Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Raad Gods.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Raad Gods.

Infralapsarisme en supralapsarisme.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Infralapsarisme en supralapsarisme.
We beginnen dit artikel met er nogmaals op te wijzen, dat er bij den Heere geen sprake is van willekeur. Als iemand een fruitwinkel binnentreedt om enkele appels te koopen, dan is het zeer verklaarbaar, dat die man er de neste uitkiest. Maar zoo staat het met de eeuwige verkiezing Gods niet. Het is niet zoo, dat de Heere de besten verkoren heeft en daarentegen de slechtsten verworpen heeft. Neen het is veeleer een voorkeur van majesteit. Men zou het kunnen vergelijken, (hoewel elke vergelijking tot op zekere hoogte mank gaat) met een koning, die uit den kring der armen er een aantal uitnoodigt om met hem aan zijn tafel te eten.
De eeuwige verkiezing heeft dus niet plaats op grond van deze of gene goede kwaliteiten, die een mensch openbaart, als hij eenmaal in deze wereld is opgetreden.
Dit blijkt reeds uit de geschiedenis van Israël. Dit volk is niet door God verkoren, omdat de Heere bij een vergelijking van dit volk met de Amorieten, Hethieten, Ferizieten, Filistijnen, enz. enz. tot de conclusie is gekomen, dat dat volk van Israël verre weg het beste was. Neen, Hij heeft dat volk verkoren krachtens een belofte, die Hij aan Abraham geschonken had, ongeveer vier eeuwen voor dal feit der verkiezing is openbaar geworden.
De verkiezing komt dus niet na de schepping maar gaat terug achter de schepping.
Daarom spraken onze vaderen ook met recht van een eeuwige verkiezing.
Met het neerschrijven van de beide laatste regels staan we midden in het geschil tusschen infra- en supra-lapsariërs.
Als we deze beide vreemde namen moeten vertalen, dan moet de vertaling wel gegeven worden in dien vorm, waar in ze nog steeds onder ons volk bekend is. Ik bedoel de woorden : „bovenvaldrijvers en benedenvaldrijvers".
De vertaling van deze woorden wijst ons reeds op den feilen strijd, die over dit punt gestreden is.
Dat woord „drijvers" is een heel woord leelijk
Het is ons niet bekend of deze naam aan de strijdenden gegeven is van uit het vijandelijke kamp van het ongeloof of dat deze leelijke namen in de wereld zijn gebracht door degenen, die elkander zoo vurig hebben bekampt.
Nu zal iemand vragen, of het dan nog wel dienstig is om in deze twintigste eeuw opnieuw dit dispuut aan de orde te stellen.
Er is al zoo veel verdeeldheid in het gereformeerde kamp, dat iemand het gevaarlijk zou kunnen achten om weer een nieuw geschilpunt aan de orde te stellen. Het mocht eens tengevolge hebben, dat men ook door meeningsverschil over dit punt weer als bovenval-drijvers en benedenval-drijvers tegenover elkaar kwam te staan.
Welk gevaar ook moge dreigen, men meene niet, dat het beter is over dit punt te zwijgen. Men zegge niet, dat er in deze twintigste eeuw over zulke kleingeestige dingen niet meer gesproken mag worden.
Het gaat wel degelijk om zeer ernstige dingen.
Laten we u even de beide standpunten mogen uiteenzetten.
Men kan het er over eens zijn, dat de verkiezing een daad Gods is, die heeft plaats gehad vóór de schepping, maar toch is het daarbij mogelijk, dat de voorstellingen, die men zich verder vormt, ten zeerste verschillen.
Er zijn er die het zich zoo voorstellen :
God de Heere heeft in Zijn eeuwigen raad besloten om de wereld te scheppen en om op die wereld menschen in het aanzijn te roepen. Nu heeft Hij volgens sommigen die menschen zoo geschapen, dat de mogelijkheid over bleef, dat ze van Hem zouden afvallen en den satan zouden toevallen. Welnu, zeggen de infralapsariërs. God heeft in de eeuwigheid deze gevallen menschenkinderen voor zich aanschouwd en nu heeft Hij uit die gevallen menschenkinderen, die Hij voor zich zag liggen, in Zijn vrijmacht een deel verkoren, terwijl Hij de anderen laat liggen om ze ten slotte over te geven aan het verderf, hetwelk ze zelf gekozen hebben.
Als we nu nog eens in een enkele zin het gevoelen van de Infralapsariërs zouden moeten weergeven, dan zouden we kunnen zeggen, dat volgens hun meening de uitverkiezing pas heeft plaats gehad, nadat God de Heere zich de menschen als gevallene menschen had voorgesteld. Dus de menschen beneden of na den val.
De Supralapsariërs dachten er echter geheel anders over. Ze konden zich met het gevoelen van de Infralapsariërs onmogelijk vereenigen. Ze konden zich onmogelijk met de gedachte vereenigen, dat het feit, of de verkiezing van een mensch al of niet zou doorgaan, af zou hangen van het vooruitzien van God. Óp zoo'n manier, zeiden de supralapsariërs, houden we geen verkiezing van eeuwigheid meer over, maar treedt eigenlijk de verkiezing pas na den val op.
In het vorig artikel stonden we breedvoerig stil bij de aangrijpende voorbeelden uit het 9e hoofdstuk van den brief van den apostel Paulus aan de Romeinen. Daar lazen we onder meer : Als de kinderen nog niet geboren waren en noch iets goeds, noch iets kwaad gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vast bleve, niet uit den werkende, maar uit den roepende, zoo werd tot Rebecca gezegd : De meerdere zal den mindere dienen.
Ieder, die deze woorden onbevooroordeeld leest, zal toch moeten getuigen, dat er geen sprake is van het feit, dat de Heere Jacobs geloof of Ezau's verharding van te voren zou hebben gezien om daarop hunne verkiezing of verwerping te gronden. Trouwens het voorbeeld van den pottenbakker, die met het leem doet naar zijn welgevallen, leert ons wel duidelijk de vrijmacht Gods. Daarom hebben dan ook de Bovenvaldrijvers gezegd, dat de eeuwige verkiezing alleen rust in het eeuwig welbehagen. Van eeuwigheid heeft Hij ze liefgehad, van eeuwigheid af heeft Hij ze verkoren en door den val, door de zonde en de ongerechtigheid heen, zal Hij ze leiden tot eeuwige heerlijkheid.
Als ge u het standpunt van de supra- en infralapsariërs hebt ingedacht, dan zult ge met mij instemmen, dat het verschil eigenlijk toespitst in die ééne vraag : Gaat Gods raad al of niet over den val des menschen ? Of met andere woorden : Heeft God de Heere ook de zonde in Zijn besluit opgenomen, gelijk de bovenvaldrijvers leeren, of is de val van Adam en Eva, dus de zonde der eerste menschenkinderen slechts door den Heere vooruitgezien.
Als we nu even zouden vragen, hoe er door Augustinus, Calvijn, Luther en Zwingli over dit punt gedacht is, dan kunnen we er onmiddellijk op antwoorden, dat deze groote mannen in de Christelijke Kerk allen hebben geleerd, dat de val van den mensch niet maar alleen vooruitgezien is, maar dat die val wel terdege een plaats heeft in de eeuwige voorbeschikking. Zij waren dus alle vier supralapsariërs.
Ook Gomarus was supralapsariër. We hebben er boven reeds op gewezen, dat Arminius kort voor zijn dood op zeer handige wijze zich tegen zijn Gomaristische bestrijders wist te verdedigen door te beweren, dat hij het wel met de zuivere leer eens was, doch dat het hem slechts te doen was om de scherpe pun­ ten van het supralapsarisme van Gomarus te bestrijden.
De Arminianen noemden het standpunt van de supralapsariërs een ,,grouwelicke leer". Ze hebben ook tijdens de Synode van Dordrecht al het mogelijke gedaan om door het geschil van infra- en supralapsarisme tweespalt in het kamp der contra-remonstranten te zaaien. Dit is hun niet gelukt.
Verscheidene malen is in de Synode van Dordrecht dit vraagstuk aan de orde gesteld, maar het is niet tot een uitspraak gekomen.
Onze vaderen hebben het laten rusten en aan beide meeningen bestaansrecht geschonken.
Ik weet het wel, dat men ook nu dezelfde bezwaren zal opperen tegen het supralapsarisme, die er in vorige eeuwen al zijn tegen ingebracht. Als men de zonde met de supralapsariërs opneemt in het besluit, dan dreigt er gevaar, dat men er u van zal beschuldigen, dat ge God tot auteur van de zonde maakt.
Maar ook op het standpunt van de Infralapsariërs blijven even groote moeilijkheden over. Men kan ook tegen dat standpunt inbrengen, waarom de Heere, als Hij dan dien val heeft vooruitgezien, het niet verhindert, dat de mensch zou vallen. Waarom heeft hij dien stellig vooruitgezienen val niet voorkomen en verhinderd ?
Op het standpunt van de Supralapsariërs komt het schuldgevoel in het gedrang en op het standpunt van de Infralapsariërs wordt de vrijmacht Gods verzwakt.
De Schrift leert ons om niets af te doen van de vrijmacht Gods en aan de andere kant ook het schuldgevoel te handhaven, opdat men God niet tot auteur van de zonde make.
De lezer der Heilige Schrift buige eerbiedig het hoofd voor het raadsel van de vrijmacht Gods en de schuld des menschen, wat door het menschelijke denken nooit is op té lossen.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

De Raad Gods.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's