominé toe, om, hem precies te zeggen hoe je d'r over denkt en te vragen, of hij niet iets anders te geven heeft, waar een mensch wat aan kan hebben voor zijn leven en toekomst".
Verschrikt keek Murk haar aan. Hij naar de pastorie ? Waar had zij het over ? Daar was hij nog nooit geweest, anders niet, dan éénmaal bij den vorigen dominé, toen vrouw Jasoer van de Hooge Wier zoo ziek lag, om te zeggen, dat zij wel behoefte had dat de dominé eens kwam.
Doch met beslistheid klonk het kort: „'t Geeft niets. Hier staan te groote belangen op het spel, dan dat je zoudt mogen zwijgen, en daar is er misschien niet één, die het den dominé zegt".
„Doe je het? " vroeg zij nog bij het heengaan van Murk. Maar deze beloofde niets. De zaak was zoo ernstig en hij was immers slechts „manke Murk".

Dertiende hoofdstuk.
Druilerig droop de zware motregen van twijg en tak en deed het laatste groen treurig blad en kelk naar beneden hangen, als vreesde het voor de nadering des doods. Duizenden bladeren lagen reeds in 't slijk vertreden of waren weggeharkt, om een volgend voorjaar voor bemesting te dienen. En zoo menigmaal de wind zich even verhief, vielen ze ritselend neer. de laatste overblijfselen van voorbijgegane heerlijkheid, 't Was een echte donkere, trieste Novembernamiddag, waarop uitkwam, hoe de natuur zich ter winterruste bereidde.
Reeds lang had mevrouw Lauwers 't licht ontstoken. Zij hield niet van die somberheid daar buiten, waardoor het vooral in de pastorie zoo vroeg donker werd. Zij had den kerkvoogden gevraagd, of die breede rij van hoog-opgaand geboomte vlak rondom de woning niet mocht worden uitgeroeid. Maar de heeren hadden gezegd, dat het jammer zou zijn van zulk prachtig boomr gewas, waar zeker minstens vijftig jaar voor noodig zou zijn om het weer zoo mooi te krijgen.
„Maar het maakt 't zoo donker en is ook nadeelig voor de gezondheid, vanwege de vochtigheid", had mevrouw hiertegen ingebracht. Doch men had daarom gelachen. Zulke jonge mevrouwen, die in de stad waren opgevoed, kenden de waarde van het boomgewas niet. Wat stond het altijd mooi, dat de pastorie, zoo vrij van de straat, geheel schuil ging in het groen. En nu zou men daar maar even op zoo'n vrouwengril de bijl aan den wortel leggen, om in weinig tijds uit te roeien wat altijd tot sieraad strekte. En wat de gezondheid aanging — men was hier in de pastorie altijd nog al aardig gezond, uitgezonderd dan de vorige bewoner, die echter toch nooit geklaagd had en plotseling was gestorven. Mevrouwtje moest hier maar in berusten. Als straks 't voorjaar in het land kwam, zou zij blij zijn, dat men haar verzoek niet had ingewilligd, juist, omdat het dan onder het lommer daar zoo heerlijk was.
Zoo gebeurde het, dat zij tenslotte zich maar in het onvermijdelijke had geschikt, en dan de lamp desnoods maar een uur eerder opstak, om zich voor de piano, of met de illustratie uit de portefeuille van den leeskring, of eenig handwerk te vermaken. Gelukkig, dat de dominé veel thuis was. Zoo mogelijk deed hij de noodzakelijke bezoeken overdag, terwijl met het oog op de buitenwonenden ook de kerkeraads-en andere vergaderingen nogal in het morgenuur werden gehouden. Daardoor kon hij de avonden meest voor zichzelf houden om deze te besteden aan het lezen van allerlei lectuur, zoowel voor ontspanning als ontwikkeling, 't zij op de studeerkamer, of ook wel, voor de gezelligheid van mevrouw, beneden in het woonvertrek.
(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MANKE MURK

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 februari 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's