Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

DE BOUWHEER DES TEMPELS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alzoo spreekt de Heere der heerscharen, zeggende: Zie een man, wiens naam is spruite, die zal uit zijne plaats spruiten en. Hij zal den tempel des Heeren bouwen ja. Hij zal den tempel des Heeren bouwen en Hij zal het sieraad dragen en Hij zal zitten en heerschen op zijn troon en Hij zal priester zijn op zijn troon en de raad des vredes zal tusschen die beiden wezen. Zacharia 6 vers 12 en 13.

Toen de tegenpartijders van Juda en Benjamin, de Samaritanen, door kuiperijen aan het Perzische hof den herbouw van den tempel hadden onmogelijk gemaakt, scheen het er voor de teruggekeerde ballingen hopeloos voor te staan. Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat de herbouw van den tempel vele jaren stil lag. Eerst in het jaar 520 kwam er eenige verandering, door het optreden van de profeten Haggaï en Zacharia. Deze spoorden het volk aan, om ondanks alle moeilijkheden, voort te gaan met den herbouw van het huis des Heeren.
In dezen zelfden tijd heeft de Heere aan Zacharia opgedragen een symbolische handeling te verrichten, om daardoor het volk bij hun arbeid te bemoedigen. Zacharia ontving van den Heere de opdracht om van Cheldai, Tobia en Jedaja goud en zilver te nemen en daarvan een kroon te maken. Deze kroon moet hij dan op het hoofd van Jozua, den zoon van Jozadak, den hoogepriester, plaatsen. Daarna moet hij Jozua met de kroon op het hoofd aan het volk toonen als een type van den Messias. Deze verschijning moet Zacharia dan nader aanduiden met de woorden: Alzoo spreekt de Heere der heerscharen, zeggende : ,,Zie een man, wiens naam is spruite, die zal uit zijne plaats spruiten en Hij zal den tempel des Heeren bouwen, ja Hij zal den tempel des Heeren bouwen en Hij zal het sieraad dragen en Hij zal zitten en heerschen op zijn troon en de raad des vredes zal tusschen die beiden wezen.
Zacharia ontving de opdracht om een kroon te maken. Er staat „kronen" in de Statenvertaling, maar waarschijnlijk wordt bedoeld één enkele kroon. Het is immers niet mogelijk meer dan één kroon op het hoofd te plaatsen. Dat hier bedoeld zou worden, dat Zacharia moet maken een zilveren priesterkroon en een gouden koningskroon, is niet waarschijnlijk, daar nergens in Gods Woord gesproken wordt van een priesterlijke kroon. Het meest voor de hand liggend is aan te nemen, dat Zacharia een koningskroon moet maken van zilveren en gouden vlechtwerk. Deze koningskroon moet hij dan plaatsen op het hoofd niet van Zerubbabel, het wereldlijk opperhoofd, maar van Jozua den hoogepriester. Deze handelwijze heeft niet ten doel om aan te geven, dat voortaan Jozua ook met de wereldsche macht moest bekleed worden. Maar deze tot koning gekroonde priester moest aan het volk worden getoond als een type van den Messias, die den tempel in waarheid zou bouwen.
Dat de Heere met deze verschijning wilde heenwijzen naar den Messias, blijkt duidelijk uit de Godsspraak van Zacharia, waar deze bouwheer des tempels wordt aangeduid als de man, wiens naam is spruite en die uit zijne plaats zal spruiten. Met deze woorden is in den loop der eeuwen de Messias meermalen aangeduid ; zooals b.v. ook door Jesaja.
De Messias, die den tempel zal herbouwen, wordt hier aan het volk gepredikt als een tot koning gekroonde priester. Immers Jozua was priester, en nu wordt hij met 't oog op het Messiaansche heil tot koning gekroond. Hierin wordt ons duidelijk gemaakt, hoe wij Christus hebben te beschouwen.
Jezus Christus is priester geweest op aarde. Als een ware priester heeft Hij het offer gebracht, dat de zonde van de kerk uitdelgt. Hij heeft als een priester geleden op Golgotha. Maar nu is Hij op grond van dat priesterlijk werk ook als koning gekroond met eer en heerlijkheid. Hij is nu de groote Koning van zijn kerk. De weg naar den troon met zijn koninklijke heerlijkheid ging voor Christus langs Golgotha, waar Hij als een priester het offer der verzoening bracht.
Deze priester-koning wordt nu nader in zijn heerlijk werk beschreven door Zacharia met deze woorden : Hij zal zitten en heerschen op zijn troon en Hij zal priester zijn op zijn troon en de raad des vredes zal tusschen die beiden wezen.
Hij zal zitten en heerschen op zijn troon, d.w.z. Hij zal koning zijn en ook als koning heerschen. Christus is gezeten op zijn troon als de groote Souverein, door wien de Vader alle dingen regeert. Hier op aarde in zijn omwandeling zeide Christus reeds tot zijn jongeren: „In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed: Ik heb de wereld overwonnen". Ja, Christus is de overwinnaar der wereld. Hij zit op zijn troon. Maar ook heerscht Hij op zijn troon : Hij is geen koning in naam alleen, maar Hij is een koning, die heerscht. Hij heerscht met liefde en almacht over zijn kerk. Hij beschikt in het leven der zijnen alle dingen zoo, dat zij moeten medewerken tot hun eeuwig welzijn.
Maar ook is Christus priester op zijn troon. Dat wil niet zeggen, dat het offer van Christus weer herhaald zou worden op eenigerlei wijze. Was Christus op aarde de priester van offerande, nu aan de rechterhand des Vaders als koning verhoogd zijnde, is Hij priester van voorbede. Hij is de groote Voorbidder, die den Vader wijst op zijn verzoenend werk, die met de nooden van de kerk op het hart bij den Vader werkzaam is voor haar.
Nog voegt Zacharia aan zijn profetie toe : En de raad des vredes zal tusschen die beiden wezen. Met deze woorden wordt niet bedoeld : de Vrederaad. Hier wordt gesproken van het koninklijk en priesterlijk werk van Christus. Onder het oude Israël waren koningschap en priesterschap streng van elkander gescheiden. Een koning mocht nooit priester zijn en geen priester koning. Maar wat onder de oude bedeeling onder Israël verboden was, vinden we in Christus ten schoonste vereenigd. Hij is priester en tegelijk ook koning. Zulk een Zaligmaker hebben we noodig. Want nu past Hij als een koning met onwederstandelijke kracht toe aan het hart van zondaren, wat Hij als priester verwierf aan het kruis: de genade van het eeuwige leven.
Het oog te mogen slaan op dezen tot koning gekroonden priester is het voorrecht der gemeente. Op Hem moeten we in de eerste plaats zien bij den herbouw, de reorganisatie van onze Vaderlandsche kerk. Van Hem moeten we allereerst onze verwachting hebben. Maar ook voor ons persoonlijk geestelijk leven hebben we zulk een bouwheer noodig.
Het volk van Israël kon het zeker aanvankelijk moeilijk gelooven, dat deze priesterkoning den tempel herbouwen zou. Immers Zacharia zegt zoo merkwaardig tot tweemaal toe, dat Hij dit werk zou voltooien : „Hij zal den tempel des Heeren bouwen, ja Hij zal den tempel des Heeren bouwen".
Als wij alleen naar beneden zien, dan zuchten we menigmaal: „hoe zullen deze dingen geschieden. Alles werkt tegen, alles breekt ons bij de handen af. De vooruitzichten zijn zoo somber, de zorgen zoo vele". Wanneer we zoo in moedeloosheid ter neder zitten, opene de Heilige Geest ons oog dan voor dien uitnemenden Priester-Koning, die zijn tempel zal bouwen. Zij het ons gegeven Hem eens te mogen aanschouwen, dragende het sieraad.
Nijkerk

C.J. v. d. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's