Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

DE WARE RUST

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.

DE WARE RUST

In een klaagzang lezen wij, dat Job het uitroept, dat de mensch, van eene vrouw geboren, kort van dagen is en zat van onrust.

Wanneer wij in 's Heeren Woord lezen, wat de lijder van het Oude Verbond heeft moeten doormaken, dan kunnen wij verstaan dat hij deze klaagzang aangeheven heeft. Maar zijn die woorden ook niet op ons van toepassing ? Wordt het in onze dagen ook niet telkens ondervonden, dat het leven is een damp en de dood wenkt ieder uur ? Al zijn wij nimmer zeker van ons leven, in onze dagen wordt het toch wel in bijzondere mate ondervonden, dat er slechts éne schrede is tusschen ons en den dood. Maar niet minder wordt het ervaren, dat gelijk wij het in Job's klaagzang lezen, de mensch zat is van onrust. Ja, wat een onrust is er in de wereld, bijzonder in deze tijd, nu heel de wereld door den oorlog in beroering is gebracht. Alle krachten spant de mensch in om rust te vinden, maar hij ondervindt het, dat menschen die niet geven kunnen.

Maar welk een zegen, dat de Heere gezegd heeft, dat wat bij den mensch onmogelijk is, mogelijk is bij God. Dat blijkt ook uit onze tekst. Daar lezen wij, dat de Heere Jezus Christus de vermoeiden en belasten noodigt om herwaarts tot Hem te komen en Hij; belooft hun dat Hij hun rust zal geven.

Wat is dat een lieflijke noodiging met een rijke belofte. De Heere Jezus heeft deze woorden gesproken, toen Hij in Galilea arbeidde. Groot was daar het ongeloof. Het was alsof Hij op rotsen ploegde. Men wilde van Hem niet weten en bijzonder was dat het geval met de steden Chorazin, Bethsaïda en Kapernaüm. Ontzettend zou hun oordeel zijn, waar zij de weg wel hadden geweten, maar niet wilden begaan. Maar Zijn arbeid was niet geheel vruchteloos. Wij lezen immers, dat de Heere Jezus sprak : „Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want alzoó is geweest het welbehagen voor U''.

Er waren er dus, die door Gods genade zichzelf hadden leeren kennen. De valsche rust was geweken. Zij hadden zichzelf als vermoeiden en belasten leeren kennen.

Eigenlijk zijn wij dat allen. Wij zijn van nature allen belast. De toorn Gods rust op ons en niet het minst in onze tijd wordt dat gezien. De mensch is beladen met zonden en de last wordt elke dag grooter. Maar nu is dat het ontzettende, dat de mensch dat niet gelooft van zichzelf en dit ook niet als zoodanig gevoelt.

De mensch is dood in zonden en misdaden. En zoomin als een doode, die onder het puin bedolven ligt, de last gevoelt die op hem ligt, zoomin voelt de mensch van nature de last van de toorn Gods, die op hem rust.

Dat wordt anders, wanneer de mensch door Gods Geest en Woord aan zichzelf ontdekt wordt. Hij leert dan zien, dat hij tegen den Heere gezondigd heeft en daardoor Zijn gramschap op den hals heeft gehaald. Hij moet belijden, dat het rechtvaardig is dat de Heere op hem toornt. Daarover wordt hij met smart vervuld. Diep ellendig is zijn toestand. Groot is ook de last der zonden, die op hem drukt. Hoe gaarne zou hij daarvan verlost willen zijn en alle krachten spant hij dan ook in om die last der zonden en van Gods toorn van de schouders te wentelen, om daardoor rust voor zijn ziel te vinden.

Wat moet hij echter tot zijn smart ervaren, dat inplaats van te verminderen, hij de schuld nog dagelijks meerder maakt. Hoe vermoeid is hij van al dat pogen om zichzelf te redden. Voor eeuwig zou hij dan ook in de plaats der onrust moeten omkomen, indien de Heere zijn oogen niet opende, voor dien Silo, dien grooten Rustaanbrenger, Jezus Christus.

Juist voor zulke vermoeide en belaste zielen, die het leven niet meer in eigen hand kunnen houden, is de lieflijke noodiging van onze tekst. Hij is gekomen om hen te redden, die het moeten belijden, dat zij redding noodig hebben en zichzelf niet kunnen verlossen. Tot hen roept Hij ook in onze dagen, dat zij herwaarts tot Hem zullen komen en Hij belooft hen, dat Hij hun rust zal geven.

Ja, bij Jezus Christus is de ware rust. Die rust heeft Hij als Borg en Middelaar verworven. Hij heeft de rust, die in den hemel is, verlaten om te komen op deze onrustige aarde. Hoe ontzettend is Zijn onrust geweest tijdens Zijn omwandeling op aarde. Sprak Hij niet tot Zijn disci­pelen : „de vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des menschen heeft niet, waar Hij het hoofd op neerlegge". Kroop Hij niet als een worm door het stof en klaagde Hij niet: „Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe" ? En klonk het niet van Zijn lippen aan het kruis : „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten ? "

Langs den weg van pijnigende onrust is Hij de Rustverwerver geworden. Maar dat niet alleen. Hij is ook de Silo, de Rustaanbrenger voor allen, die vermoeid en belast zijn vanwege hunne zonden. Eerst verstoort Hij door Zijn Geest de valsche rust in het hart Zijner uitverkorenen ; daarna schenkt Hij hun de ware rust. Hij trekt hen tot Zich en leert hen in Hem te gelooven en van Hem alles te verwachten. Daartoe noodigt Hij de vermoeiden en belasten tot Hem te komen. Tot Hem te komen zooals zij zijn.

Zoo menigmaal meenen zij, dat zij zichzelf anders moeten maken en dat zij dan pas het gepaste voorwerp zijn van Zijn genadebetooning. En toch staan zij op die wijze den Heere in den weg. Hij is immers niet gekomen om rechtvaardigen te zoeken en zalig te maken, maar juist hen, die in eigen oog verloren zijn.

Ik las eens ergens, dat een schilder op zekeren dag in een park een jongeling zag zitten. Gansch haveloos was zijn kleeding en moedeloosheid sprak uit zijn kleeding en houding. De schilder stelde hem voor om den volgenden dag op zijn atelier te komen, met het doel, aldus de verloren zoon uit de gelijkenis te schilderen.

De jongeling kwam op het bepaalde uur, doch had uit schaamte zich eerst netjes opgeknapt, gewasschen en geschoren en zich weten te voorzien van een betere jas en hoed. Doch zie, nu moest hij tot zijn schrik vernemen, dat zóó, gansch opgeknapt, de schilder hem niet gebruiken kon.

Zoo noodigt de Heere ook de vermoeiden en belasten, om te komen zooals ze zijn, en zalig de mensch, die de zaligheid buiten zichzelf in Jezus Christus leert zoeken ; hij zal het ervaren, dat de Heere hem rust geeft.

Rust vanwege het deelgenootschap aan Christus.

Rust vanwege de verzoening met God en vanwege de vergeving der zonden.

En welk een zaligheid wordt dan ervaren, als de ziel, evenals Johannes, rust mag vinden bijden Christus.

Die rust komt de Heere weg te schenken onder de verkondiging des Woords, bij de bediening der Sacramenten, maar ook in het stille bidvertrek. Die rust is hier nog maar bij aanvang het deel dergenen, die als vermoeiden en belasten tot Hem de toevlucht nemen. Telkens onttrekken de nevelen der zonde den Heere aan hun oog. Hier is telkens weer een afdwalen van den rechten weg en een willen rusten op eigen werk, en dat baart niets dan onrust. Ook de vorst der duisternis beproeft onrust in het hart te zaaien door hen telkens, evenals bij Jozua, den hoogepriester, op hun vuile kleederen te wijzen. Maar er komen toch ook oogenblikken van verkwikking, waarin een voorsmaak wordt genoten van de rust, die er in het hemelsche Kanaan overblijft voor het volk van God. En indien die rust, bij aanvang hier genoten, reeds zulk een zaligheid is, wat zal het dan wezen om eeuwig daar te zijn, waar geen last meer de ziel zal drukken, de zonde en de wereld geen scheiding meer kunnen maken tusschen God en de ziel.

Hebben wij die rust reeds bij den Christus leeren zoeken ?

Zalig zijn zij, die als vermoeiden en belasten tot Jezus Christus leeren vluchten; zij zullen het ervaren, dat Hij hun rust zal geven.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 november 1940

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 november 1940

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's