Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

JEZUS DE BRUIDEGOM!

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die de bruid heeft, is de bruidegom; maar de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms. Zoo is dan deze mijne blijdschap vervuld geworden. Hij moet wassen, maar ik minder worden. Joh. 3 vers 29 en 30.

ADVENT

JEZUS DE BRUIDEGOM!

Om deze schoone beeldspraak goed te kunnen begrijpen, is het noodig om op het verband te letten, waarin de tekst voorkomt. Het derde hoofdstuk van het Evangelie van Johannes spreekt ons over den tijd van 't eerste optreden van den Heere Jezus. De tempelreiniging had den haat van de Overpriesters en van de Schriftgeleerden reeds opgewekt. Misschien is dit wel de aanleiding geweest, dat Jezus voorloopig Jeruzalem heeft verlaten, om zich nu naar Enon, bij Salim, te begeven teneinde zich met Johannes den Dooper in verbinding te stellen.

De arbeid van den Dooper liep nu langzaam ten einde; die van den Heiland was eigenlijk pas begonnen. Beiden hebben ze in Judea gedoopt en groote scharen rondom zich vergaderd.

Moge Jezus misschien zelf al niet gedoopt hebben, dan deden Zijne discipelen het toch in Zijn Naam. Van zondige wedijver tusschen den Dooper en den Heere Jezus was er geen sprake. Johannes wist, dat hij slechts de wegbereider was voor den grooten Koning. Het was zijn lust om altijd weer op den gekomen Messias te wijzen, als op den eenigen Redder en Za­ligmaker, Telkens hooren we hem getuigen in 't midden van zijn discipelenkring : Zie, het Lam Gods, hetwelk de zonden der wereld wegneemt.

We schreven boven, dat er van zondige wedijver tusschen Johannes en den Heere Jezus geen sprake was. Dat wil niet zeggen, dat de verleiding hem bespaard is gebleven. Uit het teksthoofdstuk toch blijkt duidelijk, dat eenige Joden, die blijkbaar door de Overpriesters waren uitgezonden om in den kring van de jongeren van Johannes tweedracht te strooien, de vraag aan Johannes hebben gesteld : Rabbi, die met u was over de Jordaan, welken gij getuigenis gaaft, zie, die doopt, en zij komen allen tot hem.

En stellig hebben deze Joden in hun gesprek met de jongeren van Johannes over de reiniging er ook wel het hunne toe bijgedragen om de jaloerschheid bij deze jongeren op te wekken. Ze zullen er stellig op gewezen hebben, dat Jezus ook al doopte en dat de kring, die zich rondom Hem schaarde, hoe langer hoe grooter werd, terwijl de invloed van Johannes begon af te nemen. En de jongeren van Johannes hebben toen die wrevelige vraag stellig herhaald: Rabbi, die met u was, over de Jordaan, welken gij getuigenis gaaft, die doopt, en zij komen allen tot hem.

Of heb ik te veel gezegd, als ik hier spreek van „wrevelig" ? Het is toch net, alsof ze willen zeggen: Die Jezus, — we willen zijn naam niet eens noemen —, heeft alles aan u te danken gehad. Gij hebt hem op het zadel geholpen. En nu wordt ge met grooten ondank beloond. Nu vormt hij zelf een kring om uw werk af te breken.

O, welke satanische gedachten!

En hoort nu eens naar het heerlijke antwoord, wat Johannes tot hunne beschaming gaf : Een mensch kan geen ding aannemen, zoo het hem uit den hemel niet gegeven zij. Gij zelve zijt mijne getuigen, dat ik gezegd heb : ik ben de Christus niet, maar dat ik voor Hem henen uitgezonden ben.

Die de bruid heeft, is de bruidegom, maar de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms. Zoo is dan deze mijne blijdschap vervuldi geworden. Hij moet wassen en ik moet minder worden.

Met deze woorden gaf de Dooper zoo duidelijk te kennen, dat hij niet streefde naar dingen, die hem te groot en te wonderlijk waren. Hij besefte, dat God de Heere hem reeds daarin een onuitsprekelijke genade had geschonken, dat hij de vriend van den Bruidegom mocht wezen. Misschien heeft de Dooper wel gedacht aan Eliëzer, die ook eens uit toog om een vrouw te zoeken voor Isaak, den zoon van zijn heer. Als hij Rebecca tot bij de tent van Isiaak heeft geleid, dan trekt hij zich eerbiedig terug. Dan is zijn blijdschap vervuld in de wetenschap, dat Isaak zijne bruid heeft mogen vinden.

Johannes is er mee tevreden, dat hij bruidswerver mag wezen. De kring van zijn eigene jongeren zal daardoor minder worden, maar wat nood, als de discipelen van den Heere Jezus maar in getale mogen wassen!

De apostel Paulus heeft eens van het huwelijk gezegd, dat het een verborgenheid is. Daarmee heeft hij het huwelijk niet tot een sacrament willen maken, maar hij heeft gewild, dat men zou inzien dat het aardsche huwelijk van man en vrouw een afschaduwing is van het geestelijke huwelijk tusschen Christus en Zijn gemeente. Wie in de Heilige Schrift thuis is, vindt deze beeldspraak niet vreemd. We beluisteren ze in het Hooglied van Salomo, in Psalm 45 en voorts zoovele malen bij de profeten. Om uit de veelheid een enkele plaats te noemen, zouden we u willen herinneren aan Hosea 2 : Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht en in goedertierenheden en barmhartigheden.

Welnu, die zelfde beeldspraak gebruikt thans Johannes. Hij wilde niets anders dan bruidswerver wezen. Wat heeft hij de boetbazuin aan de lippen geslagen! Wat heeft hij er op gewezen, dat de bijl aan den wortel der boomen was gelegd. De boom kon elk oogenblik worden geveld. En wat dan, als een zondaar voor een heilig en rechtvaardig God moet verschijnen ? Naar recht is het dan voor eeuwig verloren.

Maar ziet, het was nog tijd om zich te bekeeren. O, wat klonk het telkens vermanend van zijne lippen, om zich toch te bekeeren, omdat het Koninkrijk der hemelen nabij gekomen was.

En om nu in de taal van onzen tekst te spreken, zou een zondaar, die bij het ontdekkend licht van Gods genade zichzelf heeft leeren kennen als een verlorene, niet moeten uitroepen : Zou die hemelsche Bruidegom zulk éen, gelijk ik ben, tot Zijn bruid willen kiezen ?

Lezers, gij hebt wel eens gehoord van huwelijksvoorwaarden, die door bruid en bruidegom kunnen worden gesteld bij het aangaan van een huwelijk; maar weet dit, dat er bij het geestelijk huwelijk met Koning Jezus geen voorwaarden worden gesteld. Als er slechts één enkele voorwaarde door den mensch in eigen kracht moest worden vervuld, dan mocht de bekommerde Kerk wel uitroepen: Vaarwel, u, gij hemelen, want mijne voeten zullen nimmer uwe hallen betreden. Dan was het voor eeuwig verloren.

Maar de hemelsche Bruidegom kocht zich een bruid, die onrein was in zichzelf en die geen kleed had om de schande van hare naaktheid te bedekken. Hij kocht haar vrij met Zijn bloed uit de slavernij van satan en bedekte haar met het kleed van Zijne gerechtigheid. En dan gaat in vervulling wat in Psalm 45 staat geschreven : „In gestikte kleederen zal ze tot den Koning geleid worden".

Het Kerstfeest nadert.

De bruidswervers van Koning Jezus moeten weer uitgaan om het te prediken : Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een zeker koning, die zijn zoon een bruiloft had bereid. De prediking van de bruidswervers is een boeteprediking. O, elk gezant van den Koning late het ook nu hooren: Het einde aller dingen komt hoe langer hoe dichter bij. In de oorlogen, in de hongersnooden, in de pestilenties en in de aardbevingen, hooren we de nadering van Zijne voetstappen, waarmede Hij komt ten gerichte.

Maar het is ook hunne heerlijke taak om te wijzen op dien Adventskoning, die Zijn reddende zondaarsliefde nog wil verheerlijken.

Helaas, men wil wel trouwen en ten huwelijk geven, maar van dat eenige huwelijk met Koning Jezus wil men niet weten.

Bedenk het wel, dat, wie zoo voortleeft, straks geen deel zal hebben aan de hemelsche bruiloft, maar voor eeuwig zal worden buiten geworpen in de buitenste duisternis, waar weening is en knersing der tanden.

Lezers, zult gij straks deel hebben aan de bruiloft des Lams, dan zult ge hier de hand moeten leeren leggen op de grondwet van het Koninkrijk Gods : Hij moet wassen en ik moet minder worden, en het leeren zeggen : Zulk een is mijn liefste! Al wat aan Hem is, is gansch begeerlijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's