Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

RONDBLIK BUITEN DE GRENZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RONDBLIK BUITEN DE GRENZEN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenzijdig-optimistische oorlogsberichtgeving wreekt zich op den duur. Men kan er misschien voor een oogenblik de stemming onder eigen volk ten gunste door beïnvloeden, doch wanneer de minder-prettige, waarheid tot de menschen doordringt, zal die stemming in haar uiterste omslaan. „De uitgestelde hoop krenkt het hart". Dit ondervindt men thans in Engeland. De oorlogstoestand heeft natuurlijk ook daar zijn invloed op de persvrijheid doen gelden (anders zou er ook niet in die mate van eenzijdige voorlichting gesproken kunnen worden !), doch de Britsche bladen behouden toch uiteraard meer „democratische neigingen", dan de, reeds in vredestijd gelijkgeschakelde, Duitsche pers. Minder dan het Derde Rijk heeft Engeland de macht om het publiek langen tijd van de buitenwereld af te sluiten. En gelijk wij, als neutrale toeschouwers, uit den loop der gebeurtenissen in Noorwegen langzamerhand wel de gevolgtrekking maakten, dat de Britsche operaties daar niet zoo voorspoedig gaan als Londen aanvankelijk voorspelde, zoo moest ook de Engelschman wel tot soortgelijke conclusie komen.

Maar terwijl wij, op-neutraliteit-getrainde Nederlanders, een dergelijke conclusie met gematigd onverschilligheid vaststellen, moet er in het hart van den Brit wel een gevoel van teleurstelling groeien. De „uitgestelde hoop" doet zijn deprimeerenden invloed gelden. De Britsche pers heeft daarom de laatste dagen haar houding veranderd. Inplaats van triumfantelijk vast te stellen dat de Duitsche aanval op Denemarken en Noorwegen „een enorme blunder" is geweest, waarschuwt ze het publiek voor ongemotiveerd optimisme. Met groote opmaak wordt, wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding geven, melding gemaakt van Duitsche successen. Toen Londen de nadruk legde op de beteekenis van Noorwegen als doorvoerland van Zweedsche ertsstoffen — een doorvoer, welke door de actie der Britsch-Fransche vloot ten nadeele van Duitschland bemoeilijkt werd — werd daarmede geen onjuiste, doch wel een eenzijdige voorstelling van zaken gegeven. Immers heeft Noorwegen ook beteekenis als militaire voorpost. En het moge voor geen tegenspaak vatbaar zijn, dat Duitschland veel olie en benzine verstoken moet, wil het dit Noorsche front alleen maar reeds bereiken, evenzeer is het waar, dat vanuit de vliegvelden Bergen en Stavanger bijvoorbeeld, Noord-Engeland veel vlugger, (en dus ten koste van minder brandstof !) te bereiken valt, dan vanuit Duitschland. Door aan deze feiten te herinneren, bedoelen we niet te zeggen, dat Duitschland met zijn aanval op de Scandinavische landen slechts onvermengde voordeelen in de wacht gesleept heeft. Wat voor de eene of andere partij „succes" dan wel „blunder" moet worden genoemd, zal de toekomst trouwens eerst kunnen leeren. We wilden er slechts op wijzen dat, zelfs in oorlogstijd, de eehzijdige berichtgeving bittere gevolgen heeft. De koerswijziging der Britsche pers bewijst dat.

Dat het in dezen tijd, nu de publieke opinie van alle zijden „bewerkt" wordt, niet zoo eenvoudig is om indruk te. maken, heeft Duitschland deze week trouwens eveneens ondervonden. We mogen althans aannemen dat Berlijn wel ongeveer tot deze conclusie gekomen moet zijn, na de reacties op Von Ribbentrop's „onthullingen" te hebben gelezen ; ook al tracht het een tegenovergestelden indruk te wekken. De radio-rede van den Duitschen minister van buitenlandsche zaken was op „Goebelliaansche" manier aangekondigd en voorbereid. De diplomaten en de buitenlandsche persvertegenwoordigers werden naar Berlijn ontboden, voor radiografische doorverbinding met de bevriende landen was zorg gedragen en de radio-omroeper gewaagde op eerbiedigen fluistertoon van historische mededeelingen, welke op komst waren en van hooggespannen verwachting, welke in de zaal merkbaar was. Wie van deze nationaal-socialistische regie nog onder den indruk kan komen, moet na het aanhooren van Von Ribbentrop's rede echter wel teleurgesteld zijn. De beschuldigingen, welke aan het adres van Londen werden gericht, waren op zichzelf ernstig genoeg. Maar men kon di onthullingen nauwelijks sensationeel meer noemen. Immers reeds aanstonds heeft Duitschland zijn aanval op Noorwegen (over Denemarken werd gemakshalve maar gezwegen !) pogen te rechtvaardigen, met de mededeeling, dat Engeland een soortgelijke overval op zijn program had staan. Dat Von Ribbentrop deze beschuldiging nu met documenten poogde te staven, wordt door een objectief toeschouwer aanstonds als een propagandistische geste aangevoeld. De betrouwbaarheid, en dus : de bewijskracht van dergelijke documenten kan in oorlogstijd niet hoog worden aangeslagen. Zooals men, in die eerste dagen, „vanuit Oslo", allerlei z.g.n. officieel-Noorsche berichten kon verspreiden, zoo kan men thans uit de Noorsche archieven precies opduiken wat men voor publicatie wenschelijk acht. De positieve tegenspraak van Von Ribbentrop's onthullingen is trouwens al spoedig gevolgd. Zoowel van Britsche zijde, als van den, herhaaldelijk in het geding gebrachten, Noorschen minister van buitenlandsche zaken, Koht. Een tegenspraak, welke al evenzeer buiten onze controle " valt. Maar ook afgezien van de vraag of Von Ribbentrop's beweringen en bewijsstukken betrouwbaar zijn, kunnen we moeilijk aannemen dat de diplomatieke wereld, voorzoover j.l. Zaterdag in Berlijn vergaderd, „zichtbaar onder den indruk kwam", gelijk de Duitsche omroeper ons vertelde. Daarvoor weet die diplomatieke wereld tè goed dat in oorlogstijd daden welsprekender zijn dan woorden. En voorzoover Engeland al inderdaad leelijke plannen mocht hebben gekoesterd ten aanzien van Noorwegen, dan behoeft men er zich toch waarlijk niet op te beroemen de tegenpartij 24 uur vóór te zijn geweest met die booze daad — —

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

RONDBLIK BUITEN DE GRENZEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's