Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de historie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de historie

Luthers verklaring van Paulus' Brief aan de Galaten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onbegrijpelijke en droeve terugval der Galaten. Vers 8—11.

Hoofdstuk IV.

Onbegrijpelijke en droeve terugval der Galaten. Vers 8—11.

 Ik vrees voor u, dat ik eenigszins tevergeefs aan u gearbeid heb. Vers 11.

Met deze woorden bewijst Paulus, dat de afval der Galaten hem zeer ter harte gaat. Gaarne had hij hen harder berispt, maar hij is bevreesd, dat hij ze door een al te scherpe afstraffing niet verbeteren, maar nog meer prikkelen en van zich vervreemden zal. Daarom maakt hij tijdens het schrijven z'n woorden wat milder, en zegt : Ik vrees voor u, dat ik eenigszins tevergeefs aan u gearbeid heb.

Het is, als wil de apostel zeggen : Het doet mij leed, dat ik het Evangelie onder u zoo ijverig en trouw gepredikt heb, en dat het zonder vrucht is gebleven.

Hoewel, Paulus de Galaten met de grootste zachtmoedigheid en met vaderlijke zorgen behandelt en bejegent, toch berispt hij hen gevoelig genoeg, al doet hij het dan ook op bedekte wijze.

Want door te zeggen, dat hij het Evangelie onder hen tevergeefs gepredikt heeft, dat wil zeggen : zonder vrucht, wil hij toch maar aanduiden, dat zij óf hardnekkig ongeloovig, óf van de leer des geloofs afgevallen zijn.

Beiden zijn namelijk zondaren : degenen, die niet gelooven, als ook zij, die de leer des geloofs ontrouw worden en afvallen. Al dezulken zijn goddeloos, onrechtvaardig en veroordeeld.

Tevergeefs zijn dezulken de Wet gehoorzaam, en tevergeefs houden zij dagen en maanden.

Door de woorden van dezen tekst geeft de apostel te kennen, dat de Galaten zich van Christus hebben afgezonderd en vervreemd, tenzij ze terugkeeren tot de zuivere leer. Definitief wordt bun oordeel weliswaar nog niet geveld, want Paulus begrijpt, dat hij door een te harde afstraffing niets zou bereiken. Daarom verandert hij zijn manier van schrijven, en gaat hij wat vriendelijker en welwillender tot hen spreken.

De innige band tusschen Paulus en de Galaten. Vers 12—20.

Weest gij als ik, want ook ik ben als gij, vers 12.

Deze tekst is niet leerstellig van aard, maar vol gemoedsbeweging, tot op heden had de apostel zich met de leer beziggehouden, en tijdens het uiteenzetten daarvan was zijn verontwaardiging gaande gemaakt over de houding der Galaten. Harde woorden waren door hem aan hun adres gericht.

Nu Paulus den brief voor het grootste gedeelte geschreven heeft, begint hij te bemerken, dat hij hen wat al te straf heeft aangepakt. Daarover bekommerd zijnde, omdat hij bang is, hen door zijn scherpte meer geschaad dan gebaat te hebben, laat hij nu zien, dat de toon, welke hij aansloeg, is voortgekomen uit een echt vaderlijk gemoed en een apostolischen geest. Door wat milder woorden wil hij goedmaken, wat hij eventueel bedorven heeft.

Door eigen voorbeeld waarschuwt de apostel hier tegelijk alle herders en opzieners ; dezen moeten namelijk een vaderlijk en moederlijk hart hebben : niet tegenover grimmige wolven, maar jegens dwalende schapen, opdat deze in hun zwakheid geduldig gedragen en verdragen zullen worden, en men ze met zachtmoedigheid behandelen zal. Alleen zóó kunnen ze nog weer op den rechten weg gebracht worden ; door te heftig tegen hen uit te varen zouden ze tot toorn en zelfs tot vertwijfeling gebracht worden, en niet tot boete en verootmoediging.

Dat ik in het voorbijgaan ook hieraan herinner, is vrucht der gezonde en heilzame leer; wil het goed zijn, dan moet zij de gemoederen eendrachtig en eensgezind maken.

Verlaat men evenwel de leer der Godzaligheid, en gaat men dwalingen aanhangen, dan wordt de harmonie verstoord.

Ziet ge deze dingen in, en bemerkt ge, dat broeders of discipelen door dwaalgeesten verleid worden, en het stuk der rechtvaardigmaking ontrouw worden, dan zult ge constateeren, dat zij met bitteren haat gaan vervol­gen degenen, die zij te voren hebben bemind.

Zulks ervaren wij ook heden ten dage. Velen, die aanvankelijk de zaak des Evangelies een goed hart toedroegen, gaarne naar ons luisterden en onze geschriften wilden lezen, die ook de gave des Heiligen Geestes in ons erkenden, zijn van ons uitgegaan. En na door dwaalgeesten verleid te zijn, is niemand ons en onze leer vijandiger gezind, dan zij.

De Wederdoopers haten ook de papisten, maar ons nog méér !

Dikwijls verwonder ik er mij over, waar die vreeselijke woede en schrikkelijke haat in hun hart plotseling vandaan komt, aangezien zij ons te voren werkelijk liefgehad hebben. Wij hebben hen in het minst niet beleedigd, en ook hebben wij nimmer aanleiding gegeven voor hun haat. Integendeel. Zelfs hebben zij moeten bekennen, dat wij alleen datgene zoeken en nastreven, waardoor Christus' weldaden en Zijn eer geprezen worden enz. Nogmaals : ik verwonder mij er over, waar die haat vandaan komt. De oorzaak ligt dan ook alleen in het feit, dat zij geluisterd hebben naar nieuwe leermeesters ; door hun gif zijn ze besmet, en ze zijn aangezet, om ons onverzoenlijk te gaan haten.

Ik zie, dat dit het lot is van alle apostelen en dienaren des Woords. Velen hunner leerlingen en toehoorders worden door goddelooze opvattingen van dwaalgeesten aangestoken en daarna ontbranden zij in toorn tegen hun leermeesters.

Zeer weinig Galaten bleven standvastig in de leer, die Paulus gebracht had.

Zij, die door de valsche apostelen verleid waren, erkenden Paulus niet meer als hun leeraar ; en zijn naam en leer was daarna éen voorwerp van hun haat, als niets te voren.

En ik vrees, dat de apostel door dezen brief heel weinig lieden van hun dwaling bevrijd en terechtgebracht heeft.

Waar tijdens onze afwezigheid de gemeente verleid werd, dan zouden ook wij door het schrijven van zelfs vele brieven niets bereiken. Sommigen, die vast staan in de leer, zouden geen andere houding tegenover ons gaan innemen, maar het meerendeel zou zich tegen ons gaan gedragen, als op het oogenblik zij doen, die door de secten verleid zijn, en liever de paus zouden aanbidden, dan luisteren naar onze vermaningen.

De Lutheranen, zoo zegt men, hebben de wijsheid alleen niet in pacht ; ze zijn de eenigen niet, die Christus prediken, en ze bezitten niet alleen den Heiligen Geest, de gave der profetie en de juiste uitlegging der Heilige Schrift. En — zoo gaat men verder — onze leeraars staan zelfs in vele opzichten stukken hooger dan de Lutherschen, want hun leer is „geestelijker" van aard. Van de ware theologie hebben de Lutheranen nog nooit iets begrepen, wijl ze hangen aan een letter.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1941

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Uit de historie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1941

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's