Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

Luthers verklaring van Paulus‘ Brief aan de Galaten.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk II. Paulus' zending erkend door de apostelen te Jeruzalem, vers 1—10. (III). Vervolg vers 3.

Luthers verklaring van Paulus‘ Brief aan de Galaten.
van Paulus' Brief aan de Galaten.
De besnijdenis is dus niet zóó door Paulus verworiien, als zou het zonde zijn, haar te erkennen en in acht te nemen, want dan zouden de Joden wel heel veel ergernis gegeven hebben ; doch in het apostelconvent werd bepaald, dat zij niet noodzakelijk is voor de rechtvaardigmaking, en daarom niet den heidenen behoefde te worden opgelegd. Zoo is er da neen billijke middelweg gevonden, die daarin bestond, dat de Joden nog gedurende zekeren tijd, uit eerbied voor de vaderen en uit liefde jegens de zwakken in het geloof, de Wet en de besnijdenis mochten houden, mits ze maar niet dachten, dat zij daardoor konden gerechtvaardigd worden ; ook was het hun niet geoorloofd. Wet en besnijdenis den heidenen op te leggen, omdat zulks voor hen het invoeren van een nieuwigheid en tevens een ondragelijke last zou zijn, gelijk Petrus in Handelingen 15 vers 10 zegt. Kortom : niemand mag tot de besnijdenis gedwongen worden, maar ook mag niemand met geweld van haar worden afgehouden.
Dit is het cardinale punt, waarom t' gaat : is de Wet voor de rechtvaardigmaking noodig of niet ? Over deze voorname kwestie, die heel de christelijke leer inhoudt, hebben Paulus en Petrus gestreden. Paulus was een te waardig man, dan dat hij om een zaak van heel weinig belang Petrus ten aanzien van de geheele gemeente te Antiochië in het aangezicht zou hebben aangevallen en bestraft. Hij valt hem aan, daar er een voornaam stuk der christelijke leer in geding is. Want als er geen Joden waren, at Petrus met de heidenen ; waren dezen er echter wèl, dan onttrok hij zich aan hen. Deze manier van doen bestraft Paulus, wijl Petrus door zijn veinzerij de heidenen dwong Joodsch te leven.
Weliswaar had Paulus kunnen toelaten, dat Titus besneden werd, maar hij wilde dat juist niet, omdat hij zag, dat men hem er toe dwingen wilde. Want wanneer zij, die op de besnijdenis aandrongen, hun zin hadden gekregen, dan zou men daaruit terstond geconcludeerd hebben, dat zij noodzakelijk was voor de rechtvaardigmaking, en de voorstanders der besnijdenis zouden door Paulus' toelating de overhand hebben genomen.
Zoo laten wij ieder vrij, een monnikskap op te zetten of niet ; in een klooster te gaan of het te verlaten ; vleesch te eten of groenten : mits zulkeen dat maar uit vrije overtuiging doet, en zonder zijn geweten geweld aan te doen, of met de bedoeling, zijn broeder tegemoet te komen of een voorbeeld der liefde te geven (niet evenwel van geloof). Ook moet zoo iemand weten, dat al deze dingen voor het voldoen der zonde en het verdienen van genade geen waarde hebben.
Gelijk destijds de valsche apostelen hel houden van de Wet en de besnijdenis niet vrij lieten, maar haar als noodzakelijk voor de zaligheid hielden, — zoo beweren ook heden ten dage onze tegenstanders op zijn heftigst, dat de traditie niet zonder gevaar voor de zaligheid kan worden terzijde gesteld. Op deze wijze maken zij van een voorbeeld der liefde een voorbeeld des geloofs : want er is maar één voorbeeld van geloof, namelijk hei geloof in Jezus Christus. En daar dit alleen ter zaligheid noodig is, gaat dit ook alleen allen menschen aan. Onze tegenstanders zouden echter tienmaal liever den duivel dan God aanbidden, dan deze dingen toegeven. Daarom worden zij met den dag meer verhard, en willen zij hun goddeloosheden en lasteringen tegen God goedmaken en met kracht verdedigen, maar geen vingerbreed willen zij wijken.
Derhalve zullen ook wij onverschrokken in den Naam van den Heere der heirscharen voortgaan, de eer van Christus te verheerlijken, en tegen het rijk van den Antichrist te strijden met woord en gebed, opdat alleen Gods Naam worde geheiligd. Zijn Rijk kome, en Zijn wil geschiede.
Van ganscher harte bidden wij, dat zulks spoedig het geval zal zijn. Amen, amen.
Paulus' overwinning is dus wel heel glorieus geweest, dat Titus niet gedwongen werd, zich te laten besnijden, hoewel deze midden tusschen de apostelen en geloovigen geplaatst was, in welken kring men zoo heftig over deze vraag streed. Deze overwinning behaalde Paulus; en hij zegt, dat tijdens bedoelde samenspreking bepaald is, dat Titus zich niet behoefde te laten besnijden, en dat zulks geschiedde onder bijval van alle apostelen en goedkeuring van de gansche gemeente, hetgeen een overtuigend en krachtig argument van beteekenis was tegen de valsche apostelen. En Paulus verstaat de kunst, om zijn vijanden in het nauw te drijven, door aan te voeren: „Titus werd niet gedwongen".
Het is, als wil de apostel zeggen : „Wat liegen die valsche apostelen toch tegen mij, door te beweren, dat ik gedwongen ben, de besnijdenis in acht te nemen, terwijl de apostelen juist de beslissing genomen hebben, dat Titus niet besneden behoefde te worden. Heb ik niet het getuigenis van alle geloovigen te Jeruzalem, als ook van de apostelen zelf, dat op mijn gezag het tegendeel besloten is van wat de valsche apostelen leugenachtig beweren ? "
Toch heeft Paulus, gelijk ik al meer gezegd heb, de besnijdenis niet als zonde veroordeeld. Ook heeft hij niemand gedwongen om zich te laten besnijden, daar het noch zonde is, noch gerechtigheid met zich brengt, al of niet besneden te zijn, gelijk ook eten en drinken niet tot zonde of rechtvaardigheid gerekend wordt. (1 Kor. 8 vers 8).
Een goddeloosheid is het dus, wanneer men ceremoniën wil verbinden met zonde of gerechtigheid, gelijk de paus doet, wanneer hij in zijn banvloek dreigt, dat alle de zielen van hen, die niet gehoorzamen aan zijn wetten, in gevaar komen. Daarom verbindt hij aan het vervullen van al zijn inzettingen de zaligheid.
Door den paus en zijn decreten spreekt dus de duivel. Want als de zaligheid gelegen is in het houden van de wetten, die de paus uitvaardigt, — waartoe hebben wij dan Christus noodig als onze Rechtvaardigmaker en Verlosser ?
En dat om der ingekropene valsche broederen wil, die van bezijden ingekomen waren, om te verspieden onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, opdat zij ons zouden tot dienstbaarheid brengen : welken wij ook niet een uur hebben geweken met onderwerping, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou verblijven, vers 4 en 5.
Hier geeft Paulus de oorzaak aan, waarom hij naar Jeruzalem opgegaan is ; waarom hij met de apostelen over zijn Evangelie heeft gehandeld ; en waarom hij niet gewild heeft, dat Titus zou besneden worden, namelijk niet, omdat hij door de apostelen zekerheid en bevestiging omtrent het Evangelie wilde verkrijgen, want daaromtrent bestond bij hem niet de minste twijfel, maar opdat de waarheid van het Evangelie bij de Galaten en alle gemeenten onder de heidenen zou blijven gehandhaafd. Paulus' strijd is dus geen kinderspel of een kwestie van weinig belang geweest.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 december 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's