Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christenvervolgingen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christenvervolgingen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een vorig artikel is uiteengezet, welke toch wel de oorzaken van de Christenvervolgingen zijn geweest.
We hebben toen gezien, dat het Romeinsche imperium de Christenen staatsgevaarlijk heeft geacht.
Toch moeten we niet denken, dat de vervolgingen alleen maar het werk waren van de Romeinsche overheid.
Ook het volk zag in de Christenen ook de vijanden van de oude goden.
Het volk gaf de Christenen van alle rampen de schuld.
Als de Nijl niet op zijn tijd buiten de oevers trad om zijn vruchtbaarmakend slib op de velden achter te laten, zocht men de oorzaak van de ramp bij de Christenen.
Als de Tiber in Rome buiten de oevers trad, dan richtten de heidenen hunne beschuldigingen tegen de Christenen, alsof deze de oorzaak waren van deze groote ramp.
Als er een aardbeving plaats greep, als het land werd geteisterd door hongersnood, als het te veel regende of als de akkers werden geteisterd door groote droogte, dan waren het alleen de Christenen, die voor al deze rampen aansprakelijk konden worden gesteld.
Porphyrins leerde, dat een gevaarlijke ziekte alleen maar aan het woeden bleef weigens de uitbreiding van het Christendom. Aesculapius, de god van de geneeskunde, werd door het Christendom (volgens de verklaring van dezen wijsgeer) verhinderd om op aarde genezing te verwekken. De aanleiding tot de eerste vervolging was betrekkelijk een toevallige. Ge denkt onmiddellijk met mij aan den brand van Rome in het jaar 64. Op zekeren dag stonden tal van de stadswijken in brand. De brand is pas gebluscht, nadat een groot gedeelte van de stad een prooj der vlammen geworden was.
Er wordt beweerd, dat Nero zelf den brand heeft laten aansteken. Hij zou vanaf een hoogen heuvel zich in het schouwspel van de brandende stad hebben willen verlustigen, om dan zijn gevoelens weer te geven in dichterlijke ontboezemingen.
We weten, dat Nero zich zelf voor een kunstenaar heeft gehouden. Toen hij sneuvelde tegen de Parthen, zou hij, alvorens hij den laatsten snik gaf, hebben uitgeroepen : „Qualis artifex perco", hetwelk vrij vertaald wil zeggen : „Wat een groot kunstenaar gaat er in mij verloren".
De schuld van den brand van Rome werd op den wreeden keizer geworpen. Om nu de verdenking van zich af te schuiven, heeft hij de Christenen op zulk een wreede wijze vervolgd. De Christenen waren al het voorwerp van den volkshaat. Alle euveldaden werden gereedelijk geloofd. De beschuldiging, dat zij de brandstichters waren, ging er bij de massa o zoo gemakkelijk in. Door de Christenen op barbaarsche manieren te folteren, kon hij zich bij het volk weer bemind maken.
Tacitus heeft in het 44ste hoofdstuk van boek XV van zijne Annalen ook over deze vervolging van Nero geschreven. Helaas, is er in de berichtgeving van Tacitus niet steeds de gewenschte klaarheid inzake dit feit. Over de verklaring van zijn bericht heerscht geen eenstemmigheid. Er zijn er ook geweest, die de Joden de schuld hebben willen geven van den grooten brand van Rome. De Joden, die jaloersch waren op de uitbreiding van het Christendom, zouden de stad op listige wijze in brand hebben gestoken om juist de verdenking op de Christenen te laten vallen, opdat deze massaal zouden worden uitgeroeid. De vervolgingen, die de Christenen op Nero's bevel hebben ondergaan, waren afschuwelijk. Ze werden gekruisigd. Soms deed men dit in de worstelperken. Duizenden verlustigden zich in den aanblik van den strijd van de Christenen, die men, in huiden van wilde dieren genaaid, tegen uitgehongerde leeuwen liet vechten. Of als men hen in de arena's naakt aan het kruis had genageld, liet men hongerige leeuwen op hen los, die tegen hen opsprongen en hun het vleesch uit het lichaam rukten. Het is ook gebeurd, dat men vrouwen en maagden met stieren liet vechten. Op de horens werden de ongelukkigen opgenomen en in de hoogte geslingerd.
Het is bekend, dat Christensoldaten geboeid op de kanonnen van het Appenijnsch gebergte des avonds werden neergelegd, opdat ze door de felle vorst des nachts den dood zouden vinden. Ook is het gebeurd, dat Christenen veroordeeld werden tot den hongerdood in een gevangenis, waarin de heerlijke braadluchten uit gaarkeukens konden doordringen, om de ongelukkigen daardoor nog meer te folteren.
Wat Nero 's avonds deed na beëindiging van de feesten in de arena's, bereikte wel het toppunt van beestachtige vervolging.
Hij stelde zijn tuinen en parken open voor het volk van Rome, dat wufte volk, hetwelk altijd maar weer vroeg om brood en spelen. Zelf zou hij op zijn strijdwagen, getrokken door vurige strijdrossen en bestuurd door kranige wagenmenners, door zijn park rijden. Het park moest daartoe worden verlicht. Bij elke tweesprong of driesprong moest worden gezorgd voor een levende fakkel. De ongelukkigen werden aan palen vastgebonden, nadat men hunne kleeren met olie en pek en andere brandbare stoffen bestreken had. En als Nero dan naderde, nadat een heraut te voren zijn nadering had vermeld, zorgden de beulen er voor dat er levende fakkels brandden, als de machtige imperator voorbij reed.
Neen, lezers, deze wreedheden zijn nog niet uitgewischt uit de herinnering van de Christenheid. De wreedheden van Nero zijn spreekwoordelijk geworden. Zeg, zoo wreed als, en laat dan een schoolkind liet maar verder invullen, en ge krijgt zoo goed als zeker den naam van Nero te zien.
't Is geen wonder, dat de uitleggers van het boek der Openbaring bij de beantwoording van de vraag, wie toch wel de Antichrist was, onmiddellijk aan Nero hebben gedacht.
De vrouwen en maagden hebben zeker niet het minst voor den naam van Jezus geleden. Welk een vreeselijke gedachte is het, om als vrouw om den naam van Jezus aan de willekeur van zedelooze woestelingen te worden overgeleverd. Jonge meisjes zijn om den naam van Koning Jezus naar bordeelen gebracht, om een prooi te worden van de schandelijkste wellust.
„Genoeg !" zegt ge. „Houd op". „Het is al te verschrikkelijk". Ja, dat alles hebben de belijders der eerste Kerk geleden. Men zou geneigd zijn om dit deel van de Kerkgeschiedenis maar te laten rusten en niet langer stil te staan bij al de gruwelen, die bedreven werden. Toch heeft het ook zijn nut.
We kunnen zien, lezers, wat het geloof vermag. Ik weet het niet beter te zeggen dan het ons in het 11de hoofdstuk van, den brief aan de Hebreen is beschreven. Wat daar van de geloofshelden van den ouden dag ons staat opgeteekend, geldt ook van die van den nieuwen dag. Begin slechts bij het 32ste vers :
En wat zal ik nog meer zeggen ? Want de tijd zal mij ontbreken ; zoude ik verhalen van Gideon en Barak en Simson en Jefta en David en Samuel en de profeten, welke door het geloof koninkrijken hebben overwonnen, gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt, en de kracht des vuurs hebben uitgebluscht, de scherpte des zwaards zijn ontvloden, uit zwakheid krachten hebben gekregen, in den krijg sterk geworden zijn, heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht ; de vrouwen hebben hare dooden uit de opstanding wedergekregen ; en anderen zijn uitgerekt geworden, de aangebodene verlossing niet aannemende, opdat zij een betere opstanding zouden verkrijgen ;
en anderen hebben bespottingen en geeselingen geleden en ook banden en gevangenissen ; zijn gesteenigd geworden, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebracht, hebben gewandeld.in schaapsvellen en in geitenvellen, verlaten, verdrukt, kwalijk behandeld zijnde (welker de wereld niet waardig was), hebben in woestijnen gedoold en op bergen en in spelonken en in de holen der aarde.
Ja, lezers ontzaglijk veel is er geleden door Gods gemeente van den ouden dag. En veel wordt er hier en daar geleden door Gods gemeente van dien nieuwen dag, maar toch zullen de poorten der hel Gods gemeente nimmer kunnen overweldigen.
„Het bloed der martelaren is het zaad der Kerk". Dit eeuwenoude spreekwoord blijft ook van kracht voor onzen tijd.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

De Christenvervolgingen.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's