Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKE RONDSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE VRIJZINNIGE HERVORMDEN EN HET GELOOF IN JEZUS.
Er zijn tenslotte grenzen. Dat heeft de Kerk van Jezus Christus telkens te getuigen ; en de grens is : niemand kan en mag een ander fundament leggen, dan hetgeen gelegd is voor Christus' Kerk !
Nu is er een oecumenische beweging, d.w.z. een pogen om meer contact te krijgen tusschen de Kerk in Engeland, in Nederland, in Duitschland, in Amerika, ja, over de geheele bekende wereld. Ook de Vrijzinnige Hervormden voelen daarvoor. Maar voor die wereldbeweging in verband met de Kerk van Christus moet een grond zijn, een leidend en overheerschend beginsel. En dat zal moeilijk anders kunnen zijn dan : Jezus Christus, de eeuwige en eenige Zoon van God, onzen Heere. Werkelijk lezen we dan ook : „De Wereldbond van Kerken is een gemeenschap van Kerken, die onzen Heere Jezus Christus als God en Heiland aanvaarden". Dit artikel is bedoeld, „om het zuiver-Christelijke karakter van de deelnemende Kerken te waarborgen". Maar — daar moeten de Vrijzinnige Hervormden eigenlijk niets van hebben. Zij aanvaarden niet onzen Heere Jezus Christus als God en Heiland. Men weet dat wel. Daarover schrijft dr. C. Hille Ris Lambers, van Bilthoven (5 Sept. '38) : „men had een minder omstreden formule moeten kiezen", en zegt dan verder : „dus, wij. Vrijzinnige Christenen, moeten de godheid van Christus aanvaarden ? En dat is juist een van de leerstukken, die wij nooit konden beamen".
Er zijn er wel — zoo gaat dr. Lambers verder — die er van maken „Christus is de naar den mensch gekeerde zijde van God" of iets dergelijks. En ja, dan kan het. Maar zooals de formule gewoonlijk verklaard wordt, kunnen wij het niet aanvaarden ; wij gelooven niet in de godheid van Christus. En dus zouden dan met deze formule de Vrijzinnige Christenen worden uitgesloten. Zij worden beschouwd als Christenen van de tweede of derde rang. Hier wordt m.i. niet veel anders gedaan dan ons feitelijk, op grondslag van de geloofsbelijdenis van Nicea, uitsluiten".
Ds. D. Bakker, de hoofdredacteur van „Kerk en Volk" (waarin dr. Lambers het „Ingezonden" schreef), teekent hierbij aan : „Wij moeten alles doen om de definitieve vaststelling van deze formule te voorkomen".
Dus zelfs deze eenvoudige, sobere Christusbelijdenis mag niet tot grondslag dienen van de oecumenische beweging ?
De Vrijzinnigen zullen alles doen om die formule weg te werken, omdat zij niet gelooven in de godheid van Christus en die belijdenis nooit zullen kunnen beamen.
Dat zegt ons iets voor de wereld-Kerk.
Maar dat zegt ons óók iets voor de Nederlandsche Kerk. De Vrijzinnigen zullen altijd die Christus-belijdenis willen wèg werken, want zij kunnen haar nooit beamen , zooals ze zelf zeggen
Zijn de Vrijzinnige Hervormden dan nog Christenen ?
En — er zijn toch grenzen voor de Kerk ; voor de Nederlandsche Hervormde Kerk ?
ONBEWOONBAAR-VERKLARING.
Dan staat het niet zoo goed met een huis, wanneer 't bord wordt aangespijkerd, waarop staat : „Onbewoonbaar".
Maar nu gaat het niet over een huis of huisje, het gaat nu over een Provincie, en wel over de Provincie Noord-Brabant.
De geschiedenis zit zóó: In Sprang-Capelle (N.B.) zijn twee miniatuur Openbare Schooltjes, ondanks felle actie en hevige protesten van „Volksonderwijs", opgeheven. En nu komt het Orgaan van de Vereeniging voor „Volksonderwijs" (niet te verwarren met de Vereen, voor Chr. Volksonderwijs !) daarover nog napleiten ('21 Maart '38) en gebruikt dan uitdrukkingen als : „de moord op de onnoozele" en ook : „Brabant welhaast onbewoonbaar voor een Nederlandsch volksdeel !" Het Zuiden was toch al zoo „donker", maar nu is het alles even „zwart" geworden. Omdat er twee Openbare dwergschooltjes verdwenen zijn. De „lichten" zijn gedoofd nu.
Die klacht over het „onbewoonbaar" zijn van een stuk van ons Vaderland, waar de Openbare Staatsschool meer en meer moet plaats maken voor de Bijzondere School, is niet nieuw bij de heeren van „Volksonderwijs". Want zij is door den heer Klaas de Vries, de bekende propagandist van het neutrale Staatsonderwijs en secretaris van „Volksonderwijs" (neutraal), vroeger óók al geslaakt in betrekking tot het eiland Walcheren. „De toekomst" — aldus indertijd de heer Klaas de Vries — „schijnt niet ver, dat op het platteland in Walcheren geen enkele Openbare School meer zal zijn, en dan zou dit schoone eiland voor een deel der Nederlandsche bevolking onbewoonbaar zijn".
En nu is, na het eiland Walcheren, de provincie Noord-Brabant gekomen, als óók „onbewoonbaar".
Stel eens, dat dat zóó zou doorgaan : de provincie Utrecht „onbewoonbaar" verklaard, ook Gelderland, enz., waar moest dat heen met „het Nederlandsche volk" ? Als overal zóó de lichten eens gedoofd werden ?
Wij maken ons niet zoo ongerust. Want de zaak staat zóó in Nederland : de Protestantsche Christenouders hebben hun Scholen met den Bijbel ; de Roomschen hebben hun Roomsche Scholen ; de „neutralen" kunnen hun neutrale-bijzondere scholen krijgen, alles met gelijke rechten als burgers van Nederland. „Onbewoonbaar" behoeft dan geen enkele streek van ons Vaderland te zijn.
En vergelijk daarmee nu eens het dringen en dwingen van het liberalisme (dat dan nog wel de partij van „de vrijheid" en van „de verdraagzaamheid" heet te zijn !), die overal en dan voor allen: Protestantsche geloovigen, Roomsche Christenen èn voor neutralen één School willen hebben, waar de Overheid alles in handen heeft, om dan alle ouders te dwingen (van welke geloofsovertuiging ook, en van welke levens-en wereldbeschouwing ze ook mogen zijn) om hun kinderen naar die neutrale Overheidsschool te zenden, waar men nog wel van christelijke deugden spreekt, maar waar Christus niet genoemd en geroemd mag worden als den Zaligmaker, waar niet frank en vrij de Bijbel mag worden gebruikt en waar niet mag worden beleden : „Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt".
Als alle ouders gedwongen zouden worden om hun kinderen naar die ééne neutrale Volksschool te zenden — dan zou Nederland niet te bewonen zijn voor het Christen-volk van Nederland, noch op het eiland Walcheren, noch in Brabant, noch in Gelderland, noch waar ook woonachtig. Dan zouden de Christen-ouders maar moeten verhuizen, b.v. neen, niet naar Duitschland of Oostenrijk of Rusland dan maar naar Amerika. Dan zouden de liberalen weer kunnen roepen : „daar gaan de landverhuizers ; daar trekken ze weg, „de valsche munters".
Waarom zijn de liberalen toch zoo dwaas. Ten eerste zien ze voor hun oogen, dat de neutrale Overheidsschool er niet in wil bij ons Nederlandsche volk. Ons volk keert zich af van die Openbare School, ondanks alle lofprijzing en aanbeveling van de frontmakers.
Want men zegt wel : ,,de Openbare School is de éénige ware Christelijke Nationale School voor het Nederlandsche volk" — maar er is eigenlijk zoowat niemand meer, die het gelooft. De geloovige Protestant niet, de Roomsche niet, en ook zoovelen niet, die wel neutraal onderwijs wenschen voor hun kin­deren, maar van de Openbare School, de Overheidsschool, zich afwenden.
Die buitengewone verdraagzaamheid en die buitengewone christelijkheid van de Openbare School is te verdacht voor velen.
En als de loftrompet aan den mond gestoken wordt, en de paedagogen van de Openbare School den volke verkondigen, dat op de Openbare School de kinderen opgevoed worden tot „goede, oprechte menschen, met een scherp onderscheidingsvermogen voor goed en kwaad, en met diepen eerbied voor wat anderen heilig is" — dan zijn er o ! zooveel ouders die zeggen : geef óns toch maar liever een andere school!
En als de propagandisten-lofredenaars, liberalisten en socialisten en communisten saam front maken voor de Openbare School en er in propaganda-blaadjes (ook wel door Gemeentebesturen rond gezonden(!) fraaiïgheden staan als : „de Openbare School is de eenige school, waar een positieve weldadige sfeer ten aanzien van Vaderland en religie" heerscht ; „zij dringt niets op en haalt niets neer, zij houdt zich niet aan allerlei kerkelijke dogma's en stelt haar onderwijs niet op een „onveranderlijke levensovertuiging, maar zij wil de levende, Goddelijke ziel de kansen bieden zich te ontplooien en verder te ontwikkelen" ; „zij is de éénige school, die de hooge christelijke beginselen van vrede, verdraagzaamheid en liefde in practijk brengt" — dan zeggen velen : dat is me te mooi, en het is ook te bescheiden van die „openbare" menschen — geef ons maar liever een andere school.
Kinderen met een scherp onderscheidingsvermogen voor goed en kwaad, moeten — aldus de frontmakers — gevormd worden door een school, die zich niet op de basis van een onveranderlijke levensovertuiging stelt ! Er moeten dus „rotsmenschen" gevormd worden door een instituut, dat op zandgrond gebouwd is, welks basis niet „onveranderlijk", maar zóó slap is, dat zij door elke wind van leer aan het schudden wordt gebracht — hier en daar en overal reeds ten val is gebracht!
Heeft onze Heiland niet van een rots gesproken van ander gehalte, toen Hij tot Petrus, den vurigen Christus-belijder, zeide : op deze petra, op deze rots, op die belijdenis „dat Hij is de Christus, de Zoon des levenden Gods", zal Ik mijn Gemeente bouwen!?
En die goede belijdenis, die kan, die mag de Openbare School, ondanks haar „positieve weldadige sfeer ten aanzien! van de religie", ondanks al die mooie woorden van „christelijkheid" en „verdraagzaamheid" aan onze kinderen (zijn 't geen gedoopte kinderen? !) niet leeren.
Men zegt dan heel kalm : „daar moeten huis en catechisatie maar van spreken, de school zwijgt over die belijdenis".
Maar over die belijdenis mag toch geen enkel Christen zwijgen ! En zeker geen onderwijzer of onderwijzeres, die zes, zeven jaar ons kind onder hun leiding hebben, om dat kind te onderwijzen en op te voeden voor het verdere leven. Die voor onze kinderen dan, gedurende al die jaren, zwijgt van deze dingen ; die zes, zeven jaar nooit met die kinderen uit den Bijbel leest, uit de Heilige Schrift vertelt, den Heere Jezus als Zaligmaker niet noemt ; en nooit, nooit met die kinderen bidt en nooit met die kinderen onze Psalmen of geestelijke liederen zingt, die begaat een misdaad aan onze kinderen !
Men heeft dan zoogenaamd eerbied voor „andersdenkenden", maar men toont die eerbied niet aan Christus ! Men zwijgt van Hem. Van Hem, Die ons vraagt : „wie zeggen de menschen, dat Ik ben ? " èn : „wie zegt gij, dat Ik ben ? " Dan zwijgt men !
En dat, waar men durft spreken van „een levende. Goddelijke ziel van onze kinderen, die de kansen tot ontplooiing en verdere ontwikkeling moeten geboden worden op school".
Is het alles niet wonderlijk, als men zóó „vaag" en „onbestemd" redeneert, en dan juist met een schijn van héél vroom te zijn.
Of is het niet héél vroom, om te spreken van een „levende. Goddelijke ziel van het kind" ? Goddelijk dan geschreven (met opzet) met een hoofdletter ! Terwijl men van het Goddelijk Wezen, Vader, Zoon en Heilige Geest zwijgt.
Is dat soms een soort „heidendom", dat spreken van een „levende, Goddelijke ziel" ? Het komt ons zoo wonderlijk voor, alles. Wij zouden liever hebben, dat men maar gewoon den Bijbel gebruikte op school, en dat men onze kinderen maar sprak van het eenvoudige, echte, ware Evangelie van Jezus Christus, Die gezegd heeft en nog altijd zegt : „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet". Laat men niet verwaarloozen, verachten en vergooien, wat de Heiland Zelf ons en onze kinderen leeren wil, om Hem te mogen vinden, zeggende : „Onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben en die zijn het, die van Mij getuigen".
Wij hebben liever den Bijbel, de Heilige Schrift, Gods Woord op onze scholen, dan al die mooie woorden van de goden van dezen tijd, die ons volk belagen, om het geheel in hun macht te krijgen, en die dan altijd het liefst beginnen met onze kinderen.
De ware wijsheid, de ware liefde, de ware vrede, de ware verdraagzaamheid is daar, waar we ons dicht scharen willen rondom den Christus Gods, rondom 's Heeren Woord en Evangelie.
„Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt".
En dan moet men niet spreken van.... onbewoonbaar. Van duistere eilanden en zwarte provincies. Die zijn niet daar, waar de Scholen met den Bijbel staan.
Gelukkig niet !

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

KERKELIJKE RONDSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's