Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En die voorbij gingen lasterden Hem, schuddende hunne hoofden, en zeggende: „Gij die den tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos uzelven. Indien gij de Zone Gods zijt, zoo kom af van 't kruis. En desgelijks ook de Overpriesters met de Schriftgeleerden en Ouderlingen en Parizeen hem bespottende, zeiden: Anderen heeft hij verlost; hij kan zichzelven niet verlossen. Indien Hij de Koning Israels is, dat hij nu afkome van 't kruis en wij zullen hem gelooven. Hij heeft op God betrouwd; dat Hij hem nu verlosse, indien Hij hem wel wil, want Hij heeft gezegd : ik ben Gods Zoon. Matth. 27 VS. 39—44.

HELSCHE VERZOEKING
We worden verplaatst op Golgotha. Daar hing de Christus, vastgenageld aan 't kruis, tusschen twee moordenaars. De woede der vijanden was echter nog niet uitgeput. Ze waren meegeloopen om hun hart op te halen aan de kruisiging, de smarten van hun doodvijand, in hun oogen een valschen Messias. Met de handen konden zij Hem geen smart meer aandoen, maar zij konden Hem toch niet met rust laten. Zoolang er leven in He^m was, moesten zij hun vijandschap openbaren.
Met duivelsche blijdschap in 't hart, omdat hun doodvijand er straks dan toch niet meer zijn zou, liepen zij aan den voet van het kruis heen en weer, „schuddende hunne hoofden", als teeken van spot en verachting. Zij wilden er als 't ware mee zeggen : Daar hangt ge nu aan een kruis, wat wordt 't toch openbaar, dat ge niet zijt, wie ge gezegd hebt te wezen !
Spottend riepen zij Hem toe, onder die openbaring van hun spot en verachting : „Gij, die den tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos uzelven". Waar is nu uw wondermacht? Hebt ge zulk een macht, dat ge den tempel in drie dagen kunt opbouwen, nadat zij afgebroken is, verlos dan uzelven. Het is toch nog lichter
van 't kruis af te komen !
„Indien gij de Zone Gods zijt, zoo kom af van het kruis", zoo gingen ze spottend voort. Toon 't dan, door de banden des kruises te verbreken. Maar neen, dat kunt ge niet, is 't niet een bewijs dat ge een Godslasteraar en bedrieger, een valsche profeet zijt ?
O, welk 'n spot en hoon! Welk 'n diepte van lijden voor den Zone Gods ! Maar ook welk 'n machtige verzoeking des Satans tevens!
In de woestijn had hij getracht een einde te maken aan Jezus' borgtochtelijk lijden, sprekende : „Indien ge de Zone Gods zijt, zeg dat deze steenen brooden worden". Maar ook nu trachtte hij Jezus' borgtochtelijk werk, Zijn sterven aan het kruis te voorkomen, opdat hij zijn buit voor eeuwig zou behouden. Maar ook nu mislukte Satan's aanval op den Christus. O, Jezus had de macht van het kruis af te komen. De vijanden hadden Jezus niet kunnen kruisigen, als Hij zich niet had laten kruisigen. Maar Hij had ook van stonden aan de banden, kunnen verbreken en kunnen afkomen.
Openbaring van Zijn goddelijke almacht zou Sion echter den eeuwigen dood hebben gekost!
Hij had zich reeds in den eeuwigen vrederaad Gods verbonden Sion te verlossen door recht en gerechtigheid en dat goddelijk recht eischte den dood van den Borg. Maar daarom toonde Hij nu Zijn goddelijke almacht niet.
Om Zijn Kerk te verlossen kon Hij Zichzelf niet verlossen ! De eeuwige liefde, waarmee Hij de Zijnen liefheeft, verhinderde Hem af te komen.
Jezus beantwoordde den spot der vijanden met een goddelijk zwijgen. Hij deed Zijn mond niet open en gelijk een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, zoo zweeg de Christus!
Niet alleen het volk maakte zich schuldig aan bespotting van Jezus in Zijn nameloos lijden, maar ook de Overpriesters en Schriftgeleerden en Ouderlingen en Parizeen bespotten Hem, als instrumenten des Satans, zeggende: .Anderen heeft Hij verlost, Hij kan zichzelven niet verlossen !"
Deze aanzienlijken onder Israël waren met duivelsche blijdschap in 't hart ook Jezus gevolgd op Zijn kruisweg en zij schaarden zich in 't gestoelte der spotters.
Wat wordt 't bevestigd — zoo riepen ze de schare toe — dat Hij de duivelen uitwierp door Beëlzebul, den overste der duivelen, zooals wij gezegd hebben, want als Hij de Zone Gods was, zou Hij dan zichzelven niet verlossen!
Och, ze verstonden 't niet, dat Jezus zich wel van de banden des kruises kon verlossen, als de Almachtige God, maar dat Hij 't niet kon doen als Sions Borg! Aan 't kruis was Hij bezig, door voldoening aan Gods onkreukbaar heilig recht, Zijn Kerk te verlossen en daarom verloste Hij Zichzelven niet!
Was de spot nu ten einde ? Neen, ze riepen elkaar spottende toe : „Indien Hij de Koning Israels is, dat Hij nu afkome van 't kruis en wij zullen Hem gelooven". Zij wezen op wat boven Zijn kruis geschreven stond : „Jezus, de Nazarener, de Koning der Joden" en spotten indien Hij dat waarlijk is, dat Hij 't dan toone. Dat Hij dan afkome van 't, kruis en dan zullen wij Hem gelooven!
Welk een machtige verzoeking des Satans ! Hij had de macht om af te komen, maar dan ging Zijn volk verloren voor eeuwig!
Wat geven deze spotters echter een sterk bewijs van hun geestelijke blindheid. Zij beloven Jezus, dat zij Hem zullen gelooven, als Hij afkomt van het kruis. Maar al was Hij afgekomen van 't kruis, al had Hij Zijn goddelijke almacht getoond, dan 'hadden zij Hem nog verworpen, tenzij God met almachtige genade er aan te pas gekomen was.
Hoeveel teekenen van goddelijke almacht had Jezus hun niet reeds getoond, maar zij hadden hun hart onder al die bewijzen verhard. Zij waren getuigen geweest van de opwekking van Lazarus, maar inplaats van Hem te gelooven, hadden zij beraadslaagd hoe zij Jezus dooden zouden.
Straks zouden zij nog grooter wonderen aanschouwen. Als Jezus, als Borg voor Zijn schapen. Zijn leven zal afleggen en vrijwillig voor hen in den dood zal ingaan, dan zal de aarde beven, zullen de steenrotsen scheuren, de graven worden geopend, 't voorhangsel des tempels in tweeën worden gescheurd. Straks zal Jezus uit den dood verrijzen, de grafspelonk worden ontsloten en ontledigd, maar onder al die teekenen en wonderen zouden zij dezelfde blijven en volharden in hun vijandschap tegen Hem. Hoe zouden zij dan gelooven in Christus, als Hij afkwam van het kruis! Al stond iemand op uit de dooden ja, de Christus zelf, zij zouden zich niet laten gezeggen.
Alleen goddelijke, hartveranderende genade is in staat om de vijandschap in ons hart tegen Christus te overwinnen en ons aan Zijn Middelaarsvoeten neer te leggen. Al Gods ware volk moet belijden : „Heere, Gij zijt mij te sterk en Gij hebt overmocht".
„Hij heeft op God betrouwd, dat Hij hem nu verlosse, indien Hij hem wel wil, want Hij 'heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon !"
Hij heeft altijd getuigd dat God Zijn Vader is, maar waar is Zijn Vader nu ? Zoo spotten zij. Dat Hij Hem nu verlosse. Zou de Vader Hem niet verlossen, indien Hij waarlijk Zijn Zoon was, Hij die toch verlost degenen, die Hem betrouwen ?
Jezus leed dien spot echter geduldig. Hij deed Zijn mond niet open, toonde niet, dat Hij was de eeuwige Zoon des Vaders, God geopenbaard in 't vleesch.
De eenige weg tot verlossing Zijns volks was de weg van lijden en dood en de verlossing van dat volk was 't doel van Zijn verschijning in 't vleesch.
Hij bleef aan 't kruis, om als alles volbracht is, Zijn leven af te leggen voor Zijn schapen opdat zij in Hem vinden zullen 't leven tot in eeuwigheid!
Het is nu maar de vraag, waarde lezer, of we voor ons eigen hart deel hebben aan het verzoenend lijden en sterven van den Christus Gods, als onze eenige troost in leven en sterven. Welnu gelooft ge in dezen Jezus, die geleden heeft, is gekruisigd, gestorven en begraven ?
Van nature ziet de mensch geen gestalte noch heerlijkheid in Christus, dat hij Hem begeer en zou. Buiten ontdekkende genade moeten wij van Christus niets hebben. En toch, de Heere Jezus heeft Zelf getuigd : „Als dit aan 't groene hout geschiedt, wat zal dan aan 't dorre geschieden!"
Het kruis van Christus predikt ons niet alleen de onnaspeurlijke liefde, waarmee God Zijn volk heeft liefgehad van eeuwigheid, maar ook hoe nauw God 't neemt met de zonde, 'hoe Hij geen enkele zonde door de vingers ziet en Zijn goddelijk recht zijn loop moet hebben.
Maar wat zal 't dan uitmaken te sterven zonder deel te hebben aan Christus' verzoenend lijden en sterven! Dan 'n voor eeuwig omkomen persoonlijk onder Gods heilig recht en 'n eeuwig moeten dragen van Gods heiligen toorn aan lichaam en ziel. Och, moge de Heere, indien ge Jezus nog missen kunt, uwe oogen openen zaligmakend voor uw schuld, die roept om betaling, een schuld des doods. Hij geve u arbeid met uw zonden, bedreven tegen een goed . en goeddoend, dienenswaardig maar ook heilig, en rechtvaardig God, opdat in den weg van ontdekking uit den Heiligen Geest plaats en begeerte in uw ziel geboren worde voor en naar Hem, die Zich vrijwillig overgaf tot in den dood aan 't kruis, opdat 'n onder schuld verloren volk in Hem met God verzoend zou worden en gezaligd voor tijd en eeuwigheid.
En gij, die de hand des geloofs op den gekruisten Christus hebt mogen leggen, als een Godsdaad aan uw ziel wat zijt ge duur gekocht! Gij hebt Hem al dat lijden aangedaan! Gij hebt den Heiland gekruisigd! Om uw zonden werd Hij aan 't kruis geslagen !
Maar wat zijt ge nu ook duur verplicht om dien Koning te dienen uit wederliefde en dankbaarheid, al de verdere dagen uws levens ! Zoo verheerlijkt dan God in uw lichaam en geest, welke Godes zijn !
O, 't willen is wel bij u, maar 't goede te doen, dat vindt ge bij uzelven niet. Christus is echter van den Vader aan Zijn volk gegeven niet alleen tot rechtvaardigmaking maar ook tot heiligmaking en tot eene volkomene verlossing.
Hij heeft het Zelf getuigd : „de Zoon des menschen is gekomen, niet om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn ziel te geven tot 'n rantsoen voor velen".
De Heere geve u door Zijn Geest steeds meer behoefte aan dien bedienenden Jezus, opdat ge van Hem bediend, Hem moogt leeren dienen, in nieuwigheid des levens, die 't zoo aan al Zijn volk verdiend heeft dat 't Hem eeuwig dienen en vreezen zal!
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 maart 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's