Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Borg met Zijn hart

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie is Hij, die met Zijn hart borg worde, om tot Mij te genaken ? Jeremia 30 vs. 21.

In de hoofdstukken 30 en 31 lliezen wij van Israels ellende, verlossing en dankbaarheid. Deze woorden groepeeren zich deels kort vóór, deels kort na den val van Jeruzalem en hebben in hfdst. 30 vs. 21 den Messias op het oog, die als de Heerlijke en Heerscher uit Israël voortkomt en met Zijn hart borg wordt om tot God te genaken. Als dat geschied is, dan zal Israël : God tot een volk en God Israël tot een God zijn. Om der zonde wil zijn zij verstooten, doch na loutering door lijden en door het werk van den Messias is er weer verzoening en vereeniging mogelijk.

In de volheid des tijds is dit door den Heere Jezus Christus bewerkt. Naar het woord van Jeremia was deze Heerlijke en Heerscher Borg met Zijn hart. Als zoodanig was Hij : 1e. voor Zijn komst beloofd, en 2e. heeft Hij dit in Zijn leven bewezen en 3e. met Zijn dood bezegeld.

1. Vóór Zijn komst beloofd. Vers 21 van Jeremia 30 vraagt heden onze bizondere aandacht. Er zal uit Israël voortkomen een Heerlijke en Heerscher. Wie dit louter nationaal opvat, komt tot de conclusie, dat hier sprake is van een aardschen Leidsman : Israël zal hebben een vorst uit eigen midden. Dit zou inderdaad de voor de hand liggende verklaring zijn, indien niet het vervolg van dit vers tot een andere verklaring ons dringt, omdat over dezen Heerlijke en Heerscher nog wat anders wordt gezegd. De Heere zegt n.l. : Ik zal Hem doen naderen en Hij zal tot Mij genaken, m.a.w. : Ik zal Hem toegang verleenen dat Hij tot Mij nadere. En dat dit iets zeer buitengewoons is, blijkt uit de toevoeging : Want wie is Hij, die met Zijn hart Borg worde, om tot Mij te genaken ? Dit wijst op de ongenaakbaarheid Gods. Hij bewoont een ontoegankelijk licht. Een zondaar kan tot God niet naderen. Dat zou hem het leven kosten. God is heilig, en wie kan voor Zijn aangezicht bestaan ? Wie kan bestaan in het gericht ? Wie kan wonen bij een verterend vuur en een verdelgenden gloed ?

Maar die Heerlijke en Heerscher is geen zondaar. Hij kan wèl bestaan. Hij kan wèl tot God naderen. Hij kan, wat geen enkel menschenkind vermag. Daarom hebben wij hieronder te verstaan de Messias. En in het klare licht der volle openbaring zien wij hier het beeld van onzen Heere Jezus Christus den Rechtvaardige, die geen zonde gekend of gedaan heeft, voor ons oprijzen. Er wordt hier niet bepaald gezegd, wat deze Heerlijke en Heerscher, die Borg met Zijn hart is, bij God moet doen. Maar Hij nadert tot God, niet als particulier persoon, doch als Vorst van Israël, dus ten behoeve van Israël. Hier is dus een Messiaansche profetie. De tekst wijst op het Middelaarskarakter van dezen Borg. Hij is de Voorspreker van Zijn volk, die hun zaak bij God bepleit, gelijk dit zoo heerlijk in Jezus Christus is vervuld.

Maar in bizondere mate wordt onze aandacht geboeid door Jeremia's woord, dat hij den Messias noemt een Borg met Zijn hart. Er zijn vele Oud-Testamentische woorden bekend, als b.v. een profeet uit het midden der broederen, een priester naar de ordening van Melchiziedek, een koning uit Davids geslacht, de lijdende knecht, de Rechtvaardige Spruite, enz. maar zeer weinig is doorgedrongen dit m.i. schoonste woord van Jeremia, dat de Messias is de Borg met Zijn hart. Als zoodanig is Christus in het Oude Testament beloofd en vóór Zijn komst op aarde is Hij als zoodanig geteekend. Hij is de Middelaar, die onder allerlei gestalte optreedt en in een bepaald gedachtenschema optreedt als Borg. De waarheid is veelzijdig en de naam Middelaar is de ruimste : Verlorenen vindt Hij als Goede Herder ; dooden worden levend door Hem als Heiland ; hongerigen verzadigd door „het Brood des Levens" enz. Maar de H. Schrift beziet ook de waarheid zeer sterk naar de zijde van de schuld, en spreekt dan van Borg. Die schuldzijde is er bij de genoemde voorbeelden ook, doch hier tasten wij haar onmiddellijk. Wij moeten de schuld betalen, maar wij weten, dat wij niet kunnen. En nu is er de zeer schoone rantsoen-gedachte bij Jesaja in Hfdst. 53, maar zij is er ook bij Jeremia. Ja, Jeremia spreekt van een Borg, een zeer uitnemenden Borg, een Borg met Zijn hart.

Door de zonde der menschheid ontstaat er schuld bij God. Ja, wij maken de schuld dagelijks meerder. Van betalen kan geen sprake zijn. Ook al zou de mensch het willen, hij zou het nimmer kunnen. De Catechismus vraagt, of God den mensch dan geen onrecht doet, als Hij in Zijn wet betaling eischt ! En het antwoord is afwijzend, want God heeft ons goed geschapen. Daar staat nu die mensch ! Rijk beladen verliet hij 's Vaders huis, maar zijn bekeeringsweg loopt langs den trog der zwijnen. Hij is in schuld verloren en beladen met den vloek en den toorn Gods. Er is geen uitweg, dan alleen door den Middelaar. In Jeremia's dagen is dit geopenbaard, door leefd en aangezegd, 't Gaat er hier om, voor het Israël Gods een Borg te vinden, die voor dat volk volkomen betaalt. De waarheid staat wel neergeschreven in 'n bepaald tijdsbestek, maar zij gaat er verre boven uit. Met deze beloofde Borg was Israël rijk en is God gekomen aan Zijn heilig recht. En 't is deze Borg, die in de wereld wordt gepredikt en door het in schuld verloren volk uit genade wordt aangenomen.

2. In Zijn leven bewezen. Christus is Borg met Zijn hart. Van Hem wordt getuigd : Zie, Ik kom om Uwen wil te doen, o God ! Er zijn in het leven vele moeilijke zaken. Er zijn vele dingen, waar men eigenlijk niet buiten kan en die men toch gaarne wil ontloopen. Want bij eenig nadenken, deinst men terug voor de consequenties. Eén van die moeilijke zaken, die voor velllen een bron van ellende oplevert, ja, soms iemands ondergang bewerkt, is de kwestie van de borgtocht. Borg worden is een precaire zaak. Men doet het dikwijls alleen voor de familie of voor de vertrouwdste vrienden. Wie zal voor onbetrouwbaren of voor zwakken of voor zijn vijanden borg worden ? Men kan borg worden op verschillende wijze. Men kan borg worden met zijn woord, 't Wordt allicht daarheen geworpen het gevleugelde woord : daar sta ik u borg voor ! Borg worden met het woord is een eerezaak en in de practijk een eeretaak. Wie iets beloofd heeft, moet het nakomen. Uw ja zij ja en uw neen zij neen. Ja, de Heere God is Zelf Borg voor Zijn volk, als Hij met eede bevestigt „Zoo waarachtig als Ik leef. Ik heb geen lust aan den dood des zondaars". Maar de bedrukte ziel zucht : Och, wierd mijn ziel door U gered ! en dan verzekert de Psalmist : Uwe ziel zal Hij bewaren. De bedrukte ziel roept : Begeef mij niet en verlaat mij niet, o God mijns heils ! En de Heere verzekert : Ik zal u niet begeven of verlaten.

Men kan borg worden met een daad. Gij staat er voor in iets te zullen doen ten goede als de persoon in kwestie niet in staat is. Juda stelt zich bij vader Jacob borg voor Benjamin. En voorts houdt de Schrift ons voor, elkanders lasten te dragen en alzoo de wet van Christus te vervullen. Men kan borg worden in den meest gebruikelijken zin : met zijn geld, have en goed. Als de schuldenaar niet betalen kan, dan wordt tot meestal groote ontsteltenis en grimmige ergernis de borg aangesproken. Uit vriendschap begonnen, word deze zaak veelal in vijandschap beëindigd.

En zie nu, hoe geheel anders staat deze zaak met Jezus Christus. Hij werd Borg met Zijn Woord en spreekt als machthebbende : Ik zeg u ! Hij werd Borg met Zijn daad : Zie, Ik kom om Uw wil te doen, o God en Hij gaat heen om ,,U plaats te bereiden". Hij werd Borg met al Zijn bezit, want de hemel heeft Hij verlaten om hier op aarde vertreden te worden. In het : ,,Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem !" ligt alles besloten.

Ja, Hij werd Borg met Zijn hart, d.i. met Zijn leven. En dat voor zondaren uit liefde, om voor schuldenaars met Zijn leven te betalen. Deze zaak eindigt dan ook niet in vijandscnap, maar in vriendschap, om ons, gelijk Petrus zegt : weer tot God te brengen.

3. Met Zijn dood bezegeld. Christus werd Borg met Zijn hart. Salomo zegt : Uit het hart zijn de uitgangen des levens, 't Komt aan op het hart. 't Spreekwoord zegt : We moeten hart voor de zaak hebben. Dan vallen zware offers licht, en anders is het lichtste offer nog te zwaar. Wie borg voor een zaak is, loopt altijd gevaar voor de consequentie gesteld te worden. Welnu, Christus is Borg met Zijn hart voor een zondige wereld. Hij is voor de consequentie gesteld. Jesaja zegt profetisch : Toen de straf geëischt werd, werd Hij verdrukt. M.a.w. Toen de boete, de schuld betaald moest worden, werd de Borg aangesproken. Aangesproken haar den Raad Gods. Dit geschiedt ook in aardsche zaken, maar dan blijkt dikwijls, dat ook de borg niet deugdelijk is. Dan is alles verloren.

Zie nu echter hier ! Christus wordt aangesproken. Wat had die Borg kunnen doen ? Dit : Zichzelf vrij pleiten, de betaling uitstellen, de boete ontloopen. Maar dat deed Hij niet. Toch wist Hij, dat God een vertoornd Rechter is. Hij, de Heerlijke en Heerscher uit Israël, was degene, die als Borg met Zijn hart, in staat was om tot God te genaken. Maar in dat gericht is Hij ten onder gegaan. Dit geeft ons een indruk en een zuiver beeld van de heiligheid Gods en de grootheid van de schuld. Dat Christus Borg was met Zijn hart, blijkt uit heel Zijn leven. Hij kwam om de waarheid te doen. Maar dit lokte conflicten uit met de leidslieden. Daarvoor is Hij nimmer op zij gegaan. Hartstochtelijk zien wij Petrus zich voor zijn Meester plaatsen : Dat zal U geenszins geschieden ! En wat zegt Hij : Ga weg ! achter Mij, Satan ! — Dat komt, omdat Christus' hart bij deze zaak was, daar Hij gekomen was om Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.

Er zijn menschen, die in het godsdienstig leven enkel met teksten werken. Zoo deden de Schriftgeleerden van beide soort : Farizeen en Sadduceën. Maar Jezus is geen theoreticus. Hij werkt met : „daar staat geschreven", zeker, maar Hij volbrengt ook het geschrevene. Hij doet den inzet met Zijn volle persoonlijkheid. Vandaar dat het conflict niet kon uitblijven. Het zondige verdraagt het heilige niet. God zeide immers : Ik zal vijandschap zetten I Maar het is voor Jezus een lijden geweest. Wel zegt Hij : Uw hart worde niet ontroerd, doch zelf wordt Hij ontroerd in den geest, ja, Hij zucht : Hoe word Ik geperst totdat het volbracht zij. Toch houdt Hij vol, want Hij is Borg met Zijn hart en betaalt Gode Zijne gelofte. Als dan de strijd hevig wordt, bidt Hij: Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker van Mij voorbijgaan, maar niet Mijn wil, doch uw wil geschiede. Petrus was borg met zijn woord, en om dat woord kracht en klem bij te zetten, wilde hij ook nog borg zijn met zijn zwaard. Alle discipelen verzaakten echter hun borgtocht en sloegen op de vlucht. Christus ging alléén dit mijden in. Straks volgen verraad, valsche aanklacht, verloochening, veroordeeling,  bespotting, marteling, laster, kruisiging en de dood, omdat Hij zich geheel gaf, wijl Hij Borg was met Zijn hart.

Jeremia vraagt : Wie is Hij, die met Zijn hart borg wordt, om tot Mij te genaken ? Nu zien wij, waartoe dit genaken dient. Het dient om als Barmhartig Hoogepriester met het offer van Zijn leven voor de schuld van Zijn volk tot God te komen. Zoo heeft Hij met ééne offerande in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden.

Dit heeft een eeuwige waardij. Daarom nadert Hij ais Vorst van Israël, en verstaan wij iets van den diepen zin, dat wij in ons naderen worden aangezien in Hem. En nu komt die Christus tot u en vraagt : Wie zegt gij, dat Ik ben ? En dan nog zegt de één : een profeet, een voortreffelijk mensch, een prediker van naastenliefde, enz. Dit alles ziet de kern voorbij. Het antwoord moet zijn : Gij zijt de Borg, ja, mijn Borg met Uw hart. Dan is er ook sprake van schuldbesef. Zoo niet, dan staan; wij voor eigen rekening. Maar zoo wij. ons tot Hem wenden in schuldverlorenheid, dan mogen wij vertrouwen, dat Hij voor ons Borg werd met Zijn hart. Vandaar dat er al­leen toegang is in den Naam van den Heere Jezus Christus.

Daar is ten slotte nog iets, dat opmerkelijk is : In aardsche zaken is het moeilijk een borg te krijgen. Alleen zij, die ook wat hebben, en die onderpand kunnen aanbieden, dien gelukt het, zij het met eenige moeite, een borg te vinden. In het geestelijke staan hier echter de zaken anders. Er wordt niet gevraagd : Hoeveel activa hebt gij zelf ? Neen, hier is het : Wie niets heeft, dan alleen schuld, schuld en nog eens schuld, die krijgt een Borg ! Zalig zijn de armen van geest, hunner is het Koninkrijk der hemelen. Die Borg zegt : Mijn zoon, Mijn dochter, geef Mij uw hart, uw ledige hart, opdat Ik het met Mijn liefde vervullen mag. Want voor dezulken sta Ik borg voor den hemelschen Rechter, dat n.l. de schuld betaald is.

Deze eigenaardige Borg zoekt zelf de schuldenaars op, omdat Hij weet, dat de betalingstermijn elk oogenblik verstreken kan zijn. Dan gaan de genadedeuren dicht. Dit is een eeuwig heilgeheim : een zondaar wordt om niet gerechtvaardigd.

Wie nu nog problemen stelt, is den Satan gelijk, want de Satan verandert Gods verzekeringen in vraagstukken ! Is het ook dat God gezegd heeft, enz., of : Indien Gij Gods Zoon zijt ! De Schrift zegt : Ga weg. Satan ! en noodigt de zondaars om te komen tot den schuldovernemenden Borg. Dit is een zaak des geloofs. Het geloof handelt zonder vraagteekens. Noach ging in de ark, vóór de vloed kwam. 't Volk juichte bij Jericho, vóór de muren vielen. Elia haaste zich, reeds op het zien van het wolkje. En gij ? Ga gij zoo tot den Borg, vóór de Rechter de vierschaar spant.

Dit ééne is kenmerkend, zoowel voor Gods liefde als voor Zijn gerechtigheid : God houdt wel genadig rekening met tekortkomers, doch niet met telaatkomers.

Zeg dan niet met Felix : Voor ditmaal ga heen ! of met Agrippa : Bijna een Christen ! of met Festus : Gij raast ! of met de Atheners : Wat wil toch deze klapper zeggen ? Maar moogt gij zeggen uit genade : Ik laat U niet los, tenzij Gij mij zegent, want Gij werdt voor mij de Borg met Uw hart.

(Ridderkerk)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1945

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 november 1945

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's