Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onderscheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onderscheid.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De belijdenis spreekt zich ook uit over de apocriefe boeken. (Art. 6). De kerk mag ze lezen en daaruit onderwijzingen nemen, voor zooveel als zij overeenkomen met de canonieke boeken.

De maatstaf wordt alzoo gelegd in de canonieke boeken. Dit werpt op zich zelf een licht op het standpunt des geloofs ten aanzien van de apocriefe boeken, dat ook nog een verdere strekking heeft ten aanzien van andere boeken en geschriften, welke tot onderwijzing der kerk worden aangeboden.

Deze kunnen nuttig zijn tot onderwijzing onder dezelfde conditie, t.w. voor zooveel zij overeenkomen met de canonieke boeken. Dat sluit aan op hetgeen wij hebben gezegd aangaande de waarheid. Men kan ook elders waarheid aantreffen, doch zij zal zich slechts als zoodanig bewijzen, indien en voor zoover zij den toets van Gods Woord kan doorstaan.

Het standpunt, door de belijdenis ingenomen, verdient alzoo een nauwgezette toepassing op heel het terrein der theologie in het bijzonder. De methode van het theologisch onderzoek behoort door deze regel te worden bepaald, omdat geen andere bron der waarheid door het geloof kan worden erkend dan Gods getuigenis. Inzonderheid voor de theologie, omdat zij zich bezighoudt met de dingen aangaande het Koninkrijk Gods, die bovendien voor het gansche leven van het hoogste gewicht en van centrale beteekenis zijn.

Verder geeft dit artikel nog aanleiding tot een andere opmerking. Het zegt n.l, dat men door de apocriefe boeken geen stuk des geloofs of der Christelijke religie moge bevestigen.

Deze uitdrukking werpt haar licht over de beschouwing, welke wij aan het vorige artikel hebben verbonden. Daarbij werd de aandacht gevestigd op het feit, dat de gereformeerde belijdenis de canonieke Schriften heilige en goddelijke Schrifturen noemt, omdat zij getuigenis geven van het Evangelie van Jezus Christus, onzen Heere. En hoezeer de belijdenis het oog heeft op de religie der Schriften om daaruit onderwezen te worden, volgt ook uit de zoo even genoemde uitdrukking aangaande de Christelijke religie.

Zoo wordt daardoor aangetoond, wat wij van den beginne gezegd hebben, dat de confessie op de religie van Christus ziet in haar geheel eenige waardeering, zijnde de waarachtige leer der zaligheid.

Nogeens zij er de aandacht op gevestigd, dat de reformatoren niet anders hebben voorgestaan dan de ware religie, zooals die door de profeten en apostelen wordt geleerd. Zoo schreef ook Calvijn zijn „Onderwijzing in de Christelijke religie". Zij hebben vóór alles het leven der kerk op het oog en wel van de kerk als de vergadering der ware Christgeloovigen. Deze vergadering omvat allen, die van den beginne der wereld deel hebben gehad aan dat leven.

Dat wil niet zeggen, dat zij door alle eeuwen heen in alle stukken des geloofs evenzeer gevorderd is geweest. Maar het beteekent wèl, dat zij altoos uit het Evangelie heeft geleefd, naar de mate der kennis, welke haar door goddelijke openbaring bekend is geweest. Zij heeft in alle eeuwen uit Gods Woord geleefd, hetzij onder de belofte of onder de vervulling.

Onder dit aspect kan het duidelijk zijn, waarom de confessie op een overeenkom­stige wijze van de kerk van Christus als over de Christelijke religie spreekt. Die twee zijn niet maar innig verbonden, maar waar de ware religie is, daar is de kerk, en waar de kerk tot openbaring komt, is de ware religie. De geloofsbelijdenis ziet op de kerk, welke Christus van den beginne der wereld aan vergadert, beschermen onderhoudt. Zij maakt in beginsel geen onderscheid tusschen Oud en Nieuw Verbond, maar zij kent slechts één kerk als vergadering der ware Christgeloovigen. Daarbij telt zij al de heiligen van den ouden dag en van de voortijden. Zij worden gerekend als ware Christ-geloovigen, omdat zij de religie des Woords zijn deelachtig geweest, uit dezelfde Fontein des heils hebben gedronken, uit hetzelfde Evangelie hebben geleefd, kortom één lichaam zijn in Christus.

Voor velen is dat Evangelie van geringen omvang geweest, zooals voor de oudste geslachten, die slechts een enkele profetie aangaande den Messias Gods tot hun pleitgrond en vertroosting hebben gehad, Die belofte echter heeft hen de kracht van Gods Woord doen gevoelen en heeft hun leven vervuld. Zij hebben dezelfde levensworsteling des geloofs doorgemaakt en zijn in een levende hope ontslapen. Een sprekend voorbeeld daarvan wordt ons geteekend in Abraham, den vader der geloovigen, aangaande wien ook Christus getuigenis heeft gegeven.

Zoo is er wel onderscheid in den rijk dom der openbaring, maar er is geen onderscheid in de kern der zaak. Het was dezelfde religie, hetzelfde geloof in den eenigen en waarachtigen God, hetzelfde Evangelie en dezelfde Middelaar en Verlosser, waardoor zij allen vereenigd en verbonden zijn. Het is één en dezelfde planting Gods. De machtige eik, die thans zijn breedvertakten kruin verheft in het woud, was eenmaal een teeder uitspruitsel tusschen de grassprieten, maar het is dezelfde boom, die het wondere leven der schepping aan het licht brengt.

Hoewel er dus onderscheiding wordt gemaakt tusschen de kerk in het Oude en in het Nieuwe Testament, hebben de reformatoren geen scheiding gemaakt tusschen twee kerken of tweeërlei religie. Dat kan ook blijken uit hun waardeering van het Oude Testament. Daarin betoonen zij zich discipelen van Christus, die wel onderscheid maakt tusschen Abraham en zijn eigenwillig nakroost, dat Hem verwerpt, en dezen zelfs duivelskinderen noemt. Hij noemt hen echter allen Zijn schapen, die Zijn stem hooren.' Dezen zijn uit de waarheid, want die uit de waarheid zijn, hooren Zijn stem. (Jes. 10).

Uit de waarheid. Dat is geen abstracte idee eener onbekende waarheid. Het is de waarheid Gods, het Evangelie der waarheid, het Evangelie van den Christus, die gezegd heeft: Ik ben de Weg en de Waarheid en het Leven. (Joh. 14 : 6).

Het geloof ziet ook niet op een waarheid, die men b.v. godsdienstige waarheid zou kunnen noemen, welke men onderscheidt van andere waarheidsgebieden, zooals b.v. de logische waarheid. Waarheid bedoelt niet een zeker levensterrein of gebied van den menschelijken geest, hetwelk deze gezet is te benaderen en zoo mogelijk in kaart te brengen.

De waarheid der religie is de waarheid Gods, het Evangelie van Jezus Christus den Middelaar en Verlosser, zooals deze in het geloof als zaligmakende kracht Gods wordt gekend. Christus zegt tiiet : Ik heb de waarheid, of bij Mij is de waarheid, maar Ik ben de Waarheid. Hij is de Waarheid Gods in Zijn goddelijke Persoonlijkheid. Hij is het leven en daarom is Hij de Waarheid en de Weg des levens. De Waarheid Gods kennen is uit de Waarheid, d.i. uit Hem leven. Hierin is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den levenden en waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt. (Joh. 17 : 3).

De hier voorgestelde kennis is leven, geboren zijn uit Hem, en daarom uit de Waarheid zijn. Zoo wijst de Christus Zelf op de mystieke unie tusschen Hem en de Zijnen, een levensgemeenschap, als de verborgenheid, waaruit Zijn kerk leeft.

Wij hebben hier niet van doen met een soort religieuse kentheorie, maar met de werking der kracht Gods in den Christus der Schriften. Ons leven is met Christus verborgen bij God. (Col. 3 : 3). Uit die kracht hebben de heiligen des Ouden Verbonds geleefd naar de werkingen en krachten, welke God hun heeft geschonken, ofschoon zij de volheid der openbaring in het vleeschgeworden Woord niet hebben gekend naar de mate der Nieuw-Testamentische gemeente.

Daardoor is zoo min de eenheid der kerk als die der waarachtige religie gebroken, wijl deze in den Middelaar Gods en der mehschen haar fundament heeft.

In die eenigheid is ook het geloof in het profetische Woord gegrond, aangezien de wolk der getuigen is geïnspireerd geweest door denzelfden Geest. Zij hebben allen getuigd uit de verborgenheid van Christus. Die uit de Waarheid zijn, hooren Zijn stem als de stem der Waarheid. Dat is het mysterie van het getuigenis des Heiligen Geestes en het geloof in de Schriften, hetwelk door geen historisch-grammatische critiek of eenige wijsgeerige beschouwing wordt gebroken. De Waarheid onderwerpt zich niet aan de menschelijke rede, maar als zij heerschappij neemt over den mensch buigt zich verstand en hart onder haar gezag.

Het getuigenis des Heiligen Geestes, waarop het geloof in de Schriften zich beroept, als het de canonieke boeken als heilige en goddelijke Schrifturen ontvangt, berust dan ook niet op een vergissing, op kortzichtigheid of gebrek aan critischen zin, maar is inhaerent aan het geloof in den Christus der Schriften. Datzelfde getuigenis bepaalt de verhouding tot de apocriefe boeken en tot alle andere geschriften, die over de Waarheid willen handelen.

Alle geesten, die uit de Waarheid zijn, zijn den profeten onderworpen. Daarin treedt het onderscheid aan den dag tusschen rechtzinnigheid en allerlei eigenzin­nigheid of vrijzinnigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Onderscheid.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 juli 1941

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's