Rechtzinnig en vrijzinnig
Het is een merkwaardig verschijnsel, dat ondanks alle strevingen naar eenheid, de bovengenoemde tegenstelling maar niet wil verdwijnen. Merkwaardig vooral, omdat de vrijzinnigen daaraan zonder bedenking medewerken, om het niet sterker uit te drukken. Een artikel over het formulier van bevestiging van kerkeraadsleden in „Kerk en Wereld" van 23 Januari, behandelt de wijzigingen op verzoek van de ouderlingen en diakenen door de predikanten der N. H. Gemeente te Zutfen aangebracht, opdat zoowel „vrijzinnige als rechtzinnige" kerkeraadsleden er mede kunnen instemmen.
Op deze aangelegenheid werd door Ds Vermaas reeds de aandacht gevestigd, zoodat wij op de zaak zelf niet behoeven terug te komen. Het is echter typeerend, dat men zich een samengaan voorstelt met behoud eenerzijds van zijn rechtzinnigheid, anderzijds van zijn vrijzinnigheid. Of deze onderscheidingen hebben geen zin, óf men zoekt een eenheid der tegenstellingen in een denkbeeldige wereld, of liever een denkbeeldige kerk.
De handhaving van de woorden : rechtzinnig en vrijzinnig, herinnert echter aan de werkelijkheid, waarin men zich bevindt.
Een ander voonbeeld uit hetzelfde nummer beweegt zich op den bodem van deze werkelijkheid. Het is ontleend aan een conferentie van gedelegeerden voor Gemeente-opbouw te Doorn. De schrijver deelt in zijn artikel een en ander van zijn indrukken mede, o.a. aangaande een vraag van een der aanwezigen naar aanleiding van de ontkerkelijking en ontkerstening. Deze had blijkbaar betrekking op het „feit, dat deze verschijnselen de vrijzinnige gemeenten zooveel zwaarder hebben getroffen dan de rechtzinnige".
Daaraan knoopt de schrijver een bedenking vast, welke hij niet wil achterhouden : „Het viel mij telkens op", zoo schrijft hij, „hoe vanzelfsprekend men zich ter conferentie bewoog in bepaalde rechtzinnige gedachtenschema's en zich bediende van orthodoxe zegswijzen". Verder geeft hij als zijn meening weer, dat juist de vrijzinnige bepaalde bedenkingen hebben zal en z.i. hebben moet. (Wij cursiveeren).
Hier wordt dus van vrijzinnige zijde op goed bedoelde en vriendelijke wijze openlijk verklaard, dat de vrijzinnige bepaalde bedenkingen moet hebben tegen wat hij noemt rechtzinnige gedachtenschema's en orthodoxe zegswijzen.
Wij nemen aan, dat de schrijver voor gedachtenschema's en zegswijzen houdt, wat hij als zoodanig aanduidt, maar dat zijn bedenking toch opkomt uit een gevoel, dat het hier niet slechts om gedachten en zegswijzen gaat. Het verschil ligt dieper.
Gedachtenschema's, van welken aard ook, hebben een achtergrond, waaruit zij opkomen, een fundament en uitgangspunt, waarop zij gebouwd zijn. Een gedachtenschema op zichzelf is niets, maar het heeft zijn beteekenis in een zekere werkelijkheid, of wat men daarvoor houdt.
Het verschil is niet zoo onschuldig en de bedenkingen, die men tegen rechtzinnige gedachtenschema's en orthodoxe spreekwijzen heeft, treffen niet het schema, maar de zaak, welke daarachter ligt en die in het schema een logische gestalte aanneemt. Zoodra van, wat men noemt, het gedachtenschema of de zegswijze, nadere verklaring wordt geëischt, zal het aan den dag komen, dat het vanuit die werkelijkheid wordt bepaald.
Rechtzinnige gedachtenschema's komen op uit het verband tusschen de geloofsstukken, zooals de rechtzinnige die met het hart gelooft en met den mond belijdt. Het kan zelfs zoo zijn, dat men voor gedachtenschema houdt, wat een rechtstreeksche belijdenis des geloofs is.
Daarom teekenen bedenkingen, die de vrijzinnige hebben moet, als hij met orthodoxe woordvoerders in goeden gemoede confereert, diepere verschilpunten, die het geloof zelf raken.
Ook dit kan worden geïllustreerd met een voorbeeld uit hetzelfde nummer, waaraan het bovenstaande werd ontleend. „Vereniging op het Centrale", zoo luidt de titel.
„Zoek de vereniging niet in de heerschappij van dogma en geloofsbelijdenis (al hebben zij ook hun recht), maar in de levensbelijdenis. Als ik de discussies lees over de „nederdaling ter helle", de „maagdelijke geboorte" enz., ontkom ik niet aan de verzuchting : liggen hier nu de waarlijk reddende en behoudende krachten, die een levend Christendom aan de wereld nu te bieden heeft ? Het Christendom sleept veel ballast mee".
Heerschappij van dogma en geloofsbelijdenis wordt in één adem genoemd, alsof het eenzelfde zaak betrof. Zet daar nu naast de uitdrukking heerschappij des geloofs. Wat anders wil ook de vrijzinnige nastreven dan de heerschappij des geloofs, zooals hij 't ziet ?
Hoe zal echter het geloof heerschen, zoo het niet leeft, en als het leeft, hoe zal het anders heerschen dan door getuigen, d.i. belijden in woord en daad ? Hoe ook zal zijn waarlijk reddende en behoudende kracht openbaar worden, dan door het getuigenis in woord en daad ?
Moet men dan aannemen, dat de vrijzinnige een geloofsbelijdenis niet als levensbelijdenis ziet ? Voor zich zelf zal hij dat zeker doen, al is hij in het algemeen niet voor een bindende belijdenis.
De heerschappij van een levensbelijdenis, die hij zoekt, zal moeilijk wat anders kunnen zijn dan de heerschappij van zijn geloof aangaande het leven.
De orthodoxe belijdenis wil niet anders zijn dan belijdenis des geloofs aangaande het leven, en dat niet naar een gedachtenschema of een denkbeeld, hetwelk hij zich van dat leven heeft gemaakt, maar overeenkomstig een door Woord en Geest verkregen kennis : Hierin is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen en waarachtigen God en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt". (Joh. 17 : 3).
Men stelle voorts de uitkomsten eener theologische bezinning op de geloofswaarheden en haar onderling verband niet gelijk met de belijdenis des geloofs. Reeds meermalen hebben wij er op gewezen, dat er onderscheid is tusschen geloofswaarheden en dogmatische beschouwingen.
Zoo kan iemand een verzuchting slaken, als hij de discussies leest over de „nederdaling ter helle", de „maagdelijke geboorte" enz. Dat kan ook een orthodox man overkomen, maar dan wordt zijn verzuchting gewekt niet, omdat men discussieert, want dat kenmerkt het belang der zaak, maar door de wijze, waarop men daarover discussieert, b. v. indien men tekort doet aan de waarheid, zooals die door de Heilige Schrift wordt geleerd.
In die discussies ligt niet de reddende en de behoudende kracht van een levend Christendom, maar deze mag van het feit niet worden losgemaakt, zonder haar te verliezen. Als de Christus niet geboren is, zooals de Schrift daarvan getuigt, is ons geloof evenzeer ijdel, dan wanneer Hij niet is opgestaan. (1 Cor. 15)
De discussie over geloofsstukken kan inderdaad veel theologische en wijsgeerige ballast hebben aangebracht. Het doet den eenvoudigen geloovige dan ook niet de minste schade, als hij van al die ballast onwetend is.
Maar men wachte zich er toch voor te meenen, dat de belijdenis : „geboren uit de maagd Maria" door de gemeente van Christus als ballast buiten boord kan worden geworpen zonder de kracht des Evangelies weg te nemen. Deze belijdenis staat trouwens niet op zich zelf, maar houdt b.v. onmiiddeMjk verband met hetgeen de Schrift leert aangaande den mensch. Zij teekent daarin, hoe God den mensch ziet en hoe deze tegenover zijn God bestaat.
Dat verband zal trouwens den niet-rechtzinnige ook duidelijk kunnen zijn, als hij er zich rekenschap van geeft, hoe hij over den mensch denkt. Indien hij omtrent den mensch denkbeelden heeft, die niet overeenkomen met het beeld, dat de Schrift ons voor oogen stelt, zal hij ontdekken, dat dit niet zonder invloed blijft op zijn gedachten over zonde en verzoening, over den Christus der Schriften en zoovele stukken der belijdenis, die hiermede saamhangen.
Rechtzinnig en vrijzinnig wijzen dan ook in den grond der zaak op een tegenstelling, die een centraal karakter vertoont. Dit zal steeds weer aan den dag komen als rechtzinnigen en vrijzinigen elkander ontmoeten. Het blijkt ook daaruit, dat de vrijzinnige zich zelf telkens weer op een onbevangen wijze als vrijzinnige aandient. Hier liggen principieele tegenstellingen, welke onvereenigbaar zijn met het geloof, dat geen anderen regel kent dan de Heilige Schrift alls het geopenbaarde Woord Gods.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1942
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1942
De Waarheidsvriend | 6 Pagina's