Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Christelijke welbespraaktheid

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wees niet te snel met uwen mond, en uw hart haaste zich niet een woord voort te brengen voor Gods aangezicht, want God is in den hemel en gij zijt op de aarde, daarom laten uwe woorden weinige zijn! Prediker 5 vers 1.

Dit is een woord, dat wij allen ter harte mogen nemen. Er is niets, waarin we méér kunnen zondigen, dan in het spreken over den Heere en in het bidden tot den Heere. Bunyan, de Godvreezende schrijver van de „Pelgrimsreis", spreekt zoo heel terecht over: Christen „Praatgraag" en Christen „Bidgraag", en dan bedoelt hij die mensch, die zoo gemakkelijk met een vloed van woorden kan spreken over teedere, heilige dingen!
Om drie onderwerpen te noemen : het spreken over de zonde, het spreken over Gods wegen met de menschen, en het bidden in het openbaar.

* Het spreken over de zonde.
Het woord zonde is een benauwend, een beklemmend woord! Een rnensch, die onder het ontdekkend licht van Gods Geest de diepten van zijn hart leerde kennen, en de hebzucht, de zelfzucht, de onheiligheid en de liefdeloosheid van zijn diepste begeerten leerde verstaan, zulk een mensch leert met droefheid fluisteren: „Heere, ik ben zondaar ik ben een mensch, die eiken dag opnieuw tegen al Uwe heilige geboden zondigt en U grieft en beleedigt met mijn overtredingen".
Zie, dan wordt het woord zonde een zwart en een zwaar wordt, een woord dat in zich draagt de donkere duisternis der Godverlatenheid.
Dan spreken we dat woord uit met een hart, dat belijdt: Heere, zet een wacht voor mijn lippen, dat ik niet spreke over de zonden der wereld, maar dat ik toch bedenke dat alle, alle zonden der wereld ook in mijn hart leven!"
Zie, dan worden we zwijgers. Zwijgers, die in de binnenkamer onze knieën buigen en maar vijf woorden kunnen zeggen : Heere, — is er — nog — vergeving ?

Het is echter een bewijs van een leven buiten den Heiligen Geest om, als wij over de zonde met een vloed van woorden kunnen spreken.
Zooals mensehen dat doen, die te pas en te onpas hun zonden probeeren te verdoezelen met de uitroep : We zijn maar menschen, en wij struikelen allen in vele, en wij zijn gevallen in Adam en het vleesch blijft vleesch, en de oude mensch blijft de oude mensch, David is ook gevallen en wij zijn onbekwaam tot eenig goed!"
O, zeker ! dat is alles waar en de Heilige Schrift zegt zoo kort en duidelijk : Daar is niemand, die goed doet, tot niet één toe.... maar het is een bewijs van onze onbekeerlijkheid als wij zonder heilige siddering en zonder heilige beving het woord zonde op een klanklooze manier durven gebruiken. Wees niet te snel met uwen mond.
Uw hart haaste zich niet een woord voort te brengen.
Want denkt er om! pas er op ! weet het wel! gij spreekt voor Gods aangezicht, voor het aangezicht van dien God, die gezegd heeft: Dit volk spreekt over de zonde met de lippen, maar hun hart is verre van Mij!
Daar is het spreken over de wegen, die de Heere met de menschen houdt. De vrienden van Job zijn nog niet uit­gestorven. Die vrienden van Job waren erg wijs bij zichzelven. Ze meenden de wegen des Heeren haarfijn te kunnen nagaan. Als iemand in druk en in droefheid, in smart en in donkerheid zit, dan roepen ze : dat is een oordeel des Heeren, die man, die vrouw, had het dubbel verdiend!
Als iemand door Gods wondere genade als een arm zondaar leerde rusten op het bloed van Christus, dan zeggen ze: Laten wij die bekeering maar eens laten overwinteren, het zou wat! er is tegenwoordig zooveel inbeelding!
Als een waarachtig geloovige in de duisternissen zit, en geen licht heeft, dan zeggen zij: „Het zijn uw zonden die scheiding maken tusschen uw ziel en den Heere", En zoo spreken de vrienden van Job.
't Zijn de beter-weters, de menschen, die in hun vrome hoogmoed meenen dat ze de wegen des Heeren kunnen beoordeelen.
En nu komt Prediker en waarschuwt : Wees niet te snel met uwen mond ! en uw hart haaste zich niet een woord voort te brengen voor Gods aangezicht, want God is in den hemel en gij zijt op de aarde ; daarom laten uwe woorden weinige zijn.

* Inderdaad, de Heere is in den hemel! en wij, nietige menschjes, zijn op de aarde; wij begrijpen tenslotte niets van de wondere wegen, die de Heere met zijn schepselen houdt. Als wij zeggen : die man, die vrouw wordt gestraft, dan zegt de Heere vaak : de mensch wordt gekastijd (uit liefde) opdat de kastijding een eeuwige verandering zou teweeg brengen.
Als wij zeggen : die man of die vrouw, zou die bekeerd zijn ? Zou die mensch wel een geroepene zijn, zou het Gods werk zijn? Dan zegt de Heere tot ons: Strijdt gij om in te gaan, volg gij Mij! wat gaat het u aan wat Ik met de anderen doe ?
Wees niet te snel met uwen mond.
Als een waarachtig geloovige in de duisternis zit, dan zeggen wij: Zijn zonden maken scheiding. Maar de Heere spreekt: Neen! over de bergen van zonden stap Ik in Christus heen, maar Ik laat die bidder in de donkerheid, opdat hij in de duisternis zou leeren betrouwen op den Naam des Heeren, en zijn geloof leerde oefenen !
Wees niet te snel met uwen mond.
Wij kunnen des Heeren werk niet nameten. Wij zijn op de aarde, daarom laten onze woorden weinige zijn.

* Tenslotte : het bidden in het openbaar. Er was eens een predikant, die op den kansel in het voorgebed nooit bad voor zichzelf. Dat was sommige gemeenteleden een doorn in 't oog, was deze man dan ook niet afhankelijk van den zegen des Heeren ? Eindelijk ging iemand naar hem toe en zeide dit tot hem. En toen kwam het antwoord : Zie, de kerkeraad bidt voor mij in de consistorie, dat doet de kerkeraad namens de gemeente ; ik bid voor mijzelf aan het trapje voor de preekstoel, en als ik het dan nog eens op den kansel doe, dan is het de derde keer. Namens de gemeente is het al gedaan in de consistorie, ik zelf heb het al gedaan ; als ik het voor de derde maal doe, dan ben ik zoo heel erg bang, dat Prediker zijn hoofd schudt en zegt: Mensch! Uw hart haaste zich" niet een woord voort te brengen voor Gods aangezicht, laten uwe woorden weinige zijn !
Er was eens een ouderling, en die man bleef weleens steken in zijn gebed. Ja, sommige keer en gebeurde het, dat hij midden in een zin niet verder kon en dan „amen" zei. Deze man had de naam, dat hij een stumper in het bidden was ! En toen een vriend dat eens tot hem zeide, was het antwoord: Neen, als ik wil, dan kan ik heel vlot praten, maar als ik mijn oogen sluit en als ik mij dan indenk, dat ik sta voor den Heiligen God! den God, die al mijn zonden en ongerechtigheden kent, o, dan besterven de woorden op mijn lippen! dan durf ik van eerbied en ontzag haast geen woord meer uit te brengen !
Zie, deze stumper wist beter wat waarachtig bidden is, dan menig ander, die met gladde lippen zijn gebed afratelt.

* Nu wil ik hiermede niet zeggen, dat alle predikanten niet voor zichzelf mogen bidden op den kansel. Neen! er zijn velen, die op den kansel met een echt verslagen hart in alle afhankelijkheid den Heere smeeken om Zijn bijstand ! Een ieder zij in deze zaak in zijn geweten overtuigd.
En ik wil ook niet zeggen : elke goede ouderling moet hakkelend bidden ! Neen ! veel ernstige, door den Heere gegrepen ouderlingen, hebben de heerlijke gave ontvangen, dat ze met gemakkelijkheid mogen bidden. Laten ze er dankbaar voor zijn !
Maar voor één ding waarschuwt de Prediker ons ! Zet een wacht voor uwe lippen. Wees niet te snel met uwen mond. Uw hart haaste zich niet een woord uit te brengen voor Gods aangezicht!
Zijt gij reeds een zwijger geworden in de binnenkamer ? Kent gij reeds de siddering over uw zonde ? Aanbidt gij Gods ondoorgrondelijke wegen ?
Welgelukzalig de mensch, die het zeggen mag, ziende op Christus : Maar gij, mijn ziel, 't ga zoo 't wil. Stel u gerust — zwijg Gode stil!

W.
V. Grieken

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 november 1938

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's