Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heilige Schrift één geheel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heilige Schrift één geheel

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heilige Schrift is één geheel, omdat het het Woord is. Haar eenheid en geheelheid is daarin gelegen, dat zij van den Christus getuigt. Zij is getuigenis van het vleeschgeworden Woord, de Godsopenbaring, die in Christus volkomen is. In de vleeschwording des Woords heeft zij haar eindpunt bereikt. De Godsopenbaring, welke in den Christus is verschenen, is in de Heilige Schrift neergelegd en ook deze heeft een goddelijke bestemming te vervullen in de wereld. God heeft deze in de wereld gezet.

Het profetische woord is in den Christus vervuld en in die vervulling en het getuigenis daarvan afgesloten, voltooid. Met die vervulling en voltooiing is het werk der bijzondere openbaring vervuld.

Die openbaring wijst echter zelf op haar de gansche wereld omvattende bestemming. Zij is vrucht van een daad Gods naar een eeuwig voornemen, hetwelk uiteraard geen einde vindt in de wereld, maar in de verheerlijking Zijner goddelijke deugden. Hij, die alle dingen heeft voortgebracht naar den Raad van Zijn Wil, heeft daarmede een goddelijk doel, dat niet zal missen. Uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen.

Ook daarvan getuigt God in Zijn Woord, als Hij zegt, dat Hij alle dingen in Christus wederom bijeen zal vergaderen, die in den hemel en die op de aarde zijn.

Zoo staat de Ghristus niet alleen in het middelpunt der Godsopenbaring, maar van alle werken Gods. De openbaring Gods in Christus is daarom zoo volkomen, omdat alle dingen tezamen in Hem bestaan. Zoo is ook alle kennisse Gods begrepen in de uitnemende kennis van Christus, die alle verstand te boven gaat. Daarom kan men ook zeggen, dat er buiten dien Christus geen Godskennis kan zijn en dat het alles gaat om den Christus, om de kennis van Christus en het geloof in Christus.

Men zal echter die kennis niet vinden buiten het Woord, d.i. buiten de Heilige Schrift. En wij spreken nu van kennis, maar ook dit moet men verstaan, zooals de Heilige Schrift dat wil verstaan hebben. In die kennis is het leven, want dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen en waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt, (Joh. 17 : 3).

Alle argumenten, die men voor deze zaak ikan aanvoeren, zijn echter argumenten des geloofs. Het geloof ontvangt de Heilige Schrift als Gods Woord. Het geloof verstaat, dat het Gods openbaring is. Het geloof komt tot kennis en onderscheiding der waarheid. Het geloof weet van geen anderen Christus dan die ons in de Schrift wordt geopenbaard. Het geloof weet te spreken van de zorg Gods voor onze zaligheid.

Het geloof is een gave Gods. De Heilige Geest, die het geloof in onze harten werkt, is dezelfde Geest, die ook in de waarheid leidt, dezelfde, die de profeten heeft gedreven en de apostelen heeft geïnspireerd.

Die Geest is bij het werk der openbaring ten nauwste betrokken geweest en de uitstorting van den Heiligen Geest is een feit, dat met de openbaring van den Christus evenzeer in het nauwste verband staat. Christus zelf heeft dat getuigd, als Hij zegt : Het is u nut, dat Ik heenga. Daarbij zag Hij op de uitstorting van den Heiligen Geest.

Dit zou tot nuttigheid zijn van de apostelen en van de gemeente des Heeren.

Waarin die nuttigheid is gelegen, kan men verstaan. Ik zal u geen weezen laten, heeft Hij gezegd. Weezen zijn kinderen zonder ouders. Christus was voor de Zijnen als een Vader. En in dien zin kan men deze uitspraak verstaan. Ik zal u niet hulpeloos achterlaten.

Hij was echter gekomen om de Zijnen den toegang te openen tot den troon des Vaders, opdat zij kinderen Gods zouden genaamd worden. Die toegang heeft Hij geopend, doch de geopende deur zou voor het gevallen geslacht der menschenkinderen niet genoeg zijn.

Hoe zou een zondaar vrijmoedigheid vinden, ook al zou hij aan de poort des hemels kunnen verschijnen, om daar binnen te gaan. Doch stel al, dat hij tot daar zou kunnen genaken, hoe zou hij kunnen binnengaan en verschijnen in het hemelsche licht.

Spreekt Christus niet van den man, die tot de bruiloft gekomen zonder bruiloftskleed, moest worden verwijderd ? Zoo zou het bij vergelijking allen wedervaren, indien alleen maar de toegang was geopend door het Lam, dat geslacht werd.

Dit is intusschen slechts spreken hij vergelijking en op onderstellingen, die niet met de werkelijkheid overeenkomen. Want Gods werk sluit. Daaraan komt niets te kort.

Daarom zeide Christus : Het is u nut, dat Ik heenga.

Het werk der verzoening omvat de gansche wereld, zooals wij gezien hebben, alles wederom bijeen te vergaderen, wat in den hemel en op de aarde is, en het omvat ook de toevergadering van de gemeente des Heeren onder haar Hoofd.

De Godsopenbaring heeft betrekking op dat gansche werk en hoewel aangaande dat geheele werk slechts enkele dingen worden geopenbaard, zooveel als ons ter zaligheid noodig is, zooals de belijdenis zegt, zoo is ons omtrent de toevergadering tot het lichaam des Heeren toch veel meer geopenbaard. De gemeente en het leven van Gods kinderen neemt in Oude en Nieuwe Testament een groote plaats in.

De uitstorting van den Heiligen Geest neemt een plaats in in het werk der openbaring, zooals uit de bovenaangehaalde woorden des Heeren reeds kan gebleken zijn en duidelijker nog uit Zijn toezegging : Ik zal u een anderen Trooster zenden. Die zal u in alle waarheid leiden. Hij zal het uit het Mijne nemen, en vele andere woorden en getuigenissen der apostelen over het werk van den Heiligen Geest.

Spraken wij over den toegang, die in Christus werd geopend, „Ik ben de deur der schapen", in Efeze kunnen wij lezen, dat ook daarbij de Heilige Geest wordt betrokken. „Want door Hem hebben wij beiden den toegang door één Geest tot den Vader". De deur is geopend, maar de Heilige Geest leidt binnen door de deur. (Efeze 2 : 18).

De Godsopenbaring werd in Christus vervuld. In en door Hem heeft de Vader zich bekend gemaakt en heeft Hij geopenbaard, welke Zijn wil is over de wereld en over Zijn gemeente. God heeft geopenbaard : Wie Hij jegens ons is.

Hij is echter een God, die niet alleen spreekt en openbaar maakt, wat Hij wil, maar Zijn Woord doet wat. Hij spreekt en het is er. Hij gebiedt en het staat er. Het Evangelie is een 'kracht Gods tot zaligheid. Het Koninkrijk Gods bestaat niet in woorden, maar in kracht.

Het Woord der verzoening is een werk der verzoening. Het leeft en is werkzaam tot de door God voorgenomen verwezenlijking van Zijn Raad.

Daarom kunnen wij onderscheid maken tusschen het goddelijk Woord en het goddelijk werk der verzoening, als wij zien op de toevergadering der gemeente en de vervulling van Gods Raad aan de gansche schepping.

Dat alles tezamen valt in het verband van de bijzondere openbaring, want het is ook een stuk openbaring, wat de Heere ons mededeelt omtrent de toevergadering der gemeente.

Vandaar, dat wij door de apostelen aangaande deze dingen ontvangen hebben, wat ons anders niet zoude bekend zijn.

Het eerste, waarop wij zien, is de uitstorting van den Heiligen Geest. Reeds betoogden wij, dat die Geest is uitgestort ter zake van het werk der verzoening. Die zal u in de waarheid leiden, want Hij zal van zichzelven niet spreken, imaar zoo wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. (Joh. 16 : 13). Ook deze woorden sluiten reeds in, dat de openbaring in en door Christus voltooid is en dat de Geest van die opembaring uitgaat om de gemeente daarin te leiden en indachtig te maken.

Daarin is een zich terugtrekken op hetgeen was gegeven en in Christus was openbaar geworden. Christus heeft ook gesproken, van Zijn gemeente en van het bouwen Zijner gemeente in de bekende woorden tot Petrus : (Matth. 16 : 18) : Den apostelen is het gegeven daarvan nader te getuigen. Men denke aan de Handelingen en de brieven.

Men zou na de voltooiing der openbaring in Christus van een nieuwe of andere bedeeling kunnen spreken, n.l. van het werk der bediening tot opbouw van het lichaam van Christus. In dat werk nu komt de Heilige Geest op een geheel eenige wijze aan de orde.

Vandaar Zijn uitstorting als een nieuw feit in de geschiedenis van de bijzondere openbaring tot het werk der verzoening.

Als feit toch is de uitstorting des Heiligen Geestes iets nieuws. Zij luidt een nieuw tijdperk, of — zooals men gewoonlijk zegt, — een nieuwe bedeeling in. Die nieuwe bedeeling behoort echter tot het werk der verzoening en daarom bij de (bijzondere openbaring. Zij betreft de uitwerking van die bijzondere openbaring. Daarom behoeft men zich niet te verwonderen, dat zij als zoodanig nog aanvulling, verduidelijking of zoo men wil, voortzetting heeft met betrekking tot die uitwerking, welke in het Nieuwe Testament mede is vervat.

Om die redenen zouden wij ook op het bijzondere ambt der Twaalf Apostelen willen wijzen en dit apostelschap op zich zelf tot de hijzondere openbaring willen rekenen. Dit kan moeilijk worden afgewezen, omdat dit apostelschap een eenige plaats inneemt, niet wordt voortgezet in de geschiedenis der kerk en kennelijk een fundamenteele beteekenis heeft in den dienst der openbaring der gemeente en van de leiding in de vervulling van haar roeping, de instelling der ambten, de onderhouding der leer, zooals uit het apostolisch getuigenis kan blijken.

In het licht van deze feiten, die terugwijzen op het werk der verzoening in Christus Jezus en op de Godsopenbaring, welke in Hem werd voltooid, kan men verstaan, dat de Schrift dit alles tot de bijzondere openbaring rekent en zichzelf ook als de afsluiting van deze aandient, dat zij door de kerk des Heeren zoo wordt ontvangen en dat zij daarbij wordt geleid door het getuigenis van den Heiligen Geest.

De eenheid der Heilige Schrift en haar geheelheid vindt alzoo haar grond in het werk der verzoening en derhalve in Christus zelf. En wie door dien Geest bij dat werk der verzoening wordt betrokken en in die waarheid wordt geleid, zal rmet de kerk belijden, dat hij deze Schriften als het heilige en onfeilbare Woord Gods ontvangt, omdat de Heilige Geest getuigt in onze harten, dat zij van God zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1941

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

De Heilige Schrift één geheel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1941

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's