Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kerk der reformatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk der reformatie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De doorwerking van het Roomsche kerkbegrip vond niet zonder bestrijding plaats. De Grieksche kerk weigerde het primaat van den paus te erkennen. Verder waren het vooral de secten, die zich daartegen verzetten. Ook Wiclef en Hus bestreden het en volgden het inzicht van Augustinus, die de kerk zag als een vergadering van uitverkorenen. Het gevolg was, dat zij niet zoozeer de kenmerken van de ware kerk, maar van, den waren Christen zochten.

In deze richting zijn de Dooperschen wel het verst gegaan. Zij toch bedoelen een vergadering van heiligen en de opvattingen, die zij omtrent dezen aardschen staat der wedergeborenen huldigen, zijn van dien aard, dat zij niet alleen in staat en maatschappij een houding aannemen, die revolutionair was (vgl. de Ned. Geloofsbel. Art. 36), maar ook hun religieuse gemeenschap, om niet te zeggen kerkelijk leven, liep op groote teleurstelling uit. Hun leeringen waren ten eenenmale in strijd met de werkelijkheid.

De reformatie maakte onderscheid tusschen het wezen der kerk en haar openbaring. Dit bracht Luther tot de onderscheiding van de onzichtbare en de zichtbare kerk. Onzichtbaar is zij als voorwerp des geloofs. In haar wezen is zij een vergadering der geloovigen, de gemeenschap der heiligen. Als zoodartig is zij onzichtbaar. Hij stelde dit tegenover de Roomsche veruitwendiging. Het wezen der kerk ligt niet in wat men ziet, maar in wat men niet ziet.

Hij ontkende daarmede niet, dat de kerk ook een zichtbare zijde heeft, want de kerk wordt openbaar. Hij zag die uitwendige zijde echter niet in de uitwendigheden van het kerkelijke instituut, de paus, de priesters enz., maar in de zuivere bediening van Woord en Sacrament.

Wat voorts de openbaarheid der zichtbare kerk betreft, stond ook Luther voor de moeilijkheid, dat er altoos hypocrieten in de kerk zijn. Men kan dus van de zichtbare kerk in ruimeren en engeren zin spreken, n.l. al of niet de hypocrieten meegerekend. Luther sprak zelfs van twee kerken, dezelfde gedachte die ook in de onderscheiding van uitwendig en inwendig Verbond wordt uitgedrukt.

In de zichtbare kerk, zooals die zich voordoet, schuilt de vergadering der ware Christgeloovigen, als een kerkje in de kerk, zooals men dat wel heeft uitgedrukt. En aangezien dat kerkje van ware Christgeloovigen niet kan worden gekend en afgezonderd van de hypocrieten, is dat de onzichtbare kerk in de zichtbare.

Zoo werd in den loop des tijds de term onzichtbare kerk, die Luther op de kerk als voorwerp des geloofs liet slaan, ook toegepast op de vergadering der ware Christgeloovigen in de zichtbare kerk.

In de groote lijnen komt, zooals wij weten, het kerkbegrip van Calvijn met dat van Luther overeen. Ook als Luther het kenteeken der kerk ziet in de zuivere bediening van Woord en Sacrament, vinden wij dit bij Calvijn terug.

Toch is er ten deele verschil, hetwelk in de historische ontwikkeling ook zou blijken. Ook in den reformatorischen tijd was de gemeenschap der heiligen in de practijk des geloofs niet zoo ideaal, als men dat wel eens voorstelt. Op zich zelf kon dit reeds aanleiding geven om meer nadruk te leggen op de kerk als instituut dan op de gemeenschap des geloofs. Wanneer daar veel verschil van meening en richting is, is de reactie geneigd om de objectieve steunpunten aan te grijpen: de kerk, het Woord, het Sacrament, de ambten. Dit is op zich zelf niet te veroordeelen, want het is goed te bedenken, dat de kerk niet van de menschen, maar van Christus is, dat niet de menschen, maar Gods Woord daar heerschappij behoort te hebben, dat de ambtsdragers niet naar eigen believen, maar overeenkomstig hun roeping van van Christus' wege hebben te dienen. Dit alles voor oogen te houden, kan niet anders dan een heilzame tucht oefenen op eigenwilligheden, die in Gods kerk niet mogen worden geduld.

De weegschaal kan echter ook dan overslaan naar den anderen kant, zoodat het leven des geloofs schade lijdt. Wanneer eenzijdig op het objectieve de nadruk wordt gelegd, gaat dit ten koste van het persoonlijk geloof en geloofsleven en vervalt men wederom in denzelfden nood, w; aaraan de reformatoren zich door Gods genade hebben ontworsteld.

Zwingli reeds legt den nadruk op de onzichtbare kerk als vergadering der uitverkorenen. De kerk der ware geloovigen is op aarde onzichtbaar, zij is zichtbaar als vergadering van geloovigen en hypocrieten. Calvijn komt met hem hierin overeen, dat hij de onzichtbare kerk ziet als omvattende alle uitverkorenen, die alleen Gode bekend zijn. De zichtbare kerk is een gemengde vergadering, als vergadering van uitverkorenen is zij onzichtbaar.

Onder de zichtbare zijden der kerk worden echter ook leer en leven genoemd, zoo men wil, belijdenis en wandel. Onlangs hebben wij er de aandacht op gevestigd, dat Calvijn bij de toelating tot het predikambt sterk den nadruk wilde gelegd zien op doctrina et vita (leer en leven). Voorts is het ook bekend, dat hij onder de kenmerken der ware kerk naast de zuivere bediening van Woord en Sacrament ook de handhaving der tucht noemt.

Hierdoor springt reeds in het oog, dat zijn kerkbegrip naast de objectieve kenmerken ook aan het leven des geloofs een voorname plaats laat innemen. Dit houdt verband met zijn uitgangspunt in de leer der verkiezing. Hij ziet de kerk als vergadering der uitverkorenen. Deze wordt openbaar in het geloof en de werken des geloofs.

 Ook naar deze subjectieve zijde kan de weegschaal overslaan, als men de objectieve kenmerken gaat veronachtzamen en onverschillig wordt tegenover de kerk als instituut, zoodat men heil zoekt in eigen kring buiten kerkelijk verband. In den reformatorischen tijd bleek, hoewel het ook toen aan secten en geestdrijvers niet ontbrak, het leven des geloofs machtig genoeg om een krachtig kerkelijk leven te openbaren. Daarbij moet men zonder twijfel ook de nawerking in rekening nemen van het kerkelijk besef, waarin het toenmalig geslacht had geleefd. Met het geloof, kreeg ook het begrip kerk een nieuwen inhoud. De ware kerk was zelfs onder het pausdom niet ganschelijk verdwenen. Zij was verborgen onder menschelijke instellingen, maar trad in de reformatie weer in haar geestelijk karakter naar voren. De geschiedenis toont echter aan, dat het subjectivisme over de gansche linie de overhand zou nemen. Op de Dooperschen werd reeds gewezen, doch zij zijn niet het eenigste voorbeeld. Allengs zag men allerlei secten en sectarische ideeën opkomen, die het religieuse leven naar eigen inzicht op den voorgrond gingen stellen, terwijl het kerkelijk leven en de waardeering harer objectieve ken teekenen allengs verslapte en wegzonk. Velerlei invloeden hebben daarop bevorderend gewerkt en toen de feiten eenmaal duidelijk gingen spreken, hebben zij onderscheidene reacties opgeroepen, die nochtans van den reformatorischen geest, in het algemeen genomen, verder verwijderd raakten.

Het historisch gewordene werd meer uitgangspunt van beschouwing door hetgeen God in Zijn Woord leert en gebiedt. Allerlei vormen van godsdienstigheid kwamen te voorschijn, die zich in leer en levenswijze zochten te onderscheiden en zelfs welbewust het kerkelijk leven verwierpen. Anderen namen hun toevlucht tot het sacramentalisme, terwijl weer anderen de meening verkondigden, dat de kerk haar tijd heeft gehad.

Het is niet van beteekenis ontbloot, deze dingen nader toe te lichten, doch wij laten dit voor het oogenblik rusten. Wie zijn oog laat gaan over het kerkelijk en godsdienstig leven, kan ontdekken, hoezeer menschelijke inzettingen, persoonlijke meeningen en gevoelens, eigenwillige godsdienstigheid en allerlei wind van leer heerschappij zoeken boven het Woord van den Koning der kerk. Het terrein van de kerk vertoont een beeld van hopelooze verwarring. Het woord, door den profeet Jeremia gesproken, is ook hier van toepassing : „Maar zij hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd, maar hebben gewandeld een iegelijk naar het goeddunken van hunlieder boos hart: daarom heb Ik over hen gebracht alle de woorden dezes Verbonds, dat Ik geboden heb te doen, maar zij niet gedaan hebben". (Jeremia 11 : 8).

Het valt niet te ontkennen, dat de behoefte aan een objectief uitgangspunt, de objectieve werkelijkheid der kerk, een voor allen geldend gezag, een objectieven grond des geloofs in de laatste jaren veel meer wordt gevoeld en dat het subjectivisme van verschillende zijden bestreden wordt. Men zoekt naar de gemeenschappelijke binding. Het subjectivisme zit in den hoek, waar de slagen vallen.

Het gevoelen schijnt veld te winnen, dat men terug moet op de grondslagen der reformatie. En inderdaad zal er alleen genezing worden gevonden, indien men door Gods genade tot den grondslag van het reformatorisch geloof zal worden teruggevoerd. Immers dan alleen zal dat leven gewekt worden, waarin de eenheid en gemeenschap der kerken wortelt. Het mag als een gelukkig verschijnsel worden begroet, dat deapostolische geloofsbelijdenis aangaande de kerk naar voren treedt, dat de reformatoren de belangstelling der theologen hebben, dat de reformatorische belijdenisschriften in die belangstelling deelen en een steeds stijgende waardeering vinden. Een en ander gaat gepaard met een klaarder inzicht, wat de Heilige Schrift voor de reformatoren is geweest, n.l. het onfeilbaar Woord Gods en de eenige regel des geloofs.

In de religie der Heilige Schrift zal dan ook alleen het leven en de gemeenschap der kerk gevonden worden. En hoewel men voor deze dingen weer meer oog krijgt en uitgedreven wordt naar Schrift en belijdenis, en hoe belangrijk de frontverandering naar de objectieve grondslagen van het kerkelijk leven ook moge zijn, men vergete niet, dat een gemeenschap, die alleen in de onderwerping aan objectieve waarheden bestaat, geen levende gemeenschap is. Men kan er niet mede volstaan te zeggen, dat de kerk belijdt, maar nu komt het aan op degenen, die van de kerk zijn. Wat de kerk des geloofs belijdt, zal ook in het geloof der zichtbare kerk beleden worden en in haar leven tot openbaring komen. De belijdenis kan geen vrucht afwerpen, zoo zij slechts objectieve geldigheid heeft, zij moet geest en leven zijn. Daarover heeft de mensch niet te bevelen, doch de kerk mag dit stuk niet verzaken. Daarom is het van zoo groote beteekenis, dat zij baar belijdenis handhaaft en de tucht des Woords waarneemt. Leer en leven mogen niet gescheiden worden. Bij de kenmerken van de zuivere prediking des Woords en de bediening der Sacramenten naar de inzettingen, behoort ook het derde kenmerk in acht te worden genomen, zal men niet van de ééne eenzijdigheid in de andere vervallen.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De kerk der reformatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 november 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's