Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Nog andere schapen......

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes 10 vs. 16. Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn ; deze moet Ik ook toebrengen ; en zij zullen Mijne stem hooren ; en het zal worden ééne kudde en één Herder.

„Ik ben de goede Herder". Zoo sprak de Heere tot Zijne discipelen, hen onderwijzende. Zij moesten weten, dat Hij het was, Die voor hen zorgde. Die hen bewaakte en beschermde. Want dat toch is de taak van den herder, om zorg te dragen voor de schapen der kudde. Hij moet hen brengen op plaatsen, waar voedsel is. Hij moet hen leiden naar de bronnen, waar zij kunnen drinken. En wanneer er gevaren dreigen, dan is het de herder, die waakt. Hij vlucht niet weg, gelijk een huurling dat pleegt te doen. Dan zou hij geen goede herder zijn ! Hij bindt den strijd aan, ook al kost het z'n leven. Hij valt aan, ook al is de roover sterk en al zijn de wolven vele.

Jezus sprak : „Ik ben de goede Herder, en Ik stel mijn leven voor de schapen". Dat wil dus zeggen : „Gij, discipelen, verstaat het goed, Ik ben het, op Wien het aankomt, Ik doe het werk, Ik zorg, Ik waak. Ik strijd, Ik geef Mijn leven voor u !"

Zijn jongeren hebben het toen nog niet verstaan, zooals zij het later verstonden, toen de Heiland was ten hemel gevaren en de Heilige Geest was uitgestort, Die hen ook deze woorden indachtig maakte. Toen verstonden zij door het geloof iets van de beteekenis van het Kruis!

Er is sinds dien tijd veel, héél veel, veranderd op deze aarde. De goede Herder is er echter nog ! Hij is aan de rechtenhand des Vaders in den hemel. Hij gaf inderdaad Zijn leven voor de schapen. Den wil des Vaders heeft Hij volbracht. De Herder werd als een schaap ter slaahting geleid. Als een verlatene hing Hij op Golgotha. Voor zondaren ! Voor verlorenen ! Hij gaf Zichzelf tot in den dood, opdat zij het leven zouden hebben. En na Zijn opstanding uit het graf ten derden dage, was Hij het. Die de dwalenden weer opzocht, als de Levende Christus, als de goede Herder, Die het verlorene zoekt.

Dat is het Evangelie der genade, dat de Kerk verkondigen moet. Dat is de bron van troost voor armen, ellendigen, blinden, kreupelen, dooven. Dat is de sterkte voor Gods kinderen van alle tijden : Hij, de goede Herder, heeft het werk gedaan, Hij heeft de straf gedragen, die ons den vrede aanbracht, en Hij is het ook nu nog. Die door Zijn Godheid, majesteit, genade en Geest nimmermeer van ons wijken zal. Wee de Kerk, die zou verzuimen en vergeten dat Evangelie te verkondigen ! Ongelukkig, wie meent zonder dit Evangelie in vrede te kunnen leven en sterven.

Nu is er echter een groot gevaar, namelijik dat we zouden zeggen : „Wij zijn de schapen der kudde", terwijl we de anderen, waarvan we denken dat ze er niet bij behooren, niets achten. Er is steeds het gevaar van geestelijke hoogmoed, van farizeïsme. Daarom moeten we ook letten op de woorden, welke de Heere Jezus er nog aan toevoegde. „Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn ; deze moet Ik ook toebrengen ; en zij zullen Mijne stem hooren".

Dt discipelen moeten niet denken, dat zij alléén tot de kudde van den goeden Herder behooren. Er zijn nog andere schapen. Het zal eenmaal een groote kudde zijn, het zal wezen een schare, die niemand tellen kan. Elke gedachte aan een klein kringetje, aan een groepje gelijkgezinden, wordt hier afgewezen. Straks zullen de schapen, zelf tot herders gemaakt, uitgaan om het Woord van den goeden Herder te verkondigen, ook ondede heidenen. Petrus, Johannes, en al de anderen, zullen overal prediken den Naam en het werk van den goeden Herder. Ja, Saulus van Tarsen, eerst één van de wolven, die de kudde belaagden, wordt door Gods genade, gemaakt eerst tot een schaap, dat de stem van den Herder hoort, daarna tot een herder, die in stad en dorp onvermoeibaar oproept om ; te luisteren naar de stem van Hem, Die zondaren roept. Als een gezondene des Heeren gaat hij uit, om te prediken Christus en Dien gekruist. Want, hoe zouden ze kunnen hooren, indien hun niet gepredikt wordt ? Ziehier de Zendingsroeping der Kerk, ook voor de Kerk van heden. Er zijn nog andere schapen. Waar zijn zij ? Hoevelen zijn er ? Wanneer zullen zij bij de kudde komen ? De Heere weet het; Hij regeert. Maar Hij gebruikt menschen in Zijn dienst.

In een wereld, die vol is van stoffelijike en geestelijke nood, in een wereld, die in de grootste verwarring en onzekerheid is, waar de wolven rondgaan in verschillende gestalten, in die wereld iheeft de Heere Zijn Kerk; die leeft van wat Hij geeft, die geleid wordt door Zijn Woord en Geest. In de verwarring van ons eigen volksleven is er ook onze Kerk, die zelf in vele opzichten in beroering en verwarring is.

Welke is de roeping der Kerk thans ? Welke is dus ónze roeping? In de eerste plaats te luisteren naar de stem van den goeden Herder, dat is : te luisteren naar Zijn Woord en te bidden om Zijn Geest. Aan de Kerk is het Woord Gods toebetrouwd. Zij toeware dat. Aan haar zijn gegeven de beloften des Evangelies. Zij verheuge zich daarin. De Kerk moet de schapen der kudde bewaren, troosten, vermanen en opwekken. Zij moet ze leiden in grazige weiden.

Maar nu, vooral in deze na-oorlogsche tijd, is er niet alleen de bewarende taak der Kerk, maar dringend is de opdracht, om ook uit te gaan in de wereld. Waar de wolven rondgaan in de wereld, daar is er de roeping van ambtsdragers en lidmaten, om uit te gaan en te strijden in de kracht van den goeden Herder. Want er zijn nog andere schapen . . . . . ..  

Vaak hoort men de beschuldiging en het verwijt, dat de menschen uit de Geref. Bonds-kringen de neiging hebben zich af te zonderen en apart te gaan staan. Dikwijls is er de aanklacht: „Gij beschouwt uzelf als het ware groepje, als de ware Kerk, als de echt Gereformeerden, en al het andere is voor u niets".

Zijn dergelijke beschuldigingen, helaas, in vele gevallen niet waar? Geven wij onszelf in den kerkdijken strijd niet vaak het brevet van getrouwheid ? Is er onder ons niet veel individualisme ? Is er niet het groote, groote gevaar van farizeïsme ?

Steeds moeten we elkander voor deze dingen waarschuwen. Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. Het komt aan op den goeden Herder, op Zijn werk, op Zijn Woord, op Zijn trouw ! Wij moeten niet gelooven in onze kracht, maar in de kracht van Zijn levend Woord. Hij heeft nog andere schapen !

Ik denk hierbij aan de brochure : „Ons kerkelijk standpunt", uitgegeven door het Hoofdbestuur van den Geref. Bond in 1924. Duidelijk klinkt daar de oproep, dat wij onze kerkelijke zonden moeten belijden. „Niet, de Modernen en Ethischen zijn zoo slecht, maar : wij en onze vaderen hebben gezondigd en hebben, wat kwaad is in Uwe oogen, gedaan". „Alleen in dien weg, dat er ook in onze Gereformeerde kringen schuldbesef en schuldbelijdenis, ook over het bewandelen van allerlei onkerkelijke wegen, geboren zal worden, gelooven we dat er ook schuldvergiffenis en alzoo ook een opriohten van onze Kerk uit haar diepen val zal mogelijk zijn".

In dezelfde brochure wordt duidelijk naar voren gebracht, dat de Ned. Hervormde Kerk krachtens haar belijdenis en krachtens haar historie nog steeds een belijdende Kerk. Een beschouwing, die de Ned. Hervormde Kerk als zoodanig prijsgeeft, om alléén dat deel van de Kerk te organiseeren, dat naar vrije wilskeuze bepaalt tot de Kerk der belijdenis te willen behooren, kan de onze niet zijn". Voor deze klare taal mogen we het Hoofdbestuur dankbaar zijn. Deze woorden moeten in en buiten den Bond bekend zijn. Alle kerkelijk individualisme wordt hier verworpen. De hoogmoedige gedachte, als zou het op ons aankomen, wordt hier afgewezen. Christus alléén is het Hoofd der Kerk. Hij is de goede Herder. Naar Zijn stem moet worden geluisterd. De zuiverheid der Kerk hangt niet af van de menschen. Waar Zijn Woord wordt verkondigd, waar het Evangelie wordt gepredikt, daar vergadert Hij Zijn Kerk.

Christus heeft nog andere schapen . . . . .

Zij zijn er ook nu nog. En als Kerk hebben wij uit te gaan door Woord en daad, opdat zij hooren de stem van den goeden Herder. Dat is de opdracht, welke de Heere na Zijn opstanding aan de discipelen gaf: „Gaat heen in de geheele wereld, predikt het Evangelie" Het is een wonder: de schapen werden tot herders gemaakt (denk aan Petrus) en toch bleven zij ook schapen der kudde.

Duidelijk komt deze Zendingsroeping ook uit in de nieuwe ,,werkorde". De Generale Synode heeft tot taak: te getuigen, met de Kerk in al haar geledingen, van het Evangelie van Jezus Christus tegenover overheid en volk en ook leiding en vorm te geven aan den arbeid, waartoe de Kerk wordt geroepen op alle terreinen des levens

Wij trekken ons daarbij niet terug in eigen veiligen kring. Christen te zijn beteekent altijd, ook heden: in het strijdgewoel te staan. Gereformeerd zijn wil zeggen (denk aan den Reformatietijd) vooraan te staan, óok als er gestreden moet worden, vooraan te staan in de kracht des Heeren met het Woord Gods, met het Evangelie der genade, opdat de wolven worden geslagen, opdat de schapen hooren de stem van den goeden Herder.

In de huidige situatie in het kerkelijk leven is dat niet gemalkkelijk. Er zijn veel vragen; er zijn veel tegenstrijdigheden. Maar terugtrekken beteekent verliezen in dezen tijd. Wij kunnen niet rustig Gods Woord en de belijdenis bewaken. Met dat Woord en met de levende belijdenis moeten wij er op uit. En dat Woord is de Waarheid ! En de Waarheid zal zegevieren !

De goede Herder maakt het u niet gemakkelijk. Hem te volgen geeft strijd. Innerlijke strijd. Oók strijd naar buiten.

Zalig, zoo gij Zijn stem hoort, zoo gij u gewonnen geeft, zoo gij luistert en altijd weer leert luisteren. Heere, spreek. Uw knecht boort! Dan denkt gij ook aan de andiere schapen. Gij sluit u niet op in eigen kring. Gij gaat er op uit, opdat anderen hooren en gelooven. Hier is de rust niet. Eenmaal zal het zijn één kudde en één Herder. Hem zij de eer !

(St. Annaland)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1947

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 1947

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's