Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie was Melchizedek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie was Melchizedek

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.
We eindigden het vorig artikel over Melchizedek met de vermelding van Hebreen 7:3: „zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch begin der dagen noch einde des levens hebbend ; maar den Zone Gods gelijk geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid".
We moeten achter deze getuigenissen niet iets zoeken, wat geheimzinnig en onverklaarbaar is. Neen, al wat hier van Melchizedek gezegd wordt, slaat alleen op zijn priesterschap.
Het is toch wel eigenaardig, dat het boek Genesis zoo rijk is aan geslachtsregisters. Er treedt haast geen enkel persoon in op den voorgrond, of we hooren eerst het een en ander van zijn geslacht.
En aangezien onder het Oude Verbond alleen mannen uit den stam van Levi tot den dienst des Heeren in den tabernakel en later in den tempel op den Sionsheuvel konden worden geroepen, is het te begrijpen, dat de geslachtsregisters nauwkeurig werden bijgehouden.
Vooral in vorige eeuwen was het zelfs in Christelijke families vaak de gewoonte om het geslacht bij te houden. Op de eerste of laatste onbedrukte bladzijden van sommige Statenbijbels vindt men soms heel wat gegevens van het geslacht van de bezitter van zulk een bijbel.
Dat we hier bij Melchizedek volstrekt niets vinden van een geslachtsregister, moet dus wel een oorzaak hebben. Die weglating is met opzet geschied. Met het geslachtsregister van Melchizedek hebben we niet te maken. Hij komt inaar even op het tooneel om Abraham te zegenen om dan weer te verdwijnen.
Zonder dat hij zich op een priesterlijke afstamming kan beroemen, vervulde hij toch zijn taak in de grijze oudheid als en priester des Allerhoogsten Gods.
En in dit opzicht wijst hij heen naar dien meerderen Hoogepriester Christus Jezus. De Heere Jezus was uit den stam van Juda, dus geenszins van priesterlijken bloede. En toch verschijnt Hij in eens op de aarde om Zijn werk te volbrengen, haast even onverwachts als Melchizedek ten tijde van Abraham.
De schrijver van den brief aan de Hebreen wekt nu de lezers op om eens te overwegen, welke conclusies uit het priesterschap van Melchizedek getrokken kunnen worden.
Aanmerkt nu, hoe groot deze geweest is, aan den welke ook Abraham, de patriarch, tienden gegeven heeft uit den buit.
En die uit de kinderen van Levi het priesterschap ontvangen, hebben wel bevel om tienden te nemen van het volk naar de wet, dat is van hunne broederen, hoewel die uit de lendenen Abrahams voortgekomen zijn ;
maar hij, die zijn geslachtsrekening niet heeft, die heeft van Abraham tienden genomen en hem, die de beloftenissen had, heeft hij gezegend.
Nu zonder eenig tegenspreken, hetgeen minder is, wordt gezegend van hetgeen meerder is.
En hier nemen wel tienden de menschen, die sterven, maar aldaar neemt ze die, van welken getuigd wordt, dat hij leeft.
En om zoo te spreken, ook Levi, die tienden neemt, heeft door Abraham tienden gegeven ;
want hij was nog in de lendenen des va­ders, als hem Melchizedek tegemoet ging. Hebreen 7 : 4—10.
Wat blijkt uit het vierde vers, dat die Melchizedek toch een gewichtig persoon moet zijn geweest. Abraham heeft hem vereerd met de tienden van den rijken buit, dien hij op de koningen behaald had. En er was toch tusschen Abraham en Melchizedek verder niet de minste familierelatie.
En let nu eens op den stam van Levi. Van wie namen deze de tienden ? Toch immers van hunne eigene volksgenooten. Dus van hunne broeders, want ook van de andere zonen van Jacob kan evengoed als van Levi gezegd worden, dat ze uit de lendenen van Abraham voortgesproten waren.
Dit recht om tienden te nemen van de andere broederstammen was hun door den Heere verleend. Ze mochten het maar niet willekeurig innen, maar op een wijze, die bij de wet geregeld was.
Er was echter geen enkele wet, die aan Abraham gebood de tienden aan Melchizedek te geven. We zouden zoo zeggen, dat Abraham de gelijke, zoo niet de meerdere van Melchizedek is geweest. En toch, in het feit, dat hij tienden heeft gegeven aan Melchizedek, en dat hij zich onder de zegenende handen van dezen priesterkoning heeft gebogen, ligt het bewijs, dat hij diens meerderheid ten volle heeft willen erkennen.
Het 3e vers spreekt nog nader van het onderscheid tusschen de Levietische priesters en Melchizedek.
De Levietische priesters sterven weg. Telkens moeten anderen de opengevallene plaatsen weer innemen. De dood brengt telkens weer groote veranderingen.
Bij Melchizedek is er geen sprake van, dat hij priester zou zijn geworden door den dood van een voorafgaand priester. Het priesterschap van Melchizedek heeft met den dood van anderen niet te rekenen. Er wordt van hem getuigd, dat hij leeft.
De conclusie, die in vers negen getrokken wordt, is juist. Als men het niet al te zeer naar de letter neemt, dan kan met recht gezegd worden, dat Leviaan Melchizedek de tienden heeft gegeven, want toen Abraham hem tegemoet kwam was Levi reeds in zijne lendenen besloten.
„Indien dan nu de volkomenheid door het Levietische priesterschap ware (want onder hetzelve heeft het volk de wet ontvangen) wat nood was het nog, dat een ander priester naar de ordening Melchizedeks zoude opstaan en die niet zou gezegd worden te zijn naar de ordening Aarons ?
Want het priesterschap veranderd zijnde, zoo geschiedt er ook noodzakelijk verandering van de wet.
Want hij van wien deze dingen gezegd worden, behoort tot een anderen stam, van welken niemand zich tot het altaar heeft begeven.
Want het is openbaar, dat onze Heere uit Juda gesproten is, aan welken stam Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap.
En dit is nog veel meer openbaar, zoo er naar de gelijkenis van Melchizedek een ander priester opstaat, die dit niet naar de wet des vleeschelijken gebods geworden is, maar naar de kracht des onvergankelijken levens.
Want Hij getuigt : Gij zijt priester in der eeuwigheid naar de ordening Melchizedeks.
Want de vernietiging van het voorafgaande gebod geschiedt om zijner zwakheid en onprofijtelijkheid wil ;
want de wet heeft geen ding volmaakt, maar is de aanleiding van een betere hoop, door welke wij tot God genaken.
En voor zooveel het niet zonder eedzwering is geschied (want genen zijn wel zonder eedzwering priesters geworden, maar deze met eedzwering door dien, die tot hem gezegd heeft : De Heere heeft gezworen en het zal hem niet berouwen : Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening Melchizedeks) ;
van een zooveel beter verbond is Jezus borg geworden". Hebr. 7 : 11—21.
Het priesterschap van Aaron is dus niet het hoogste geweest. Het priesterschap van Melchizedek is het oorspronkelijke priesterschap. Het Aaronitische is maar een tusschenschakel geweest. Het heeft voor Israël rijke beteekenis gehad. Onder dat priesterschap heeft God aan Zijn volk de wet gegeven : Het bloed van stieren en rammen kon echter niet redden en zaligen. Een priester, die slechts de runderen slachtte, was niet genoegzaam. Er was een hoogere, een meerdere hoogepriester noodig. In Psalm 110 was het reeds voorzegd, dat het een priester naar de ordening van Melchizedek zijn zou. Wel was hij niet uit den stam van Levi, maar uit dien van Juda, maar omdat hij priester was naar de ordening van Melchizedek, was dit geen bezwaar.
Krachtens die ordening van Melchizedek kon hij toch priester zijn, al was hij niet uit den stam van Levi, ja zelfs priester van een hoogere orde.
Hij is niet priester geworden op grond van het feit, dat zijn vader priester was, maar hij is het geworden naar de kracht van het onverbreekbare leven, dat in Hem gevonden werd.
Christus is het leven. Hij is niet aan den dood onderworpen. Als Hij toch sterft, sterft Hij vrijwillig, om zichzelf te geven tot een rantsoen voor velen.
Daarom staat er met Christus een ander priester op, niet naar de wet, maar naar de kracht van het leven, naar de ordening van Melchizedek.
Volgens de wet van Mozes kan de Heere Jezus geen priester zijn. Die wet moet dus buiten werking worden gesteld. Met recht wordt er gesproken in vers 18 en 19 van de zwakheid en de onprofijtelijkheid van de wet.
De dichter heeft er van gezongen : Brandofferen, noch offers voor de schuld voldeden aan Uw eisch noch eer. Neen, de wet heeft niets volkomen gemaakt. Dat kon alleen zeggen Hij, die tot den Vader heeft gesproken : Zie, Ik kom om Uwen wil te doen.
De wet zelf had maar voorbereidende beteekenis. Ze was de aanleiding tot een betere* hoop. De hoop n.l. op een volkomene verzoening van arme zondaren met een heilig en rechtvaardig God.
Zoo is de wet een heenwijzing naar dien meerderen hoogepriester naar de ordening van Melchizedek : Jezus Christus.
 

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Wie was Melchizedek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's