Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Pinksterrede

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Pinksterrede

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In verband met de heilsfeiten wezen wij op de eerste prediking onder het Nieuwe Verbond, de Pinksterrede van den apostel Petrus. Het zou volgens vrijzinnige opvatting onmogelijk zijn een verband te leggen tusschen geloof en historie. De historie ligt nu éénmaal buiten de geloofservaring, zoo werd gezegd. Historie kan alleen een voorwerp zijn van wetenschappelijk onderzoek, niet van geloof. Het is zelfbedrog of autosuggestie, als men meent zulk een verband te kunnen leggen. (Het Christelijk geloof, „Kerk en Wereld", 27 Juni '41).

Het hangt hier alles af van wat men door historie en geloof verstaat. Immers het wetenschappelijk onderzoek vraagt naar de feiten. Wat is er geschied ? Onder welke omstandigheden ? Hoe meent men, hetgeen geschied is, te kunnen verklaren ? e.d.g. vragen. Het behoeft nauwelijks gezegd, dat alleen de reconstructie van iets, dat geschied is, de toedracht der zaak, reeds een moeilijk probleem is, waarbij men afhankelijk is van getuigen en monumenten, die slechts ten deele spreken. Het meest bezwaarlijke echter is, dat men zich bezig houdt met de geschiedenis van menschen, en daarom met bewegingen en overleggingen, die gewoonlijk niet kunnen worden nagegaan. Het is juist de psychische zijde, de onzichtbare binnenkant, welke het historisch onderzoek zoo moeilijk maakt. De geschiedenis is doorweven van menschelijke handehngen, die ten deele aanleiding vinden in wat reeds geschiedenis is geworden, maar iedere handeling is wederom van een innerlijke doelstelling afhankelijk. Van geloof gesproken — al is dit niet altoos religieus geloof — iedere handehng van den mensch wordt op zich zelf door geloofsmomenten, waarop de beslis­ sing rust, mede bepaald. Dat kan ook een soort religieus geloof zijn. Men kan zelfs veilig aannemen, dat de religie zeer grooten en zelfs centralen invloed op des menschen handelingen uitoefent.

Zoo ligt er achter het geschieden een innerlijk gebeuren in het leven des gemoeds, hetwelk met velerlei geloofselementen samenhangt, die in het uitwendig gebeuren weer een weerslag vinden. Dat is nu wel niet precies wat het artikel, waarop wij wezen, bedoelt, maar het geeft wel een argument aan, dat in de historie-verklaring weer terugkeert.

Ook deze moet zich veelal behelpen met onderstellingen en waarschijnlijkheden, die men gelooft zoo en zoo te mogen stellen. De schrijver zegt, dat de Heilige Geest geen zekerheid omtrent historische gebeurtenissen geeft. Het is hem dus om de zekerheid van historische gebeurtenissen te doen. Klaarblijkelijk is dat het resultaat van het wetenschappelijk onderzoek, dat hij op het oog heeft. Laat mij aannemen, dat hij zulk een zekerheid meent te hebben aangaande Nebukadnezar, de inneming van Jeruzalem, de ballingschap, enz. Waarop berust die zekerheid anders dan op getuigen, waaraan hij geloof schenkt ? Alweer kan men zeggen, dat zulk een geloof toch geen religieus geloof is en dat die geschiedenis buiten onze geloofservaring omgaat. Wij blijven echter nog even bij het punt staan. Het historisch onderzoek richt zich op getuigen en getuigenissen omtrent het object van onderzoek. Het neemt daarbij ook de betrouwbaarheid der getuigen in het geding. Betrouwbaarheid, wederom een factor, die op geloof, zeg dan, historisch geloof, wijst. Houden wij ons nu aan zulk een historisch geloof. Is dan de vergelijking valsch, dat er ook zulk een historisch geloof werkzaam is ten aandien van de getuigen en de getuigenissen omtrent de dingen, die Petrus in zijn Pinksterrede ten aanhoore dergenen, die gezien en gehoord en gehandeld hadden, naar voren bracht ?

Petrus maakt zeer wel onderscheid tusschen de dingen, die men te Jeruzalem gezien had en de verborgenheid, die men niet gezien had. Jezus den Nazarener, een man van God onder ulieden betoond door krachten en wonderen en teekenen , hebt gij genomen en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood, (vs. 22, 23). Hij spreekt tot degenen, die deze wonderen, krachten en teekenen hadden gezien, die Hem hadden gevangen genomen en aan het kruis gehecht. Wat wil nu het historisch onderzoek aangaande deze feiten ? Zijn de berichten der evangeliën omtrent deze feiten niet betrouwbaar, omdat men bij de profane geschiedschrijvers daaromtrent weinig of niets vindt ?

Wat belangstelling kan de profane geschiedschrijver hebben gehad voor een man, die voor hem niet een man van God is, en om een of andere misdaad als zoovele anderen ter dood is gebracht?

Wat meldt de profane geschiedschrijver van een man als Paulus, die als een voorman eener Joodsche secte, naar het heette, de oude wereld doorreisde met het Evangelie ? Klaarblijkelijk is er onder de wijzen van zijn tijd niet één geweest, die de beteekenis van dezen man heeft gezien.

Nu staat tegenover dit alles, dat er anderen zijn geweest, die de historische gebeurtenissen wel hebben bewaard, omdat zij die zoo geheel anders hebben gezien. Zij verschenen onder het aspect des geloofs en nu het geloof in den Christus.

Daarvan geeft Petrus reeds blijk als hij Jezus den Nazarener een man van God noemt. Hij is zich er klaar van bewust, dat de menigte te Jeruzalem Hem zoo niet heeft gezien. Wel kan hij zeggen : gelijk gij ook zelven weet, (vs. 22), maar hij voegt er onmiddellijk iets bij, dat zij niet weten : dezen, door den bepaalden raad en voorkennis Gods overgegeven zijnde, (vs. 23), hebt gij genomen. Dat is een ander aspect op het historische feit: gij hebt Hem genomen, enz. Dit feit wordt door Petrus in het licht van den raad Gods gesteld en maar niet in het algemeen, doch zeer bepaald, als een daad Gods, door welke Hij Hem heeft overgegeven.

Wat zij ook niet wisten, hoewel zij het uit Zijn eigen mond hadden vernomen, dat het geschieden zou, dat God Hem opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzoo het niet mogelijk was, dat Hij van denzelven dood zoude gehouden worden", (vs. 24).

De opstanding is een gebeuren, dat geen mensch heeft waargenomen. Daarmede is niet gezegd, dat het buiten de menschelijke ervaring valt. De Schrift noemt verschillende personen, die zulks ervaren hebben en ten aanschouwen van getuigen. (De jongeling van Naïn, Lazarus). Is dat nu historie of niet ? Wij gelooven, dat deze dingen geschied zijn, omdat wij in den Christus gelooven, die macht heeft over leven en dood.

Petrus deelt mede, wat niemand gezien heeft, n.l. dat God Christus heeft opgewekt. Hij spreekt uit een wetenschap des geloofs, want hij zegt er bij, dat het niet mogelijk was, dat Hij door den dood werd gehouden. Dit gaat verder dan dat hij den Christus na Zijn opstanding, den Verrezene, meerdere keeren heeft gezien, met Hem heeft gesproken en gegeten.

Hij geeft hier een grond aan, die boven het getuigenis van degenen, die Hem gezien hébben, uitgaat. Het was niet mogelijk, dat de dood Hem hield. Dit is alzoo een prediking uit de kennis des geloofs aangaande dien Christus, waardoor het feit der opstanding boven allen twijfel wordt verheven. De uitnemendheid dier kennis gaat niet boven het feit uit, maar stelt het feit als een goddelijke noodzakelijkheid — om dat woord te gebruiken.

Daarna gaat hij uit de Schrift aantoonen, dat het alzoo geprofeteerd was en dan besluit hij : Dezen Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn. Nu eerst komt hij met hetgeen hij en de andere discipelen dienaangaande hebben ervaren.

Daarop gaat hij spreken over de hemelvaart en het verhoogd zijn aan de rechterhand Gods, de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader. Bij deze zaken beroept hij zich op den Geest der profetie, inzonderheid op David, die deze dingen heeft verstaan, omdat hij een profeet was. (vs. 30). Ook David was omtrent deze dingen onderricht door denzelfden Geest, die Petrus deze openbaring deed verstaan en zulk een licht deed opgaan over de dingen, die geschied waren.

De heilsfeiten, in het Apostolicum genoemd, worden in deze prediking dus nadrukkelijk op den voorgrond geschoven en dat niet als bijkomstigheden, maar als door den bepaalden raad Gods alzoo beschikt. De in deze prediking genoemde heilsfeiten sluiten — dit behoeft nauwelijks gezegd — de vleeschwording des Woords in. Indien de Christus niet in het vleesch ware gekomen, zou Hij niet gekruisigd en opgestaan zijn en zou er ook van een hemelvaart geen sprake wezen.

Petrus verdedigt deze dingen ook niet tegen doceten of gnostieken, maar verklaart de Schriften, die leeren, dat het alzoo geschieden moest. Hij doet, wat ook Paulus deed, hij toont aan, dat Jezus van Nazareth de beloofde Messias is, van Wien de profeten gesproken hebben en op Wien de verwachting Israels was gevestigd.

De heilsfeiten, zooals wij deze feiten gewoon zijn te noemen, staan in het centrum der Pinksterprediking en behooren nog altijd in het centrum der prediking te staan. Wij zijn nog altijd in den Pinkstertijd. De kerk leeft uit de Pinkster-gebeurtenis. Daarom is de Boodschap der kerk nog altoos vertolking van de Pinksterprediking en zou onvolledig zijn, indien zij deze groote dingen achterwege liet, of in een anderen zin zou prediken dan deze apostolische prediking daaraan geeft.

Deze feiten staan in onmiddellijk verband met het geloof. Zij worden midden in het geloof gezet, of liever het geloof staat midden in deze feiten, het ziet deze feiten door denzelfden Geest, waaruit Petrus sprak en is zich daarvan bewust. Door dien Geest verkrijgt dit alles ontwijfelbare zekerheid. Of de Heilige Geest en het geloof dus iets met historische gebeurtenissen van doen hebben ? Het kan voor hem, die in hetzelfde geloof staat als de apostelen, geen vraag zijn. Weliswaar geldt het hier geen historische gebeurtenissen, die alledaagsch zijn. Het betreft hier niet het gewone aardsche gebeuren, want daar is slechts één Verlosser en Middelaar, één Christus, die eenmaal voor de zonde gestorven is en die alles heeft doorgemaakt, wat door den bepaalden raad des Vaders alzoo was voorgenomen.

Nog eens, wie in hetzelfde geloof staat als de apostelen, ziet deze dingen, gelijk hij geleid wordt door denzelfden Geest, evenals zij. Niemand kan zeggen Christus de Heere te zijn, dan door dien Geest. Door dien Geest wordt de profetie verstaan, wijl Hij is de Geest der profetie, welke ook genoemd wordt de Geest van Christus. Hij getuigt van den Christus en maakt de apostelen tot Zijn getuigen.

Men zal moeilijk kunnen ontkennen, dat de prediking van Petrus allen nadruk legt op de heilsfeiten, en dat hij zich beroept op de profetie. Hij volgt daarin de onderwijzing van den Christus zelf, die gezegd heeft: onderzoekt de Schriften, want die zijn het die van Mij getuigen. Toen Hij dat sprak, stond Hij in de historische werkelijkheid van Zijn op aarde gekomen zijn, Hij, die de Middelaar der verzoening en de inhoud des Evangelies is. Ook het geloof en de geloofservaring is een geestelijk bewogen zijn, een geestelijk leven van den historischen mensch.

Wie deze dingen van elkander wil scheiden, kan zich in de prediking van den Pinksterdag, die hier geboden wordt, niet vinden. Hij moet met den apostel, die hier aan het woord is, en dus met den apostelkring en de wolk der getuigen, met wie zij zich in gemeenschappelijk geloof verbonden weten, breken. Hij moet met dezen kring van mzicht verschillen en de discussie openen over het verstaan der profetie, over de uitlegging der Schriften en over het gezag en de meening des Heiligen Geestes. Want als de heilsfeiten niet in en door het geloof worden verstaan als vervulling van den raad Gods, dan hebben de apostelen zich vergist. Zij hebben den Heiligen Geest niet verstaan en dan dwaalt de gansche kerk, die op het fundament der apostelen en profeten is gebouwd. Dan zouden wij welhaast moeten vreezen, dat de kerk der eeuwen vergeefs heeft geloofd en dat ijdel is geweest het geloof, waarin ontelbaar velen zijn gestorven.

Het vermoeden is wellicht niet misplaatst, dat de apostel Petrus ook wel eens zulke geesten heeft ontmoet. Hij zegt toch ergens, wij zijn geen kunstiglijk verdichte fabelen nagevolgd, als wij u bekend gemaakt hebben de kracht en toekomst onzes Heeren Jezus Christus, maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit .... Verder wijst hij op het profetische Woord, dat zeer vast is...........  en dan, merkwaardiger wijze .......  Dit eerst wetende, dat geen profetie der Schrift is van eigene uitlegging ; want de profetie is voortijds niet voortgebracht door den wil eens menschen, maar de heilige menschen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken. (2 Petr. 1 : 16 v.v.)

Wij hebben hier alzoo een weerlegging van den apostel, die geen nadere toelichting behoeft. Het Evangelie is niet verouderd en de tegenspraak is niet van vandaag of gisteren. Het profetische Woord is de pilaar en vastigheid der kerk en zij zal daarbij volharden tot het einde. Zij gelooft in den Christus en houdt Zijn getuigenis voor waarachtig. Zij gelooft met al Zijne getuigen, die spreken uit wat zij gezien en gehoord hébben. Zij weet zich door één Geest in hetzelfde geloof in den eenigen Heere en Zaligmaker gebonden. En al kwam er ook een engel uit den hemel, die een ander evangelie verkondigde dan het Evangelie van Jezus Christus, hetwelk haar is toebetrouwd, zij zal dien niet hooren.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De Pinksterrede

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's