Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NIENKE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NIENKE

FEUILLETON

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERHAAL UIT 'T FRIESCHE VOLKSLEVEN

(Met toestemming Uitgever J. H. Kok te Kampen) 123)

„Ben je moe man ? " vroeg mevrouw Buitenveld, „je ziet zoo bleek".

„Een-beetje; het was deze week nogal druk, hè ? "

„Me dunkt het ; eerst die vervelend lange kerkeraadsvergadering en dan de Schoolvereeniging en de Mannenvereeniging, en dan daarbij nog een begrafenis en al dat huisbezoek. Zijn de ontmoetingen anders aardig ? "

„Och, wat zal ik zeggen ; je weet, welke verschillende elementen in de gemeente gevonden worden. Over het algemeen heeft men wel waardeering voor den arbeid, maar toch vind ik niet die meeleving en die verdieping van het geestelijk bewustzijn, welke ik zoo gaarne zag. Een enkele uitgezonderd, maar de groote menigte blijft zoo aan de ofppervlakte en stelt zich tevreden met een uitwendigen vorm of een naam, om echter, zoodra maar iets buiten het gewone kader van hun begrip of belijden wordt gezegd of gedaan, de ooren te spitsen en hunne gewichtige bedenkingen te maken, welke vaak in het geheel niet het zieleheil raken".

„En wat is er dan nu weer, dat de dominé niet goed heeft gedaan ? " vroeg mevrouw, niet zonder spijt, die aanstonds wel begreep, dat hij op iets zinspeelde.

„Och, die preek schijnt nog altijd na te werken, je weet wel, over „een zeker mensoh", maar dan in een andere ridhting, dan ik bedoelde".

„Dat heb ik aanstonds wel gedacht. Heel veel menschen zijn zeer rechtzinnig, als het hen maar niet te na komt en te veel kost. Het geestelijk ideaal, dat je van de gemeente hebt, is veel te hoog".

Een stille trek aan zijn pijp en het in gedachten uitblazen van een klein rookwolkje, was zijn eenig antwoord.

„En is er dan niemand, die mèt je iets gevoelt van dat hooge, dat nu maar niet zoo aanstonds voor den greep ligt en alleen maar met inspanning van alle krachten verkregen kan worden ? " vroeg zij eenigszins verstoord.

„Een enkele wel. Bij de Piersma's is het voor mij altijd als eene oase, waar ik me erg thuis gevoel, waar men mij verstaat en ik mij kan uitspreken ; en baas Gurbe met zijn goeie Gelske, die altijd maar het huis door draaft, om het haar huisgenooten zoo goed mogelijk te geven, en Nienke niet te vergeten, zijn ook wel ééns geestes met mij, maar daar zijn ook anderen, die óf totaal gevoelloos alles aanhooren, zonder zich persoonlijk rekenschap te geven, hoe zij daartegenover staan, óf reden meenen te hebben, vaak zonder den noodigen ernst in oppositie te moeten gaan".

„Maar daar zijn er toch wel meer, die het met je opvattingen van de waarheid eens zijn. Schilder Glazema bijvoorbeeld, en de familie van Tamme Visser, en Pier Boukes niet te vergeten ; en er zullen er zeker wel meer zijn, ook onder de arbeiders".

„Wat Glazema betreft, daar heb je nooit houvast aan. De man stemt mij te gemakkelijk de dingen toe, zonder ooit eens een eigen gedachte of meening daartegenover te hebben. Hij doet mij altijd denken aan zijn handwerk, als hij bezig is met de verfkwast alles glad te strijken en over elke wondeplek desnoods een vernisje te halen. Tamme Visser is een heel andere verschijning. Vooral, nu hij zich in den laatsten tijd meer en meer onafhankelijk begint te gevoelen, en niet het minst onder den invloed van Thijs Sangers, die daar druk in- en uitloopt en allerlei bedenkingen tegen de prediking meent te hebben, schijnt zijne belangstelling en liefde in wat hem voorheen dierbaar was, te verminderen".

„Thijs Sangers moest maar eens wat minder borrelen ; de meid vertelde, dat hij de vorige week op een avond uit een sloot is gehaald, waar hij tengevolge zijner dronkenschap was ingeloopen. 'k Dacht, dat Visser verstandiger zou zijn en anders zijn vrouw, dat zij zich niet zoo door dien veekoopman lieten beïnvloeden. Maar de koster dan ? "

„Pier Boukes is een innig vroom man, die dieper dan menig ander de Waarheid doorzoekt en alles lief heeft, wat tot 't Koninkrijk Gods in betrekking staat, doch daarbij steeds de neiging heeft om terwille van de souvereiniteit van de genade Gods, de menschelijke verantwoordelijkheid op te offeren".

„Ook geen gemakkelijk op te lossen probleem", antwoordde mevrouw, die in de dogmatische quaesties, waarover zij in de pastorie voor en na zooveel had hooren redeneeren, heel goed thuis was. „Maar ik dacht, dat de oude man uit grooten eerbied voor z'n dominé met dezen in alles meestemde".

„Neen, maar zóó is het niet. Pier Boukes heeft groote vereering voor het ambt, en ik ben er van overtuigd, dat hij voor mij door het vuur zou gaan, als het moest, maar de vrees, dat hij de majesteit Gods te na zou komen, weerhoudt hem om den rijkdom en de volheid van Gods liefde te aanvaarden. Sinaï met zijne verschrikkingen staat hem meer voor den geest dan Golgotha met zijn kruis der verzoening, en de vrees van weer tot het verbroken werkverbond te vervallen, wat den natuurlijken mensch altijd zoo eigen is, weerhoudt hem het genadeverbond in al zijn omvang kinderlijk blijmoedig te aanvaarden. Hoewel zij langzamerhand wat naar elkander toebuigen, is dat steeds het groote geschilpunt tusschen Pier en zijn boezemvriend Gurbe. Voor de rest is hij een man met een edel karakter, zooals ik wenschte dat er meer in de gemeente waren. Ze dwingen tenslotte eerbied af, en zelfs boer Santema dweept met onzen koster".

„Hé, van Santema gesproken ; wij hebben den geheelen dag niets van „Donia-state" gehoord. Een paar dagen geleden kon niemand bij de deur komen, of het was over de menschen daar. Oude Antje bolleloopster had bij de keuken een heel verhaal, zoodat, wanneer de helft er van waar mocht zijn, het al erg genoeg is, en de post wist te vertellen, dat het eene telegram na het andere naar buiten moest. Hebben ze er bij Gurbebaas niet over gesproken ? "

„Geen woord ; maar nu was de gelegenheid ook niet geschikt. Bovendien roer ik uit mezelf zulke punten nooit aan, als men er niet over begint. Een dominé moet altijd zoo voorzichtig zijn met hetgeen hij zegt, vooral, waar het de gewone nieuwtjes van den dag betreft".

„Altijd in een glazen huis ; 't zou mij ook wel eens aardig lijken, als andere menschen niet zoo in alles te worden nagegaan", zei mevrouw, terwijl zij opstond en thee schonk.

Met iets vermoeids in zijn blik keek dominé Buitenveld naar hare bewegingen, 't Leven in de pastorie had haar teleurgesteld en was dan ook eentonig, vooral, waar zij zooveel alleen zat en niemand om zich heen had, met wie zij spreken kon. Als een Hanna, was moedervreugde haar steeds vreemd gebleven en hij wist, hoe zij daar wel onder geleden had, al sprak de mond daar niet over. Wreede menschen hadden er wel eens grapjes over gemaakt en anderen, zonder dit te weten en te willen, hadden haar vaak pijn gedaan door in herinnering te brengen, wat hier in de pastorie ontbrak. Toch had zij altijd moedig ingeworsteld tegen de velerlei teleurstellingen, welke haar ook niet vreemd bleven, en zooveel het haar mogelijk was meegeleefd in het moeilijke werk van een prediker, die al de belangen zijner gemeente graag behartigt. Maar daarom te meer trof het hem, in dit laatst gesproken woord te vernemen, wat gewoonlijk diep in haar hart verborgen was. Had hij zelf ook wel niet eens oogenblikken, waarin het gewone maatschappij-leven hem zoo begeerlijk scheen en meermalen uitgesproken, dat hij best begrijpen kon, hoe meer dan één collega er toe kwam om het ambt neer te leggen en tot een anderen staat des levens over te gaan ?

„Een glazen huis", dat was 't rechte woord voor de pastorie en voor heel het predikantsleven, waarin elk liefst zijn blikken wierp en dan altijd lang niet even vriendelijk en bescheiden, doch óók wel eens ruw en ongemanierd, uit lust tot vitterij of door andere onheilige begeerten gedreven. Was het hem niet, alsof het huisbezoek hem ieder jaar zwaarder viel en het gewicht van het ambt steeds drukkender werd ? En kwam er nu maar eens eene opleving in de gemeente of ontving hij nu maar eens een bijzonderen zegen op zijn werk, maar het was alles zoo kerkhof-stil en zoo doodsch. Was dan de Geest des Heeren niet meer in het midden der gemeente ?

Een zachte ruk aan de bel gaf beider gedachten een andere richting. Wat dit nu nog zijn mocht in 't avonduur ? „'k Hoop niet van nog een zieke", zei mevrouw, teleurgesteld bij de gedachte, dat haar man er misschien nog uitgehaald werd. Even later kwam de meid binnen met te zeggen, dat boer Santema van „Donia-state" daar was om dominé te spreken. Oogenblikkelijk kreeg het gelaat van Ds Buitenveld en van zijn vrouw een andere uitdrukking. „Boer Santema ? Laat hem aanstonds binnen komen".

Wat dit wezen mocht ? Nog nooit was dit gebeurd, dat de president-kerkvoogd een bezoek aan de pastorie bracht, of het moest wezen in die qualiteit, omdat er iets te repareeren of te veranderen viel, doch daar kon het op dit uur niet om te doen zijn. Er moest werkelijk al iets zeer belangrijks wezen, dat deze in dit uur er toe kwam om den weg naar de pastorie in te slaan.

Oogenblikkelijk werd dit bezoek in verband gebracht met de gebeurtenissen in betrekking tot „Donia-state", waar elk over sprak, zonder het rechte te weten.

Met een blik, waarin duidelijk de verwondering te lezen stond, trad Ds Buitenveld hem tegen en noodigde, na een warmen handdruk, hem vriendelijk uit om verder te komen.

Hè, wat kreeg de eigenaar van „Donia-state" hier een gevoel van rust en veiligheid over zich. Heel anders, dan in eigen woning, waar bij de woeligheid van het bedrijf, ook nog de uiteenloopende karakter- en levensbeschouwingen zoo vaak oorzaak van botsing waren. Onwillekeurig gleed zijn blik de kamer rond, waar alles tot vertrouwelijkheid scheen uit te noodigen. Even moest hij stil zitten, om het rechte woord te zoeken, waarmede hij wilde beginnen, en in dat korte oogenblik was de merkbare verandering opvallend, welke in enkele dagen bij den man had plaats gegrepen.

„Toch geen moeilijkheden ? " begon Ds Buitenveld, om hem het spreken gemakkelijk te maken.

„Geen moeilijkheden, dominé ? Opgestapelde moeilijkheden, tot een hoogte, waar je bang van zoudt worden ! U begrijpt wel, dat er héél wat wezen moet, als Dirk Santema uit verlegenheid naar de pastorie gaat".

Op het uitspreken dezer woorden, waarbij duidelijk eene trilling in zijn anders zoo vaste stem merkbaar was, volgde van weerskanten stilte. Mevrouw zocht afleiding, door den bezoeker een kop thee te schenken, en dominé klopte zijn pijp uit.

„En kan ik u misschien te midden van dat alles dan helpen ? " vroeg hij.

„Vóór alle dingen heb ik iets goed te maken, dominé" — begon boer Santema weer. „Herinnert u zich nog die preek, heel lang geleden eens gehouden over de gelijkenis van den barmhartige Samaritaan, waarbij u den nadruk ging leggen op de velen, die in de nabijheid van onze kerken en van het Christendom, zal ik maar zeggen, in handen van de moordenaars vielen en daar zouden omkomen, als niemand naar hen omzag ? En weet u nog wel, toen gezegd te hebben, dat de gevaren juist daar zoo groot zijn en wij onze roeping tegenover deze ongelukkigen zoo licht verwaarloozen ? Nu, ik wil u wel zeggen, dat dié preek veel kwaad bloed bij mij gezet heeft en ik vanaf dit oogenblik in stilte eene vijandige houding tegenover u heb aangenomen. Want ik voelde, dat u gelijk had, en ik wist, dat ik zelf op den weg was mij door de moordenaren op dien kerkweg te laten uitkleeden, zonder dat ik moeite deed, aan hun greep te ontkomen. En niet alleen ik, maar óók van mijne huisgenooten, met name de twee oudste kinderen. Neen, u moet mij niet in de rede vallen ; laat mij alstublieft uitspreken, wat hier binnen brandt.

Het is mijn hoogmoed en trots geweest, die mij belet hebben dit alles te erkennen, toen het nog niet te laat was en mij door den Bijbel te laten onderrichten. Dat was wel noodig voor anderen, maar niet voor mij, die zoover boven de menigte stond. Daar kwamen nog allerlei andere invloeden bij, die ik hier niet noemen zal, om niet den indruk te geven, dat ik de schuld van mijzelf op anderen wil werpen. Intusscen zag ik duidelijk, dat het verkeerd liep. Mijn vrouw deed al haar best voor vreemden te verbergen, wat op „Donia-state" zich vóór en na afspeelde, maar het liep mis. 'k Wist zelf wel, dat het verkeerd ging, maar had geen macht meer om mij los te rukken uit de strikken, waarin ik steeds vaster gevangen raakte.

'k Zag, hoe in mijn huis hieronder geleden werd, en toch ging ik dóór op dien weg. Als ik er aan terugdenk, is het mij nóg een raadsel, dat maar op ééne manier kan verklaard worden : ik was in de macht van den duivel, van wiens bestaan ik anders nooit veel moest hebben, maar die mij vast in zijn klauwen hield en wien ik willig volgde, als het schaap naar de slachtbank. Mijn, naam en mijn crédiet ging weg, en toch ging ik dóór op dit heilloos pad. Hoe was 't mogelijk !" Hier scheen zijn eigen verhaal hem te overmeesteren. Even zweeg hij. Allen waren onder den indruk van deze eerlijke biecht.

„Drink u eens uit", sprak mevrouw Buitenveld, terwijl zij een traan wegpinkte.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1942

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

NIENKE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 februari 1942

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's