Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de historie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de historie

Luthers verklaring van Paulus' Brief aan de Galaten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paulus wederstaat Petrus, vers 11—14. (1). En toen Petrus te Antiochië gekomen was, wederstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was, vers 11.

HOOFDSTUK II.

Paulus wederstaat Petrus, vers 11—14. (1). En toen Petrus te Antiochië gekomen was, wederstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was, vers 11.

Paulus gaat met zijn wederlegging voort, en zegt, dat hij niet alleen het getuigenis van Petrus en de andere apostelen te Jeruzalem heeft, hetgeen in zijn voordeel is, maar ook, dat hij Petrus wederstaan heeft in tegenwoordigheid van de gemeente te Antiochië. Hij spreekt hier dus over een zaak, die niet in een hoek, maar ten aanzien van de gemeente aldaar geschied is.

Deze wel wat wonderlijke historie heeft velen aanleiding gegeven, om te lasteren. Men heeft Paulus van hoogmoed beschuldigd, omdat hij den voornaamsten apostel aangevallen heeft, en wel ten overstaan van de gemeente, waardoor hij de grenzen der christelijke bescheidenheid en deemoed zou hebben overschreden.

Het is evenwel niet te verwonderen, dat men zoo denkt en spreekt, wanneer men het oogmerk van des apostels betoog niet begrijpt. Paulus twist hier echter niet over een kleinigheid, gelijk ik boven reeds heb uiteengezet; ook gaat het niet over de vraag, hoe men aan den kost zal komen ; doch het loopt over een zeer voornaam punt der christelijke leer. Wie inziet, van hoe groot nut en overweldigend belang bedoeld punt is, — die acht al het overige schade en drek. Want wat zijn Petrus en Paulus? Wat beteekent een engel uit den hemel ? En wat is gansch het schepsel vergeleken bij het stuk der rechtvaardigmaking ? Wanneer wij dat goed kennen, dan wandelen wij in het helderste licht ; kennen wij het echter niet, dan verkeeren wij in de dichtste duisternis. Daarom : ziet ge, dat men dit stuk aan het wankelen of in gevaar brengen wil, — weersta dan zelfs Petrus of een engel uit den hemel, want het kan niet hoog genoeg gehouden worden !

Porphyrius en anderen daarentegen zien op de hooge waardigheid van Petrus, bewonderen zijn persoon, en vergeten de belangwekkendheid van dit stuk. Paulus doet juist het tegendeel. Hij bestraft Petrus niet bitter, maar behandelt hem met gepasten eerbied. Omdat hij echter ziet, dat, terwille van Petrus' waardigheid, het hoog belang van het stuk der rechtvaardigmaking in gevaar wordt gebracht daarom houdt hij geen rekening met Petrus' waardigheid, daar hij deze leer ongerept wil bewaren en verdedigen.

Zoo doen ook wij, want er staat geschreven : „die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig" (Mattheüs 10 vers 37).

Daarom schamen wij ons ook niet, wanneer het gaat over de verdediging van de waarheid des Evangelies, om door de hypocrieten van hoogmoed en halsstarrigheid beschuldigd te worden ; ook deert het ons niet, wanneer men zegt; dat wij alléén wijs meenen te zijn, naar niemand luisteren, en voor niemand uit den weg gaan. Op deze punten is het namelijk hoogst noodzakelijk, dat wij onbuigzaam en hardnekkig zijn, omdat de reden, waarom wij tegen een mensch zondigen en het aanzien van zijn persoon en van de wereld met voeten treden, van dien aard is, dat een vergrijp, hetwelk de wereld voor heel groot houdt, voor God de hoogste deugd is.

Wij doen er goed aan, wanneer wij onze ouders eeren, en de Overheid achting toebrengen ; ook mogen wij Petrus en de overige dienaren des Woords hoogachten. Het gaat hier echter niet om Petrus, onze ouders, den keizer, de wereld of eenig ander schepsel, maar om Gods zaak, zoodat ik hier juist handel, wanneer ik noch voor mijn ouders, noch voor den keizer, noch zelfs voor een engel uit den hemel uit den weg ga. De reden hiervan is, dat ik God met geen schepsel mag vergelijken. Wat toch is alle creatuur tezamen, vergeleken bij Hem ? Een druppeltje der zee .....

Waarom zou ik dus Petrus zoo bewonderen, die ook maar zoo'n druppeltje is, en God vergeten, die een zee is? Laat dus het druppeltje wijken voor de zee, dat wil zeggen : Petrus voor God.

Ik zeg deze dingen hierom, opdat men nauwlettend acht geve op de zaak, met welke Paulus zich bezighoudt. Het gaat namelijk over het Woord Gods, dat niemand genoeg naar waarde schatten kan.

De woorden „in het aangezicht" beteekenen ,, in tegenwoordigheid van". Want Paulus heeft Petrus voor zijn oogen wederstaan: niet achter zijn rug, maar terwijl Petrus er bij was, en ten overstaan van de gansche gemeente. Met nadruk zijn de woorden „in het aangezicht" gericht tegen de apostelen van Satan, die vergiftige adders, welke in hun afwezigheid lasteren hen, tegen wie zij, als ze er bij zijn, geen kik durven geven. Zoo deden ook de valsche apostelen, die Paulus hier van terzijde een steek geeft ; in Paulus' tegenwoordigheid waagden zij het niet, minachtend over hem te spreken, doch wanneer hij er niet bij was, durfden zij zulks wèl.

Zoo heb ik dus, zegt Paulus, Petrus niet gekleineerd, maar hem eerlijk en openhartig wederstaan: niet uit huichelarij, eerzucht, prikkelbaarheid of eenige verbittering, maar omdat hij inderdaad te berispen was.

Wij laten het inmiddels aan anderen over, om te twisten over de vraag of een apostel wel zondigen kan. Wij voor ons willen Petrus' zonde niet kleiner maken, dan ze is. Ook de profeten hebben somtijds gedwaald en gefaald. Nathan sprak bijvoorbeeld, door eigen geest gedreven, dat David den Heere een huis moest bouwen. Desgelijks konden ook de apostelen zich vergissen ; zij droomden namelijk van een uitwendig koninkrijk van Christus, toen zij vroegen : „Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israël het koninkrijk weder oprichten ? " (Handelingen 1 vers 6). En Petrus zou niet tot Cornelius gegaan zijn, hoewel hij van Christus gehoord had : „ga tot de geheele wereld", wanneer hij door een gezicht daartoe niet vermaand was.

In de zaak, waarom het hier gaat, heeft Petrus niet alleen gedwaald, maar ook maakte hij een aanzienlijken val en beging hij een groote zonde. En wanneer Paulus hem niet wederstaan had, dan zouden allen, die uit de heidenen geloovig geworden waren, gedwongen geworden zijn, de besnijdenis te ontvangen en de Wet in acht te nemen. De geloovige Joden zouden voorts in hun meening versterkt zijn, dat de inachtneming van een en ander noodzakelijk was voor de zaligheid, en op deze wijze zouden zij weer de Wet in de plaats van het Evangelie gekregen hebben, en Mozes hebben aangenomen inplaats van Christus. Tot deze groote zonde en dit onuitsprekeliik nadeel zou Petrus door zijn veinzerij aanleiding gegeven hebben.

Derhalve mogen wij den heiligen niet zooveel volkomenheid toeschriiven, als zouden zij niet hebben kunnen zondigen.

Lucas betuigt in Handelingen 15, dat er tusschen Paulus en Barnabas zoo'n twist ontstaan is, dat zij uit elkander gingen. Hier is óf Paulus óf Barnabas te ver gegaan.

Dergelijke voorbeelden zijn geschreven tot onze troost, want het is voor ons zeer vertroostend, te hooren, dat ook de heiligen, die Gods Geest hadden, zondigen konden. Simson, David en andere beroemde mannen, die vol waren des Heiligen Geestes, zijn in groote zonden gevallen. De dwalingen en zonden der heiligen worden door de Heilige Schrift echter voorgehouden tot troost van hen, die in droefheid of vertwijfeling verkeeren, en tot verschrikking der hoovaardigen. Want niemand is zoo diep gevallen, dat hij niet weder zou kunnen worden opgericht. En daarentegen staat niemand zoo vast, dat hij niet kan uit­glijden.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

Uit de historie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's