Da Costa

(9)

Wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben, wanneer Hij zal te niet gedaan hebben alle heerschappij en alle macht en kracht; want Hij moet als Koning heerschen, totdat Hij al de vijanden onder Zijne voeten zal gelegd hebben. De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood. Want Hij heeft alle dingen Zijne voeten onderworpen. Doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zoo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, die Hem alle dingen onderworpen heeft. En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon zelf onderworpen worden dien, die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen. Wij vragen : hoe zijn deze woorden overigen te brengen met die der profetie van Daniël (7 : 14) en die der boodschap van den engel aan Maria (Luk, 2 : 32, 33 : Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden, en God de Heer zal Hem den troon van Zijnen vader David geven, en Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn. Wij hebben straks gezien, dat Christus niet alleen door den Vader tot Hoofd is gesteld van Zijne gemeente, maar ook tot Hoofd boven alle overheid en macht en heerschappij en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende ; dat de Vader Hem alle dingen onderworpen heeft, door na Zijne opstanding uit den dood in Zijne hemelvaart tot Hem te zeggen: Zit aan Mijne rechterhand, totdat Ik Uwe vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten. Efeze 1 : 20—23 ; Psalm 110 : 1. Hieruit blijkt, dat het Konninkrijk, in onzen tekst door Paulus bedoeld, de heerschappij van Christus is bepaald over de vijanden Gods, en dat wanneer deze zullen te niet gedaan zijn, dit Koningschap voor Christus ophoudt en ophouden moet, terwijl Zijn Koningschap als het Hoofd der gemeente niet ophoudt, en niet ophouden kan, dewijl Christus Zijne menschelijke natuur niet weder aflegt, maar in eeuwigheid behoudt, en daarmede Zijne onafscheidelijke betrekking tot Zijn lichaam, de gemeente. Om duidelijk te zijn, moeten wij de wereldregeering van Christus onderscheiden van Zijne gemeenteregeering. De eerste was Hem door den Vader tijdelijk gegeven, de laatste was Hem door den Vader als een persoonlijk erfgoed gegeven. Mij is alle macht gegeven in hemel en op aarde, zeide de Heer bij Zijne hemelvaart. Ook zeide Hij, Joh. 5 : 22 : Ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft al het oordeel den Zoon gegeven. Daartoe plaatste de Vader den Zoon op Zijnen troon, aan Zijne rechterhand, als Zijn medebestuurder, om door Hem al de vijanden Gods aan Hem, den Zoon, te onderwerpen, opdat in den naam van Jezus zich zou huigen alle knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij tot heerlijkheid Gods des Vaders, Filipp. 2 : 9—11. Deze troon, deze regeering is onderscheiden van Zijn eigen troon. Zijne eigene regeering over de zijnen. Hem door den Vader gegeven, naar Zijn eigen Woord (Openb. 3 : 21) : Die overwint, Ik zal Hem geven te zitten met Mij in Mijnen troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en ben gezeten met Mijnen Vader in Zijnen troon.

(Wordt vervolgd).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen