Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerk en de doodstraf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk en de doodstraf

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door de Generale Synode der Ned. Hervormde Kerk is een Commissie benoemd ter bestudeering van het vraagstuk van de doodstraf. Na ampele bespreking zal zij aan de Synode het rapport overhandigen en de Synode zal in de tweede week van December haar advies gereed hebben teneinde dit aan de Overheid voor te leggen.

Een vijftal artikelen liggen vóór ons : de heeren ds. Roscam Abbing van Utrecht, ds. K. Strijd van Hengelo (Ov.) en prof. mr. J. M. van Bemmelen, pleiten voor niet-toepassing, zij het dan ook op verschillende gronden, terwijl prof. dr. J. Severijn en ds. P. de Bruijn van Barger-Oosterveen, het pleit voeren vóór de toepassing. Beide laatsten op Bijbels-religieuse gronden.

Uit al deze beschouwingen kunnen wij slechts de hoofdzaken critisch weergeven.

De huidige rechtspraak berust op een Besluit buitengewoon Strafrecht van 4 Sept. 1944 te Londen opgesteld, of volgens prof. v. B. op een K. B. van 12 Dec. 1943, D. 61. Dit besluit is van terugwerkende kracht. Het heeft tevens een geweldige uitbreiding ondergaan, doordat een lange reeks van misdrijven, waarop voorheen slechts gevangenisstraf stond, nu ook onder deze bepaling vallen. Gelijk de afschaffing in 1870 vele pennen in beweging bracht, o.a. een protest van 52 Hervormde Kerkeraadsleden der gemeente Amsterdam, zoo worden ook thans weer allerlei beschouwingen vóór en tegen ten beste gegeven. Bovendien kan men aan rechtsgeleerde studiën uit die dagen en de Kamerdebatten zijn hart ophalen.

In het onderhavige geval willen de tegenstanders van dezen vorm van straf niet gekwalificeerd worden als slappelingen, doch integendeel als moreel-sterken, terwijl de voorstanders een kwalificatie van wreedaards beslist van de hand wijzen, daar zij zich beroepen op den eisch der gerechtigheid, gegrond in Gods Woord. Maar onder de tegenstanders van de doodstraf zijn er ook, die Bijbelsche gronden aanvoeren, gelijk er ook zijn die Bijbelsche gronden ondeugdelijk achten.

In 't algemeen hebben wij hier van doen met vier factoren, die een of andere straf rechtvaardigen : 1e. rechtsherstel of vergelding ; 2e. beveiliging der maatschappij; 3e. afschrikking en 4e. opvoeding. Terecht is opgemerkt, dat het er op aankomt de volgorde goed in het oog te houden, daar de weglating van punt 1 of de omkeering der volgorde een humanistisch standpunt verraadt, dat geen rekening houdt met Gods Woord, hetzij direct of indirect.

Nu is de doodstraf niet opnieuw ingevoerd voor gewone misdrijven. Principieel blijft zij afgeschaft, maar in het militaire strafrecht is zij van kracht. Door de uitbreiding is zij echter ook van toepassing op de gevangenen in de kampen, zoodat naar prof. v. B. zijn schatting 10.000 menschen met den dood kunnen worden gedreigd, daar zij aan Duitsche zijde wapenen gedragen hebben.

De vraag is nu : Is de doodstraf rechtvaardig en/of noodzakelijk ? Zoo ja, dan is zij uitsluitend gerechte vergelding. Voorts : Is het ook een Staatsbelang, en ten slotte : Waar moet de grens getrokken worden ? — In 1864 schreef men : Zij is alleen gewettigd in het noodrecht. De tegenstanders van heden ('45) achten de vredestoestand afdoende, om niet meer op de noodtoestand terug te grijpen. Doodstraf als vergelding willen zij niet, en doodstraf als veiligheidsmaatregel achten zij thans overbodig. De misdadigers kunnen ook op andere wijze onschadelijk gemaakt worden. De oorlogssituatie is voorbij, en ieder stemt toe, aldus ds. R. A. dat dit middel nu totaal overbodig is. — Bovendien achten de de tegenstanders levenslange gevangenisstraf veel afschrikwekkender en zien in de doodstraf geen opvoedkundige maatregel. Prof. v. B. gaat zóó ver, dat executie bij vele andere misdadigers omgekeerde uitwerking hebben als genoemd onder punt 3 (afschrikking). Hij wenscht echter in uiterste noodzaak de doodstraf gehandhaafd te zien, en dat wel in zeer biizondere gevallen, als n.l. de veiligheid van den Staat zulks eischt. Overigens acht hij deze straf een uiting van zwakheid. Gewezen wordt op de onherstelbaarheid, en daarom is zelfbeperking eisch. Er is inflatie van geld en ook inflatie van straf. — Wij veroorloven ons de opmerking, dat een dergelijk betoog is gezien vanuit het standpunt der Nazimethoden. Geen rechtsstaat zal op allerlei misdrijf de doodstraf zetten. — Daarom vindt prof. v. B. de doodstraf een volksbedervende straf en een uiting van zwakheid. Straf is wel opvoedend voor jeugdige misdadigers, doch nimmer voor een groep.

Wanneer nu de Kerk haar woord heeft te spreken, heeft zij allereerst te vragen naar Gods Woord. Zij heeft vóór alles daarin haar uitgangspunt te kiezen. Vergeleken bij de Lamechs eeuw van het vuistrecht (Gen. 4 vs. 23 v.), is er in later dagen reeds een geweldige vooruitgang te bespeuren, daar toch de vergelding wordt gelegd in handen der rechters. De H. Schrift stelt t.o. humanistische barmhartigheden allereerst de goddelijke gerechtigheid. — Waarom men echter Gen. 9 vs. 6 (doodstraf) wel wil handhaven, doch aan vs. 4 voorbijgaat, is den tegenstanders onduidelijk. Ook de handhaving van het recht van gratie zou een inbreuk zijn op de goddelijke verordening. Voorts moet men dan ook de doodstraf eischen wegens toovenarij, sabbathschending, Godslastering, echtbreuk, enz. (Deut. 22 vs. 22, Lev. 24 vs. 11—16). Omgekeerd eischt onze tijd doodstraf daar, waar het O.T. geen voorbeelden geeft. Bovendien is de moordenaar Kaïn door God beschermd. Gaat men te rade met Rom. 13 vs. 4, dan geven de Roomschen toe, dat de Overheid wel het recht heeft, doch niet bepaald de plicht. Zoo kan b.v. slavernij verdedigd worden met het N.T., doch, zoo betoogt ds. K. Strijd, de Geest leidt in alle waarheid, waardoor slavernij, moderne oorlogvoering en doodstraf worden afgekeurd, als strijdig met het Evangelie van Christus. — Het geval Achan (Joz. 7) acht R. A. onhoudbaar, Karmel echter wel geoorloofd, doch sinds Golgotha niet meer, terwijl ook Rom. 13 vs. 4 geen dienst meer kan doen. Het eischen en toepassen van de doodstraf in onzen tijd zou berusten op een wraakgierig volksverlangen.

Met ds. P. de B. achten wij echter Gen. 9 vs. 6 geenszins ingetrokken. Men leze naast dit eerste ook het laatste bijbelboek, hfdst. 13 vs. 10. De Schrift maakt onderscheid tusschen opzet en ongeluk. (Ex. 21) en acht één getuigenis te weinig (Num. 35). De Overheid is en blijft Gods dienaresse, geen louter volksproduct. Rechtspraak is ook geen persoonlijke aangelegenheid (Rom. 12 vs. 19) en het zesde gebod is een gebod Gods. Rechters en predikanten hooren te spreken in den Naam van God. 't Is dan ook frappant, hoe gevangenen de straf zien. Er zijn velen, die haar beschouwen als rechtvaardige vergelding. Dit rechtsherstel ga voorop, en wijlen prof. Aalders zegt in zijn Ethiek, dat doodstraf niet op ethische gronden bestreden kan worden. Dat de doodstraf geen opvoedkundige waarde zou hebben, is geen algemeen gevoelen. Achan wordt vermaand belijdenis voor den Heere te doen (Joz. 7 VS. 19) en het argument, dat men door de doodstraf den zondaar de gelegenheid beneemt zich te bekeeren, is niet steekhoudend, afgezien nog van de vraag of men de bekeering niet geheel en al in 's menschen hand gaat leggen, waarbij ook nog te bedenken is, dat men ieder oogenblik sterfelijk is. Voorts zijn volgens John Wesleij ook de ziekbed-bekeeringen in zijn dagen slechts voor 3% echt gebleken, zoodat langdurige gevangenschap, hierbij vergeleken, geen doorslaand gunstig bewijs levert voor opheffing van de doodstraf.

De bizondere oorlogsituatie in oogenschouw nemende, denken wij aan de woorden van Johannes : Er is een zonde tot den dood. Is het heele Duitsche bedrijf geen zonde tegen den H. Geest geweest ? Velen zijn zeer opzettelijk tegen God en gebod moedwillig ingegaan. Laat dit dan direct geen zaak van den rechter zijn, de feiten zijn te ernstig, dan om met humanistische barmhartigheid alle gerechtisheid met voeten te treden. Immers is het geredeneer vanuit de misdaad averechts verkeerd, daar in het algemeen het verbod Gods aan de misdaad vooraf gaat (Gen. 2 vs. 17) en niet omgekeerd. Deze z.g.n. „inflatie" is tengevolge van latere wisselwerking en stamt bovendien uit een helsch regiem, welker wijze van straf oefening ieder verfoeit. Maar dat heft de eisch der gerechtigheid niet op. Ook niet in vredestijden. Ook nu mag de barmhartigheid niet gebruikt worden als een deksel der boosheid. Wie heeft het recht en waar haalt men zulks vandaan, om vele vermoorde menschenlevens minder waard te achten dan het ééne leven van een koelbloedigen moordenaar ? Het rust louter op gevoelsgronden. Wij houden staande, dat de Overheid het recht heeft de doodstraf toe te passen. Vrede of oorlog heft dit recht niet op. Toevallige noodzaak is menschelijk bepaald. Gelijk prof. S. zegt, , werkt men met ideeën, zonder hoogere werkelijkheid. Dat God, die vrijmachtig is, Kaïn heeft laten leven op belijdenis dat zijn zonde grooter was, dan dat zij vergeven wierd, ligt niet voor onze rekening. Ditzelfde recht van gratie is ook Israels koningen gegeven.

De kerk schame zich dan ook niet een kloek geluid te doen hooren, zij trachte den zin van Gods Woord te verstaan, en spreke zich uit, (ziende tevens op de schrikkelijke gevolgen van de verlating van Zijn gebod, en lettende op de ontzaglijk toegenomen criminaliteit) voor de doodstraf in gevallen, waarin dit eisch is van gerechtigheid. Dat is tevens de beveiliging der maatschappij, een afschrikking voor misdadigers en daarbij opvoeding. Zijn wij dan bloeddorstig ? Geenszins ! Ook de tegenstanders neem ik ernstig. Ik hoop, dat zij het mij ook doen.

P.S. Intusschen is verschenen het rapport der Commissie, waarvan de conclusie luidt, dat zij in zeer bizondere gevallen de doodstraf gerechtvaardigd acht, terwijl de toepassing tot het uiterste dient te worden beperkt.

(Ridderkerk)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1945

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

De Kerk en de doodstraf

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 1945

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's