Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

BIJ DEN 350sten STERFDAG VAN PETRUS DATHENUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.
Levensloop.

1588 17 Maart 1938
De 350ste terugkeer van Dathenus' sterfdag biedt ons een goede gelegenheid, gedurende enkele weken in deze rubriek de aandacht voor hem te vragen. Als zijnde een van de belangrijkste figuren uit de geschiedenis der Kerk van de 16e eeuw heeft hij er recht op, dat men hem niet vergeet. Dit gevaar is trouwens niet Z500 heel groot ; want nog steeds zijn z'n kerkelijke en politieke denkbeelden actueel. En nog immer zijn de meeningen verdeeld over de vraag, of zijn inzichten, dan wel die van Prins Willem van Oranje behooren te domineeren. Wanneer men over Dathenus spreken wil, dan kunnen de figuur van den grooten Zwijger en de verhouding van Kerk en Overheid niet buiten beschouwing blijven. Er zijn in ons land zelfs menschen, die in zeer bijzonderen zin Dathenus' geesteskinderen willen zijn. Rechtvaardiging heeft een verhandeling over hem dus niet van noode !
Over den datum van Dathenus' geboorte heerscht verschil van meening. Aangenomen moet echter worden, dat hij tusschen 1530 en 1532 het levenslicht zag in Mont-Cassel in Vlaanderen (toen nog België, doch tegenwoordig Frankrijk). Gelijk mét zoovele mannen uit zijn tijd het geval is, weten wij over Dathenus' jeugd 2eer weinig. Zijn ouders waren Roomsch, zoodat hij een Roomsche opvoeding kreeg. Hij moet nog jong geweest zijn, toen zijn ouders hem naar het klooster te Yperen zonden. Van groote beteekenis is het feit, dat Dathenus in, deze omgeving gekomen is tot omhelzing der Reformatorische beginselen. Over de geestelijke worstelingen, die Dathenus ongetwijfeld moet hebben gekend, staan ons geen gegevens ten dienste, zoodat wij zijn aangewezen op onderstellingen bij de overweging van de vraag, op welke wijze en onder welke invloeden hij er toe gekomen is, met het Roomsche geloof te breken. Wanneer wij echter weten, dat velen in Zuid-Vlaanderen en Henegouwen om den geloove vervolgd, gevangen gezet en op den brandstapel gebracht werden, dan is de onderstelling niet onwaarschijnlijk, dat deze dingen op Dathenus een diepen indruk gemaakt moeten hebben. Wellicht zijn de vervolgingen voor hem een stimulans geweest, om zich te bezinnen op de waarachtigheid van den door hem beleden godsdienst. Hoe het ook zij, — Dathenus heeft op 18 of 19-jarigen leeftijd met het kloosterleven gebroken, en welbewust gekozen voor de leer van den Reformator van Geneve.
Het edict, dat Karel V in April 1550 uitvaardigde, waardoor er scherper tegen de ketters opgetreden werd, was oorzaak, dat Dathenus de wijk nam naar Engeland, waar onder de regeer ing van den jongen Eduard VI de Reformatie door den Hertog van Somerset en Thomas Cranmer krachtig werd bevorderd.
Om in zijn onderhoud te voorzien, zien wij Dathenus aanvankelijk het beroep van typograaf ter hand nemen. Weldra voelde hij zich geroepen tot de prediking van het Evangelie. Hij bezocht in Londen de z.g.n. profetieën, een soort seminarium, waar o.a. door Joh. a Lasco onderwijs werd gegeven. Toen het door den dood van Eduard VI (6 Juli 1553) met de bevordering van den Hervormden godsdienst gedaan was, trokken velen naar het vaste land van Europa. Onder hen was ook Dathenus. Wellicht heeft hij zich te Emden gevestigd.
In het najaar van 1555 werd Dathenus naar Frankfort beroepen als predikant van de Nederduitsche vluchtelingen-gemeente. Vele moeilijkheden ondervond hij in dezen weg. Het kerkelijk leven te Frankfort vertoont over het algemeen geen aanlokkelijk beeld. Twist en tweedracht over allerlei belangrijke en niet-belangrijke kwesties belaagden de eenheid der gemeente. En al stak de Nederduitsche kerk gunstig af bij de Waalsche en Engelsche, dit neemt niet weg, dat ook zij den invloed van de heillooze oneenigheden onderging. Uit verschillende brieven, die Dathenus in dezen tijd aan ambtgenooten geschreven heeft, blijkt, dat de moeilijkheden groot en vele waren.
Met niemand minder dan Calvijn heeft Dathenus over de plaatselijke kwesties gecorrespondeerd. Zes brieven van Dathenus aan Calvijn zijn bewaard gebleven, terwijl er slechts één van Calvijn aan Dathenus bekend is. Uit den inhoud der brieven komt vast te staan, dat Dathenus den Geneefschen reformator zeer hoog achtte, wiens adviezen hij op hoogen prijs stelde. In September 1556 moeten beide mannen elkander hebben ontmoet, hij gelegenheid van een bezoek, dat Calvijn toen aan Frankfort gebracht heeft, ter bespreking van de gerezen geschillen.
Waarover — zoo zal men vragen — werden de gemoederen verontrust ? De Raad te Frankfort had namelijk besloten, dat de kerk der vreemdelingen gesloten zou blijven, totdat zij met de stadspredikanten tot overeenstemming zou gekomen zijn inzake de ceremoniën. Met de Luthersche gebruiken wilden de Gereformeerden niet accoord gaan, wat hun recht was, aangezien de stedelijke overheid aan de emigranten de vrije uitoefening van hun godsdienst eenmaal had toegestaan. Interne verdeeldheid mocht hierin dan ook geen verandering brengen. Niettemin ging de Raad zijn eigen weg, met het gevolg, dat ook de bediening der Sacramenten in gedrang kwam. Datheen was van oordeel, dat het niet verkeerd was, dat men zijn kinderen bij de Lutherschen ten doop hield, mits men te voren een verklaring aflegde, het met de Luthersche doopsopvatting niet eens te zijn. Een groot deel der gemeente, onder leiding van Gaspar van der Heyden, verzette zich tegen deze meening. Calvijn echter stelde Datheen in het gelijk, al schijnt hij Datheen niet geheel te hebben begrepen, door, feitelijk op diens standpunt staande, hem schijnbaar te bestrijden.
Voor de Gereformeerden was bedoeld Raadsbesluit, dat dateert van 23 April 1561, echter noodlottig. Men moest er zich bij neerleggen. Velen verlieten de stad, om elders gelegenheid te vinden naar hun belijdenis ook te kunnen leven. Na zes jaar Frankfort als predikant gediend te hebben, verkreeg Datheen op 26 Maart 1562 ontslag. Zestig gezinnen verlieten met hem daarna de stad.
Frederik III, keurvorst van de Paltz, droeg den Gereformeerden een goed hart toe. Het is dan ook goed te verstaan, dat velen zich tot hem wendden, om brieven van aanbeveling, welke hij gaarne verstrekte. Bovendien ging zijn vriendelijke medewerking zóó ver, dat hij Datheen en den zijnen het Frankenthaler klooster, niet ver van Worms gelegen, tot verblijfplaats aanwees. Datheen's Frankenthalerperiode is de belangrijkste uit zijn leven geworden, aangezien hij in dezen tijd de berijming der Psalmen, de vertaling van den Heidelbergschen Catechismus en de bewerking der Liturgie publiceerde. Ook werd hij door den keurvorst tot diens hofprediker benoemd: wel een bewijs van de groote sympathie, waarin Datheen zich mocht verheugen. Over Datheen's talenten als schrijver spreken wij in een afzonderlijk artikel.
Volgende week hopen wij de beknopte schets van Datheen's levensgeschiedenis voort te zetten.
Opmerking. De voornaamste Datheen-literatuur geven wij in het laatste artikel. Er is zooveel over hem geschreven, dat een eenigszins volledig overzicht alleen al een artikel zou kunnen vullen.
D.
d. Z.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 maart 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's