Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Belijdenis en belijdende Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Belijdenis en belijdende Kerk

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is geen wonder dat vele waarlijk confessioneele menschen met zorg de kerkelijke ontwikkeling aanzien. Veelvuldig kan men vernemen, dat de kerk weer kerk moet worden, ja, dat zij reeds op weg is weer kerk te worden. En als wij vroeger met het oog op de organisatie en in het licht van de eischen van een gezond kerkelijk leven gesteld, wel eens hebben beweerd, dat de Hervormde kerk geen kerk, maar een vereeniging van godsdienstigheid was, werd daartegen heftig geprotesteerd van den kant dergenen, die thans het hardst roepen, dat de kerk weer kerk moet worden. Dergelijke zinsneden, waartegen men weleer bezwaar maakte, kan men thans tegenkomen in den kring van de vroegere bestrijders.

Eenerzijds worden wij daardoor in het gelijk gesteld, maar anderzijds geeft het ons aanleiding om op onze beurt bezwaar te maken. Een iegelijk, die ons vroeger heeft gevolgd, weet, dat de bewering onzerzijds, dat de Hervormde kerk onder de organisatie van 1816 eigenlijk geen kerk mocht heeten, geenszins uitsloot de overtuiging, dat God ook onder de synodale organisatie Zijn kerk nog in stand hield. Ook daartegen had men bezwaar, want men wilde van geen kerk in de kerk weten. In dit opzicht is er nog niets veranderd. Men mag eigenlijk het woord richtingen niet meer noemen, hoewel zij, die tegen het noemen zelfs in verzet komen, niet minder dan wij weten, dat zij er zijn. Veel minder nog willen dezulken weten van een kerk in de kerk, al kunnen zij ook deze werkelijkheid voor God en hun geweten niet ontkennen. Alleen zij weten zoo goed als wij, dat ons het oordeel over de geestelijke waarachtigheid des geloofs niet is gegeven, zoodat wij die kerk in de kerk niet kunnen aanwijzen onder de menschen. Wij hebben geen innerlijk criterium, waardoor wij kunnen uitmaken, die en die en die behooren er toe en die en die niet. Wij zijn geen hartekenners en weten den verborgen Raad Gods niet.

Dit alles neemt niet weg, dat er een vergadering der ware Christgeloovigen is. En, ofschoon wij die niet kunnen afgrenzen, het is toch zoo. Die vergadering is bovendien in beweging. Daaraan ontvallen er, omdat zij door den Heere worden opgeroepen van deze aarde en er komen er bij. Wij zijn ook niet zoo vermetel en eigengereid om te gelooven, dat God Zijn kinderen alleen onder de aanhangers der Gereformeerde belijdenis heeft. Wie durft de vrije genade Gods binnen zulk een perk insluiten ? Vandaar dan ook, dat wij kunnen zeggen, dat de scheidslijn tusschen kerk en wereld door de kerken en richtingen heen gaat.

Niettemin heeft deze geestelijke gemeenschap eenzelfde belijdenis gemeen, omdat zij uit een en hetzelfde geloof in den Christus der Schriften, den eenigen Zaligmaker en Verlosser, leeft. In de belijdenis van dien Christus is zij één. En wijl deze belijdenis het kernpunt, het hart der zaak, raakt, is zij tegelijk getuigenis van persoonlijk geloofsleven en de in één Naam gegrepen algemeene belijdenis der kerk. Haar prediking is in de eerste plaats belij­denis van den Christus en van het heil door Hem gewrocht.

Zulk een belijden komt voort uit het geloof, dat het Woord omhelst als een kracht Gods tot zaligheid.

Men kan dus wel zeggen, dat de kerk de bodem der belijdenis is. Daarmede kan men echter alleen het levend geloof, de levende kerk, aanduiden. Wij gelooven, daarom spreken wij.

Volkomen terecht kan men daarom de Christusprediking en de Christusbelijdenis als het kenmerk der kerk noemen en al wie tot de kerk behooren, hebben zich onder die prediking en belijdenis van den Christus der Schriften te voegen, doch niemand kan ontkennen, dat het geestelijk draagvlak van het kerkelijk leven in het waarachtig geloof moet worden gezocht.

Zoodra men belijdenis zegt, wordt men bepaald bij de kerk als vergadering der ware Christgeloovigen. Er is tusschen het belijden der kerk en het Woord des Heeren een onmiddellijke betrekking. Zoo noemt men de belijdenis wel een antwoord op het Woord. Men denke echter niet aan een antwoord op een vraag van Gods zijde, want veeleer is het Woord Gods een antwoord op al onze vragen. Christus het eenige en afdoende algenoegzame antwoord op alle levensvragen, die het menschenhart beroeren. Alle antwoord of tegenwoord op Gods Woord kan in beginsel slechts tweeërlei zijn : een weerbarstig neen of een dankbare overgave en toeëigening. Welke is uw eenige troost, beide in leven en sterven ? (Vr. en antw. 1 v/d Catechismus).

Krachtens deze levende werking des geloofs is de kerk confessioneel van karakter. Zij spreekt uit haar geloof en ontdekt de gemeenschap des geloofs uit het belijden door denzelfden Geest. Dit belijden is echter nog geen confessionalisme, maar openbaring der kerk in en tegenover de wereld, die den Christus niet kent en daarom niet belijden kan. Dit belijden drijft tot de wereld uit, predikende van geloof tot geloof, opdat ook anderen tot kennis van de zaligheid Gods mogen komen. Op dat allervoornaamste stuk, de uitnemende kennis van den Christus Gods en der menschen, is de zending gericht. En alle zendingsdrang, welke niet in de allereerste plaats daardoor wordt gedreven, is onzuiver en heeft zich te toetsen aan het bevel van den Heere der Kerk. Ook de aanval, door de kerk van heden op de wereld ingezet om haar te kerstenen, zal dit hebben te bedenken, zoo zij vrucht op haar arbeid wil zien. Sociale hervormingen brengen nog geen waarachtig Christendom, maar waarachtig Christendom laat zijn kerstenenden invloed op het maatschappelijk en staatkundig leven niet vergeefs wachten. Op een waarachtig Christendom en op een levende kerk komt het aan en daarom komt het op de goede belijdenis aan.

Zoodra echter de kerk haar prediking, dat is haar belijdenis, in de wereld doet hooren, wekt zij verschillende reacties op. Haar belijdenis wordt niet zonder meer aanvaard en kan ook niet zonder meer aanvaard worden. Zij komt tot een wereld, die op haar wijze ook wordt beroerd door de vragen onzer existentie. De geest der wereld geeft ook een antwoord op die vragen. Hij tracht dat althans te doen. En hij geeft geen eenstemmig antwoord. De wereld is bereid om van uit haar wijsheid de prediking van den Christus te benaderen, te wegen en te beoordeelen.

(Paulus op den Areopagus). Van uit haar godsdienstigheid ook tracht zij aansluiting te vinden en Christelijke ,,gedachten" te annexeeren aan de hare. Krachtens den aard van den geest der wereld toch wil zij de Christelijke religie als een soort philosophic verstaan.

Het is dus geen wonder, dat er in en om de Christelijke prediking een theologisch-wijsgeerige discussie ontstaat, waarin de belijdende kerk betrokken wordt. Dit kan in de wereld niet uitblijven, omdat de geest van de wereld ook in het hart der belijders dezelfde reacties opwekt. Het strijdperk der kerk ligt allereerst in de kerk zelf. Het geloof, dat de wereld overwint, heeft zijn eersten en voortdurenden strijd in den christen zelf. Dank zij de gemeenschap des geloofs, is die strijd in de kerk een gemeenschappelijke, en de strijd der kerk, zoowel naar binnen als naar buiten. De dwaasheid Gods zet zich tegen de wijsheid der wereld. De diaconia Christi leidt tot de militia Christi.

Belijden werkt niet slechts verbindend, maar ook separeerend. Tegenover het belijden staat een niet belijden. De belijdenis van den Christus staat aan alle kanten bloot aan den invloed van den geest dezer eeuw. Zij heeft dien invloed, te bestrijden en af te weren. Daarom stelt zij ook een grens.

Dit wordt openbaar bij de beantwoording van de vraag : Wat dunkt u van den Christus. Er is dus toch wel een vraag.

Klaar en duidelijk stelt de apostel Johannes de tegenstelling : Alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vleesch is gekomen, die is uit God. Alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vleesch gekomen is, die is uit God niet. (1 Joh. 4 : 2 v.)

Wij kunnen de geestelijke draagwijdte van dit criterium niet overzien. Naar veler oordeel zou dit misschien zelfs al te ruim zijn gesteld. Maar het staat geschreven. En in ieder geval wordt hier een grens getrokken tusschen kerk en wereld, scherp getraceerd en op den man af. Reeds het niet belijden is criterium. Hier helpen geen uitvluchten wegens den aanstoot aan formalisme, dogmatisme e.d. . Alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vleesch is gekomen, die is niet uit God. Het Woord zelf maakt scheiding tusschen belijden en niet belijden en dat op een zeer bepaald en concreet stuk des geloofs. Daarbij nemen wij een mede-belijden krachtens opvoeding en onderwijs in den koop mede, op gevaar, af, dat men zulks formalisme noemt. Maar wij weten, dat niemand kan zeggen Christus de Heere te zijn dan door den Heiligen Geest.

Zoo komt de grens in het al of niet belijden in het gezicht, hoewel zij geestelijk en onzichtbaar is. Zij teekent zich althans in het belijden en niet belijden af. En dat gaat verder. Het geloof in Christus is centraal. Het gaat over het gansche leven. Het vraagt rekenschap van zijn inhoud, dat is van alles wat in den Christus Gods geopenbaard en gegeven is, gelijk dit ons in de Heilige Schrift wordt voorgesteld en onder de leiding des Heiligen Geestes wordt verstaan: Daarin raakt het aan het gansche leven, gelijk het geloof zijn eisch stelt op het gansche leven. Uit dien hoofde komen in den loop van de historie tal van vragen op, waarover de kerk zich heeft te bezinnen en waarin zij beslissing moet nemen. De belijdenis van den Christus der Schriften ontmoet in den strijd der geesten velerlei conflicten en tegenstellingen, die zulk een beslissing eischen. Zulke beslissingen noemt men dogmata. Dit zijn a.h.w. grenssteenen, die de grens op zekere punten markeeren. Feitelijk zijn het monumenten in den geestelijken strijd. Als zoodanig zijn zij van historische beteekenis.

Toch hebben zij meer dan historische beteekenis. Het zijn immers monumenten in den geestelijken strijd. Die strijd is continu. Hij gaat voort. Want God verandert niet, en Christus verandert niet en het werk des Geestes verandert niet, maar de mensch en de geest der wereld veranderen ook niet. De strijd kan niet alleen ieder oogenblik weer actueel worden, maar is altijd actueel. Zoo was de Reformatie één groote strijd voor de belijdenis van den Christus der Schriften.

Wij willen daarmede niet zeggen, dat de Middeleeuwsche kerk niet belijdt, dat Jezus is de Christus. Die belijdenis was echter vermengd met de erfenis van het Grieksche heidendom. Den reformatoren was het gegeven het goud der goddelijke waarheid in zuivere gestalte aan het licht te brengen. Zij wisten zich daarbij geleid door Woord en Geest.

En aangezien de Grieksche geest niet is uitgestorven, maar tot in onze dagen opnieuw de overhand heeft genomen in het algemeen bewustzijn van de moderne wereld, is en blijft de reformatorische confessie tot op heden actueel. Alleen hij, die te zeer is besmet met het moderne humanisme, kan dit betwijfelen. Maar de belijdende kerk leeft uit de actualiteit van de tegenstelling. Het aandeel van het humanisme in de moderne beschaving heft deze tegenstelling niet op. Het geloof heeft ook daarop zijn eigen visie, maar het geloof staat aan den kant van den Christus en niet aan den kant van het humanisme, dat van den menseh uitgaat en den mensch op het oog heeft.

Zal de kerk kerk zijn, dan zal het in de eerste plaats noodig zijn, dat zij haar eigen begrenzing in acht neemt overeenkomstig de belijdenis van den Christus der Schriften. Zooals wij hebben aangetoond, wordt die begrenzing door de Heilige Schrift zelf klaar en duidelijk aangewezen op een wijze, die geen misverstand toelaat. Alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vleesch gekomen is, die is uit God, en alle geest, die dat niet belijdt, die is uit God niet.

Binnen het kader van deze afgrenzing der geesten is er geen enkele grond, waarom de kerk van heden de vrucht van haar geestelijken strijd der eeuwen zou verwerpen. Deze vrucht is in de kerkelijke confessie neergelegd als een blijvend getuigenis van de critische geloofsmomenten, waarin zij zich voortdurend beweegt.

Wie de kerk waarlijk oecumenisch ziet, ziet haar in haar oecumenische gemeenschap en worsteling door de eeuwen heen. Hij ziet haar in de volle historische ontplooiing van haar geloofsstrijd naar binnen en naar buiten. In dat licht kan ook de beteekenis van het gereformeerd belijden slechts verhoogd en in zijn geestelijke kracht worden onderscheiden. In dat licht kan ook recht gedaan worden aan den eisch van de eenheid en eenigheid des geloofs. Zal de kerk een reformatorische kerk zijn en blijven, dan zal zij van uit de gereformeerde belijdenis de vraagstukken van heden hebben te verstaan en op een waarlijk reformatorische wijze onder het oog hebben te nemen.

Derhalve zal zij haar uitgangspunt hebben te nemen in de reformatorisch belijdende kerk, d.i. in haar eigen belijden, zooals zij daarvan in de confessie getuigenis geeft. Zij moet beginnen als een gereformeerd belijdende kerk binnen de begrenzing van de oecumenische kerk, door den apostel Johannes in de belijdenis van den in het vleesch gekomen Christus bepaald.

En als wij dan opmerken, dat er nog zulk een gereformeerd belijdende kerk is, dan zien wij niet eenzijdig op de aanhangers der gereformeerde confessie, alsof zij nu tezamen de kerk in de kerk zijn, maar wij wijzen ook het oordeel van de hand, dat hierin slechts een formalistisch overblijfsel wil zien.

Veeleer denken wij aan het profetische Woord aangaande het overblijfsel, hetwelk in de kerk schuilen mag en waarop de belofte rust. En wij kunnen niet aannemen, dat degenen, die door een waarachtig geloof in den Christus der Schriften geleid worden, de reformatorische confessie willen prijs geven voor een gemodernizeerde leer, welke niet in hetzelfde geloof wortelt.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 11 december 1945

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Belijdenis en belijdende Kerk

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 11 december 1945

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's