Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Kinderen Gods

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 Johannes 3 vs. 2. Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods ; en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen ; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.

Niet zonder reden spreekt de apostel de geloovigen toe als „geliefden". Johannes is de apostel der liefde ; hij was de discipel, dien Jezus beminde ; en dat minnende karakter komt, geheiligd door Gods genade, ook in zijn brieven uit. Zelf vervuld van de liefde Gods, gevoelt hij die liefde mede verheerlijkt in degenen, die gemeenschap verkregen hebben met den Vader en met Zijn Zoon, Jezus Christus. Deswegens zijn zij „geliefden".

Geliefden des Vaders dus. God de Vader heeft de Zijnen in liefde gehad, toen zij nog geen aanschijn hadden in den tijd. Van eeuwigheid was deze liefde in Hem. Deze liefde werd niet opgewekt door iets, dat in den mensch is. Neen, zij heeft haar oorsprong in het willen Gods. „Ja, Vader, alzoo is geweest het welbehagen voor U". Die liefde des Vaders is eeuwig, onveranderlijk, nooit te minderen.

„Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid".

Welk een voorrecht voor Gods kinderen ! Die liefde blijft. Ziet, hoe groote liefde ons de Vader gegeven heeft, dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden.

Ze zijn : „Geliefden des Zoons". Uit liefde werd de Zone Gods Borg om hunne ongerechtigheden te dragen. Hij offerde Zich om der uitverkorenen wil aan het vloekhout des kruises. Hij heeft de Zijnen liefgehad tot het einde toe. Hoe moeten deze „geliefden" Zijne uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn : de oprechten hebben U lief !

Want ze zijn: Geliefden des Heiligen Geestes. Die Geest wint in door de alles vermogende liefde. Die Geest is het die levend maakt en ontdekt aan zonde en oordeel ; leidt en leert en troost hen en blijft bij hen en woont in hen.

O, hoe groot is deze liefde, die 't nooit moe wordt aan een volk, dat door de zonde zoo zeer tegenstaat en bedroeft, wel te doen. Zoo te leven, dat de Geest hen toebereidt tot de zaligheid, opdat de geliefden God eeuwig loven dag en nacht.

En die liefde heeft Johannes ervaren ; hij en alle „geliefden". Die geliefden zijn dan ook hem „geliefden". Hoe sterk is die band des Geestes, die de geliefden saambindt, hen allen klein en groot. Daardoor kon Ruth Moab loslaten, om 't niet met volk van God te houden ; en kiest een elke ziel : „Uw volk is mijn volk en Uw God mijn God" ; en zingt het harte :

Ik ben een vriend ; ik ben een metgezel Van allen, die Uw Naam ootmoedig vreezen.

Aan deze geliefden schrijft Johannes : ,,Nu zijn wij kinderen Gods". Onbevattelijk voorrecht, dat alle geluk der wereld overtreft ! Wat op aarde zal het kunnen halen bij het heil kinderen Gods te zijn ?

Rijkdom en eere en voorspoed, wat is het alles, tegenover het voorrecht, dat de apostel den geliefden toekent ? Kinderen en dus erfgenamen Gods. Dat zijn de gelovigen, dat zijn zij nu, zegt Johannes.

Eertijds waren ze dat niet.

Zoo waren ze niet geboren.

Geboren waren ze als kinderen des toorns.

Wedergeboren waren ze tot kinderen Gods.

't Was door het genade-wonder door hun geboorte uit God, dat ze door Goddelijke natuur deelachtig werden. God verheerlijkte Zijn liefde in hen, en sindsdien waren ze kinderen Gods.

En krachtens die vernieuwing hebben ze in zich een zuivere liefde tot God en Zijne geboden en Zijn volk. Hoe dringt de liefde hen wereld en zonde te verlaten. Geen smaad der wereld kan hen dan ook weerhouden, geen vijandschap hen terugtrekken tot hun vroeger leven.

De Heere is hen te sterk geworden.

Evenwel zijn vele in Sion geborenen, als een pas geboren kindeke, dat wel leeft, doch zich het leven onbewust is. Veelal ontbreekt dezulken het licht over wat de Heere in hen deed; er is veel kommer in hun hart en bestrijding. Maar wanneer Gods werk wat meer doorbreken mag, moet de vijand wijken. Kinderen Gods zijn ze door liet geloof. „Zoovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden ; namelijk, die in Zijn Naam gelooven".

Door 't geloof in Hem. Dat geloof doet ons Christus kennen ; en in Hem alle ruimte zien tot zaligheid; door dat geloof zal onze ziel naar Hem dorsten, als een hert schreeuwt naar de waterstroomen en tot Hem toevlucht nemen ; ja, dat geloof vereenigt onze ziel met Hem, opdat door de vereeniging Hij onze verzoening zij bij den Vader, en wij in Hem gerekend worden en tot kinderen aangenomen. Want kinderen Gods worden we door aanneming tot kinderen. „Deze Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn". God neemt Zijn volk op in Zijn gemeenschap. Hij verzoent niet alleen de schuld, doch stelt ook Zijn liefdelhart open, zoodat door de bediening des Heiligen Geestes dat volk roept: „Abba, Vader". Zalig voorrecht. Voor tijd en eeuwigheid liggen ze voor Gods rekening ; en onder Gods zorg. De Heere doet 't hen aan niets ontbreken, wat tot het leven en de Godzaligheid van noode is. De Heere is het deel mijner erve.

Gij onderhoudt mijn lot.

Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods.

Onuitsprekelijke voorrechten en groote rijkdommen worden hun deel.

Het geluk van dat volk vangt in dit leven aan. Maar 't eindigt met dit leven niet.

„'t Is niet geopenbaard wat we zijn zullen".

Neen een onbekenden hemel zullen Gods kinderen niet ingaan. De voorsmaken der zaligheid verkwikken hier reeds hun hart. Maar de volle ontsluiting wacht, tot de tijd zal zijn voorbijgegaan, en het geloof zal verwisseld worden in aanschouwen. Hij zal geopenbaard worden. Zijn openbaring zal eeuwige verlossing brengen en zaligheid aan de geliefden van wie Johannes zegt : zij zullen Hem gelijk zijn : verheerlijkt, volmaakt, in lichaam en ziel zonder zonde.

Ach, hier beneden, zoo weinig van die gelijkvormigheid, hier de strijd der zonde tot het einde. Doch dan zal 't volk alle zonde eeuwig te boven zijn, en met de zonde alle leed en druk. Ziel en lichaam zal Christus' lichaam en ziel gelijk zijn, in eeuwige heerlijkheid. Daar ook zullen zij Hem zien, gelijk Hij is. Uwe oogen zullen den Koning zien in Zijn schooniheid.

Door het geloof mochten wij hier op Christus zien, en dat zien des geloofs deed ons uitroepen van verwondering. Maar volk van God, wat zal dan eens het zien van Christus zijn, gelijk Hij is : in vollen glans en heerlijkheid. O, eeuwig zal Hij eere ontvangen van de Zijnen, in het lied des Lams.

Heeriijke eeuwigheid. Hem zien en leven. Bij Hem zijn en Hem aanschouwen, eeuwig Zijn gemeenschap ervaren.

Maar blij vooruitzidht, dat mij streelt ; Ik zal ontwaakt. Uw lof ontvouwen ; U in gerechtigheid aanschouwen, verzadigd met Uw God'lljk beeld;

(Lage Vuursche)

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1947

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 januari 1947

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's