Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Binden en ontbinden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Binden en ontbinden

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

X.

De Heere Christus, Matth. 18, bevestigd hebbende het vonnis Zijner Kerk in de afsnijding der onboetvaardige zondaren, verklaart terstond daarbij, dat al wat Zijn dienaars ontbinden zouden op aarde, ontbonden zoude zijn in den hemel.

Waarmede Hij te kennen geeft, dat, wanneer iemand van Zijn Kerk afgesneden is, hem alsdan alle hoop der zaligheid niet ontnomen is, maar dat hij van de banden der verdoemenis weder ontslagen kan worden. Daarom, aangezien God in Zijn Woord verklaart, geen lust te hebben in den dood des zondaars, maar daarin, dat hij zich bekeere en leve; zoo heeft ook de Kerk nog altijd hoop op de bekeering des afgewekenen zondaars, en houdt haren schoot open, om den bekeerde wederom te ontvangen. Diensvolgens heeft de Heilige Paulus den Corinthiër (dien hij verklaard had, dat van de Kerk afgedaan behoorde te worden) wederom bevolen op te helpen en te vertroosten, nadat hij, van velen bestraft zijnde, tot inzicht was gekomen; opdat hij door een al te overvloedige droefheid niet zoude verslonden worden. Ten andere leert Christus in de voorzeide uitspraak, dat hef vonnis der ontbinding, hetwelk uitgesproken wordt over zulk een bekeerden zondaar, volgens Gods Woord, voor bondig en vast gehouden wordt door den Heere; waarom niemand, die zich oprechtelijk bekeert, eenigszins behoort te twijfelen, of hij is gewisselijk van God in genade aangenomen, gelijk Christus elders zegt: Zoo gij iemands zonden vergeeft, dien worden zij vergeven.

Welk een rijke belijdenis van Gods genade en barmbartigheid in Christus voor een zondaar, die zijn schuld belijden leerde en berouwvol terug mocht keeren ! „Al waren uw zonden als scharlaken, zij zuilen worden wit als sneeuw" (Jes. 1 : 18).

Een verloren zoon keert weder ; hij mag „ontbonden worden (Matth. 18 : 18) van de banden der verdoemenis". Ondersteld wordt, dat zijn berouw en bekeering zaak des harten zijn. Hem mag de vergeving der zonden gepredikt worden; de Kerk heeft macht om in 's Heeren Naam te verklaren : uw zonden zijn u vergeven. (Joh. 20 vers 23).

Hoe rijk voor dengene, die „zich oprechtelijk bekeert". Deze woorden zijn tevens een ernstige waarschuwing tegen alle onoprechtheid, die mensohen niet, doch de Heere Christus wèl opmerken kan, waardoor de huichelaar zich des te zwaarder oordeel op den hals halen zou.

Doch de Kerk heeft hier niet te twijfelen en argwanend te staan tegenover den wederkeerende, als de belijdenis oprecht klinkt en de bekeering uit een veranderde levenshouding blijkt.

Herinnerd wordt aan het machtige Godswoord, dat tot tweemaal toe door Ezechiël wordt uitgesproken (18 : 23 en 33 : 11), des Heeren eed, dat Hij geen lust heeft in den dood van den zondaar, maar daarin dat hij zich bekeere en leve.

En waar om gebeden is en op gehoopt, dat mocht nu geschieden ; de mogelijke wederkeer is werkelijkheid geworden. Hier mag geroemd worden in 's Heeren zoekende liefde en trouw.

De bedroefde mag worden opgericht en vertroost. Zulks mede naar het voorbeeld van den Apostel Paulus uit 2 Cor. 2 : 5—10. Iemand uit de gemeente van Corinthe had Paulus in zijn armbt zwaar beleedigd. De apostel had hem onmiddellijk berispt; de gemeente had aanvankelijk echter werkeloos toegezien. Doch in een schrijven (dat wij niet meer hebben) daarover door Paulus vermaand, had men den overtreder naar Paulus' meening al te hardhandig behandeld, zoodat Paulus nu aandringt op vergeving, zooals hij het heeft vergeven. Ook bij bestraffing moet op de juiste mate nauwkeurig gelet worden. Vandaar, dat hij schrijft (en nu nemen wij de nieuwe vertaling over) : „Doch indien iemand droefheid veroorzaakt heeft, dan heeft hij niet mij bedroefd, maar in zekeren zin — om mij niet al te sterk uit te drukken — u allen. Voor zoo iemand is het reeds genoeg, dat het meerendeel (van u) hem berispt heeft, zoodat gij nu integendeel hem vergiffenis moet schenken en hem vertroosten, opdat hij niet door overmatige droefenis overstelpt worde. Daarom spoor ik u aan te besluiten hem liefde te betoonen, want ook dit was het doel van mijn schrijven, dat ik zou weten, of ik op u rekenen kon, dat gij in alles gehoorzaam waart. Wien gij nu iets vergeeft, dien vergeef ik het ook "

Zoo vermaant ons Formulier de gemeente om ook in de practijk te leven uit de vergeving der zonden, naar het Woord des Heeren.

c) Na deze practicale leerstellige beschouwing kan volgen de schuldbelijdenis van den wederkeerende:

Om nu tot de voorgenomen handeling te komen, zoo vraag ik u, N. :

Of gij voor God en Zijn Gemeente alhier van ganscher harte verklaart dat gij oprecht berouw hebt van de zonde en hardnekkigheid, om welke gij rechtvaardiglijk van de Gemeente afgesneden zijt geweest; of gij ook waarachtiglijk gelooft, dat u de Heere uw zonden vergeven, heeft en vergeeft om Christus' wille en mitsdien begeert tot de Gemeente van Christus alhier weder opgenomen te worden, belovende van nu voortaan u in alle Godzaligheid te gedragen naar het gebod des Heeren ?

Antwoord: Ja ik.

Wat reeds voor den Kerkeraad heeft plaats gevonden, moet voor God en de Gemeente openlijk herhaald worden ; openbare schuldbelijdenis en betuiging van oprecht berouw ; een erkennen tevens, dat de bestraffing door afsnijding rechtvaardig is geweest. Vervolgens openbare belijdenis van geloof in de vergevende genade en liefde Gods om Christus wille, zoodat de begeerte is om weer tot de Gemeente van Christus te mogen behooren en aan den Disch des Verbonds de verzekering van die vergevende liefde te mogen ontvangen. Tenslotte de belofte om van nu voortaan (met Gods hulp natuurlijk) „in alle Godzaligheid naar het gebod des Heeren" zich te zullen gedragen.

Hoe sober en juist daarom: hoe diep en klaar is deze vraag gesteld, die met een kort antwoord : ,,Ja ik" (ons : ja) beantwoord moet worden.

Heerlijk als dit „ja" uit een hart mag komen, verbroken èn door schuldbesef èn door een levenden indruk van de grootheid van 's Heeren barmhartigheid!

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Binden en ontbinden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's