MEDITATIE
De twee vogels van het reinigingsoffer.
De twee vogels van het reinigingsoffer.
Bij de beschouwing van het kruislijden van den Heere Jezus, den Borg en Middelaar van zondaren, gaat het er vooral om. Zijn Borgtochtelijke werk daarin te erkennen. Als de Christus voor zich zelf heeft geleden, gaat er voor mij immers geen troost van uit. Alleen als ik Hem met een oog des geloofs zie als den schuldovernemenden en schulduitdelgenden Borg voor arme en in zichzelf verloren zondaren, vermag mijn ziel er honig uit te peuren.
Dat de Christus met Zijn lijden en sterven verlossing voor anderen, voor onreine en schuldige menschen, heeft teweeggebracht, is de doorgaande leer der Heilige Schrift. We vinden dit zelfs in enkele ceremoniën van het O. Testament duidelijk uitgebeeld. Soms zou men geneigd zijn uit te roepen : „hoe kan men dit toch anders duiden dan op het werk van den Messias, die de straf der zonden heeft gedragen voor de Zijnen, opdat er vrede zou zijn bij den Vader, den Rechter". Zoo is het borgtochtelijke karakter van Christus' zoendood duidelijk in de plechtigheid met de twee vogels bij het reinigingsoffer van den melaatsche.
„De priester zal ook gebieden dat men den éénen vogel slachte, in een aarden vat, over levend water. Dien levenden vogel zal hij nemen, en het cederenhout, en het scharlaken, en den hysop, en zal die en den levenden vogel doopen in het bloed des vogels, die over het levende water geslacht is; en hij zal over hem, die van de melaatschheid te reinigen is, zevenmaal sprengen; daarna zal hij hem rein verklaren, en den levenden vogel in het open veld vliegen laten". Leviticus 14 vers 5—7.
Heerlijk oogenblik voor den melaatsche, waarde Lezers, als hij genezen was en gezond verklaard het voorgeschreven offer en de vereischte plechtigheden — lees het maat na in Leviticus 14 — kon beginnen. Het duurde ruim een week, alles bij elkaar, maar dan mocht hij weer vrij met de menschen omgaan. De afgezonderde toestand was voorbij. Hij behoefde niet meer te roepen : „onrein, onrein". Het was een afzichtelijke ziekte, de melaatschheid. Ze gold voor zoo goed als ongeneeslijk. Een melaatsche was een van God geslagene. Bij de wederopneming in de kring van het Bondsvolk, bij de toegang naar tempel en altaar, moest hij nu ook besprenkeld worden, 7 maal, met het reinigend bloedwater.
De bereiding van dat bloedwater geschiedde op een heel bijzondere manier. De priester moest 2 levende, reine vogels nemen. Tevens moest hij nemen een aarden vat en dat vullen met water, niet uit een stilstaande plas, doch uit een stroomend beekje, vloeiend of „levend" water. Daarbij had hij nog noodig wat stengels van de hysopplant, een stukje hout van den harden cederboom en een diep-rooden draad, scharlakenrood.
Als dit alles bij elkaar was klaargezet, begon de plechtigheid in tegenwoordigheid van den melaatsche. Die moest er bij zijn. Want het was alles vol leering voor hem. Hij was er ten zeerste bij betrokken.
Allereerst nam de priester één der beide vogels uit de kooi en hield hem boven het watervat. We kunnen ons levendig voorstellen, hoe dat diertje angstig heeft gekeken en mogelijk wel angstgeluiden heeft gegeven. Maar er was geen ontkomen aan de vaste greep van den priester, die in de andere hand het slachtmes had. Daarmee werd het nu gedood. Het bloed moest uitvloeien in het water. Het slachtoffer-dier werd dus zoo vastgehouden boven het watervat, dat het daarboven doodbloedde.
Wat daarna gebeurde ? hoor ik u vragen. Thans werd de tweede vogel uit de kooi genomen. Dit diertje heeft niets anders kunnen verwachten dan eveneens met het mes gedood te worden. Het had alles gezien en gehoord. Hoe heeft het zich angstig gevoeld, toen die priesterhanden het omklemden. Het heeft wel gefladderd en gepiept.
Wonderlijke dingen gebeuren verder. Het cederen stokje, met de hysopstengels en de roode draad worden nu in het bloedwater gedoopt. Ook de tweede vogel wordt ondergedompeld in het roodgekleurde water. Angstig oogenblik, waarde lezers. De verwachting is: dit is de dood! Waarom de eerste vogel en de tweede niet, nietwaar ? Maar neen, wat verrassing, wat wonderlijke meevaller, de tweede vogel wordt weer opgehaald uit het bloedwater ! De melaatsche wordt nu met dat bloedwater besprenkeld. Zevenmaal. Werd de hysopstengel plus cederstaafje en rooden draad, eveneens gebonden, hierbij als sprengkwast gebruikt? Of was dit alles aan en met de vogel verbonden ? Sommige uitleggers meenen het laatste.
Na al deze zinnebeeldige handelingen werd de tweede vogel losgelaten. De priester strekte zijn hand uit en daar vloog de vogel, klapwiekend in de lucht, in de vrijheid, in het open veld, in de wijde ruimte, overpareld met het bloed van de andere vogel.
Als deze dingen geen hoogere beduidenis hebben, dan zouden deze dingen inneloos zijn, en dus nonsens. Wie denkt hier niet terstond aan den plaatsbekleedenden Middelaar des Nieuwen Verbonds, die Zichzelve heeft opgeofferd als een rantsoen voor zondaren ? Hij werd onzer één, opdat Hij voor ons den dood zou ondergaan en ons het leven en de onverderfelijkheid zou verwerven. Door Zijn striemen is er voor ons genezing. Hij zou Zijn leven stellen voor Zijne schapen. Door Zijn bloedstorting is er voor ons vergeving, vrijspraak van schuld en straf en recht op het eeuwige leven.
De melaatsche Israëliet, door den H. Geest verlicht, heeft hier iets van verstaan. Zijn ziekte was hem een beeld van den geestelijken dood. Melaatschheid — 't was eigenlijk een levend versterven. Dat leert de ontdekte zondaar geestelijk ook verstaan. Dood in zonden en misdaden. Buiten de gemeenschap Gods. Zonder God en het leven Gods.
Hebt gij dit reeds bij bevinding, en dus niet slechts in de beschouwing, geleerd, waarde Lezers, dat gij midden in den dood ligt en dat gij in het rijk Gods niet kunt en moogt komen, tenzij gij van nieuws geboren wordt en gereinigd, afgewasschen in het bloed des Lams ?
Of zoekt gij de reinigmaking nog bij u zelve ?
Zonder heiligmaking, zonder schuldbetaling, zal niemand den Heere zien.
O, als ge deze eerste les hebt verstaan, moge dan ook uw oog worden ontsloten voor de verlossing en redding uwer ziel in den Borg Christus. Wij kunnen het alleen maar bederven, en als albedervers erger maken, tot onze eeuwige schande. Alleen de Heere Jezus kan het in orde maken en verzoening door voldoening teweeg brengen, tot Zijn eeuwige eer. Zijn bloed toch reinigt van alle zonden.
Doch dan moeten we er mee besprenkeld worden zooals de melaatsche. Als wij niet met Christus in gemeenschap komen door het geloof, dat de H. Geest, door middel van het evangelie, in ons harte werkt, dan hebben wij geen gemeenschap aan de reinigende, verzoenende, vrijsprekende kracht van Christus' zoen- en kruisverdiensten.
De melaatsche kon dit alles leeren in de twee vogels. De gedoode vogel ziet op Christus, die Zijn bloed stortte. De losgelaten vogel ziet op den verlosten mensch.
Verstaat u het, waarde Lezer, dat alleen om Christus' wille, er voor u ontkoming is. Doch „een iegelijk, die gelooft", d.w.z. die met dat bloed gewasschen wil worden, die op de genade betrouwt.
Rechtvaardiging door Christus' bloed en heiliging door Christus' Geest. Het bloed verzoent en het water reinigt. Het heeft eeuwige kracht, duurzaam als het cederhout. Want God doet beërven wat bestendig is. Hij reinigt, om onbevlekt voor God gesteld te worden, eeuwig en altoos.
Kent gij ook de angst van dien tweeden vogel? Ik lag gekneld in banden van den dood, daar d' angst der hel mij alle troost deed missen. Ik was benauwd, omringd door droefenissen, maar riep den Heere dus aan in al mijn nood : „Och, Heer', och wierd mijn ziel door U gered !" David heeft in de angstig schreiende vogel zijn beeld gezien. Hij had niet anders dan den eeuwigen dood verwacht. Een afgesneden zaak. Maar hij wist óok van de besprenging af en de hysop. Psalm 51 : „Ontzondig mij met hysop, en ik zal rein zijn; wasch mij, en ik zal witter zijn dan sneeuw".
„Ik schatte mij geheel verloren". Wat kunnen we ook anders verwachten dan de dood ? En toch, wel aangegrepen door God, maar niet om te dooden. Wel ondergedompeld ; de verwachting van den dood en de benauwdheid van den dood voor een oogenblik. Doch daarna de uitredding. Dezelfde hand, die omklemde en onderdoopte, trok ook weer op. 's Heeren hand doodt èn maakt levend. Hij doodt, niet om te verderven, maar om weer op te doen " staan. Dezelfde hand, die aangreep en den dood voor oogen stelt in de afsterving van den ouden mensch en het sterven aan de Wet, maakt ook vrij door de opstanding van den nieuwen mensch en de oprichting uit het stof des doods. Alles om Christus' wil. En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijne genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is. O, heerlijk, in het open veld, in de vrijheid. Een eeuwige meevaller, waarde Lezer. Wat blijdschap smaakt de ziel in die ure. Niet om in losbandigheid en in een slordigen wandel uit te breken. Daartoe is het open veld niet gegeven.
Kent gij zoo al de vrijspraak en vrijlating uwer ziel? Belijdt gij in Christus uw plaatsvervangenden Borg ? De Heere geve het u, door den Geest der uitbranding en des geloofs.
En, hoe zult gij ontvlieden, onbekeerde zondaar, als gij in Christus uw redder niet zoekt ?
Het zwaard zal dan straks u dooden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1941
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1941
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's