Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NIENKE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NIENKE

FEUILLETON

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERHAAL UIT 'T FRIESCHE VOLKSLEVEN

(Met toestemming Uitgever J. H. Kok te Kampen) 119)

En terwijl zij de vermoeide oogen sloot en de handen vouwde, sprak zij met haar zilveren stem, die op zoovelen zulk een buitengewonen indruk achterliet :

De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij doet mij nederliggen in grazige weiden ; Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren ;

Hij verkwikt mijne ziel ; Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid om Zijns Naams wil. Al ging ik ook in een dal der schaduwe des doods, ik zoude geen kwaad vreezen, want Gij zijt met mij ; Uw stok en Uw staf die vertroosten mij.

Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijne tegenpartijders ; Gij maakt mijn hoofd vet met olie ; mijn beker is overvloeiende.

Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen alle de dagen mijns levens, en ik zal in het Huis des Heeren blijven tot in lengte van dagen".

Eerbiedig zat Liesbet te luisteren. Wat was het, dat aan deze woorden hedenavond zulk een buitengewone beteekenis gaf en waarom noemde Zuster Ina haar Bea ? Dat had zij sinds dat oogenblik, toen zij voor altijd aan haar verbonden scheen te zullen worden, nooit weer gedaan. In het Huis stond zij bekend onder den naam van Bet ; alleen de Zuster was gewoon haar bij den geboortenaam te noemen, om vroeger reeds verklaarde reden, maar waarom nu die herinnering aan den tijd, toen zij zoo ver af leefde van God en Zijn Woord ? Zou zij ziek zijn en van haar heengaan ? Maar hoe arm werd dan haar leven en hoe zou zij hier dan nog langer kunnen blijven dn die groote stad, waar de enkeling wegraakt als de waterdroppel in den stroom !

„U gaat ons toch niet verlaten, Zuster ? "

„Zoo God het wil. Soms heb ik zoo het gevoel, dat mijn levenstaak weldra afgeloopen zal zijn en de Heere iets anders met mij voor heeft".

„En dat, terwijl wij ons allen zoo aan u verbonden gevoelen, de gezonden zoowel als de zieken, en niemand u missen wil. O, Zuster, spreek toch zoo niet, want waar moet ik dan heen ? "

„Misschien heeft God ook met jou-nog wel heel iets anders voor. In elk geval wenschen wij beiden in Zijnen heiligen wil te berusten, nietwaar ? "

Een luid gesprek in de gang boeide evenwel het volgend oogenblik beider aandacht. Als Liesbet toen nog eens een blik op haar vriendelijke beschermvrouw geslagen had, zou haar opgevallen zijn, hoe deze plotseling kleurde. „Hier moet u wezen", klonk opeens een bekende stem, waarop werd aangeklopt en aanstonds daarop de deur geopend.

„'k Heb hier nog bezoek voor u. Zuster, hoewel ik het anders veel beter voor u vond, dat u in bed ging en rust nam, maar de menschen zeggen, dat u van hunne komst afweet. Alleen wil ik u zeggen : maak het niet te lang, hoor ; en o wee, als u nu morgen erger bent".

Bij deze woorden hief de directrice dreigend haar vinger op, al was het aan haar blik te zien, dat zij 't niet ernstig meende, en liet de familie Santema binnen.

Sprakeloos van verbazing staarde Liesbet hen allen aan. Een hoog rood vloog over haar gelaat en reeds maakte zij aanstalten om te vertrekken, toen de Zuster haar een wenk gaf om te blijven en meteen opstond om hen aan elkander voor te stellen met 't woord : „Oude bekenden, naar ik meen".

Even scheen het, alsof inzonderheid boer Santema met zichzelf in tweestrijd was. Oogenblikkelijk kende hij de dochter van die weduwe Paulussen, uit het Armvoogdij kamertje, waarnaar hij nooit zou hebben omgezien, met wie hij zich nimmer bemoeide, die ver beneden den stand van de Santema's op „Donia-state" stond en in wie hij nu te zien had de moeder van het kind, 't welk mede aan zijn zoon behoorde. Nog eenmaal scheen in hem de oude grootheid boven te komen uit de dagen, toen hij nog de gevierde man was tot in wijden omtrek en Thijs Sangers zijnen weg nog niet kruiste. Toen boer Santema nog bekend stond vanwege zijne soliditeit, welke nog méér waard was dan zijne landerijen en zijn veestapel en zijn bankpapier. Eén blik zijner vrouw en niet het minst ook van die Zuster, bracht zijn denken evenwel in andere richting Was hij niet onder de moordenaren gevallen, — hij zelf óók, even goed als Gabe, en was dat meisje daarvan niet het slachtoffer geworden ?

Zwijgend, zonder een woord te kunnen uitbrengen, stak vrouw Santema haar de hand toe en hield toen de hare vast. Niet één, die de stilte verbrak, 't Was een aandoenlijk, maar tevens beslissend oogenblik. De boerin was de eerste, die sprak en in haar stem was het hart van de vrouw en de moeder aan het woord

„Voortaan zullen wij geen vreemden meer voor elkaar zijn, denk ik ; je hebt óók veel geleden en wij hebben véél aan je goed te maken, mijn kind".

Méér kon zij op dat oogenblik niet zeggen doch het ijs was gebroken, 't Gelaat in hare handen verborgen, van schaamte en berouw niet den durf hebbend om de oogen op te slaan, liet Liesbet zich snikkend op haar stoel neervallen. De ontmoeting was zóó onverwacht en daarom omvoorbereid. Doch juist daarom zoo echt en zoo waar.

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1942

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

NIENKE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 januari 1942

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's